5-1492/4 | 5-1492/4 |
15 JANUARI 2013
De Senaat,
A. gelet op de verslagen en wereldwijde rankings inzake persvrijheid van Reporters zonder grenzen waarin, op een schaal van vijf niveaus om de situatie van de persvrijheid in de wereld te evalueren, Montenegro en de landen van Voormalig Joegoslavië in rang drie staan (aanzienlijke problemen) en Turkije in rang vier (moeilijke situatie);
B. gelet op artikel 19 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens dat bepaalt dat « een ieder recht heeft op vrijheid van mening en meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid om zonder inmenging een mening te koesteren en om door alle middelen en ongeacht grenzen inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te geven »;
C. gelet op artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens dat bepaalt dat « een ieder recht heeft op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag (...) ».
D. gelet op de rechtspraak van het Europees Hof van de rechten van de mens dat zich in heel wat zaken heeft uitgesproken betreffende verschillende door de Turkse autoriteiten genomen maatregelen tegen journalisten, hoofdredacteurs en uitgevers, waarbij het benadrukt « qu'il incombe à la presse de communiquer des informations et des idées sur des questions politiques, y compris sur celles qui divisent l'opinion » en bepaalt dat « les ingérences dans le droit à la liberté d'expression disproportionnées au but poursuivi et constitutives d'une violation de l'article dix de la Convention »;
E. gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie dat in artikel 11 bepaalt dat de vrijheid en het pluralisme van de media moeten worden geëerbiedigd;
F. gelet op het lopende toetredingsproces met Montenegro, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (VJRM), Bosnië-Herzegovina, Servië en Turkije;
G. gelet op het feit dat deze vijf Staten lid zijn van de Raad van Europa, partij bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en bijgevolg onderworpen zijn aan het toezicht van het Europees Hof voor de rechten van de mens van Straatsburg;
H. gelet op de criteria van Kopenhagen die de voorwaarden opleggen om toe te treden tot de Europese Unie;
I. gelet op de hoofdstukken die aan de mensenrechten en de bescherming van minderheden worden gewijd in de monitoringverslagen over de toetreding van Montenegro, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (VJRM), Servië en Turkije;
J. gelet op de oproepen van het Hoog Commissariaat voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties en de vertegenwoordigster van de OVSE voor persvrijheid bij de Turkse overheid om de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid te garanderen;
K. gelet op de campagne van de Europese Federatie van journalisten die sinds meer dan een jaar de Turkse journalisten wil steunen die in de gevangenis opgesloten zijn enkel en alleen omdat ze hun beroep uitoefenen;
L. klaagt de ontoelaatbare situatie aan waarbij talrijke journalisten het slachtoffer zijn van geweld, bedreigingen en opsluiting in de gevangenis, enkel en alleen omdat ze hun beroep uitoefenen;
M. herinnert eraan dat de persvrijheid een basisvoorwaarde is voor de democratie, één van de grondvoorwaarden voor de vooruitgang van de samenleving en de ontwikkeling van elk individu,
N. wijst erop dat de Europese Commissie nog in 2011 problemen inzake persvrijheid en vrije meningsuiting in de kandidaat-lidstaten van de Europese Unie heeft aangeklaagd en dat het noodzakelijk is aandacht te blijven hebben voor de risico's op ontsporingen en de regeringen van die landen aan te moedigen die problemen op te lossen;.
O. wijst erop dat de Europese Commissie in oktober 2012 erkend heeft dat vooruitgang werd geboekt op het gebied van persvrijheid en vrije meningsuiting in de landen die kandidaat zijn voor lidmaatschap van de Europese Unie, behalve in Turkije, waar de toestand lijkt te verslechteren (mededeling van de Europese Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, getiteld « Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 20122013 » (COM (2012) 600) van 10 oktober 2012);
P. gelet op de voortgangsverslagen over de toetreding tot de Europese Unie(COM(2012) 600 en de Conclusies van de 3210 de Raad van de EU) van Montenegro, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Bosnië-Herzegovina, Servië en Turkije waarin, in de hoofdstukken met betrekking tot eerbiediging van de mensenrechten en de bescherming van de rechten van de mens, en vooral inzake de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid, aandacht wordt besteed aan de weg die nog moet worden afgelegd voor de toetreding tot de EU en aan de geboekte vooruitgang;
Q. wijst op de aanvang van een belangrijk proces op 4 februari 2013 binnen de muren van de gevangenis van Silivri, waardoor met spoed een uitspraak moet komen betreffende de problemen inzake persvrijheid, wat de hoogdringendheid van deze resolutie verantwoordt,
Vraagt de regering :
1. het onrechtmatig arresteren en opsluiten van journalisten, redacteur en uitgevers in de kandidaat-lidstaten van de Europese Unie (Turkije, Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (VJRM), Montenegro, Bosnië-Herzegovina en Servië) uitdrukkelijk te veroordelen;
2. snel alle nodige stappen te ondernemen bij de betrokken regeringen opdat zij zo vlug mogelijk alle journalisten vrijlaten die in de gevangenis zitten omdat zij hun beroep hebben uitgeoefend;
3. de Turkse overheid, alsook die van de andere kandidaat-lidstaten van de Europese Unie, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (VRJM), Montenegro, Bosnië-Herzegovina en Servië aan te sporen de persvrijheid en vrije meningsuiting te waarborgen;
4. de Europese ministers van Buitenlandse Zaken, de hoge vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en de overige leden van de Europese Unie, de OVSE, de Raad van Europa en de VN mee te delen dat :
— de persvrijheid moet worden verdedigd met name als toetredingsvoorwaarde tot de Europese Unie;
— er pressie moet worden uitgeoefend op de Turkse autoriteiten en eveneens op de andere landen, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (VJRM), Montenegro, Bosnië-Herzegovina en Servië, opdat ze zich schikken naar artikel 10 van het Europees Verdrag van de rechten van de mens en de verbintenissen van de OVSE inzake persvrijheid;
— er pressie moet worden uitgeoefend op de Turkse autoriteiten opdat de opgesloten journalisten zo spoedig mogelijk worden vrijgelaten.