5-1614/1

5-1614/1

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

10 MEI 2012


Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Russische Federatie over het internationale wegvervoer, ondertekend te Moskou op 2 maart 2007


INHOUD

  • Memorie van toelichting
  • Wetsontwerp
  • Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Russische Federatie over het internationale wegvervoer
  • Voorontwerp van wet
  • Advies van de Raad van State

  • MEMORIE VAN TOELICHTING


    Na het uiteenvallen van de Unie van Socialistische Sovjet Republieken (USRR) hebben bepaalde republieken van de vroegere Unie hun onafhankelijkheid teruggekregen of verkregen. Rusland dat vroeger de kern vormde van de Unie heeft de wil geuit om een nieuw akkoord over het wegvervoer af te sluiten met België. Gelet op de wederzijdse behoefte toegang te hebben tot het nationale grondgebied van elke Partij voor het internationaal wegvervoer van reizigers en goederen heeft België aanvaard onderhandelingen aan te vatten met het oog op het afsluiten van zo'n akkoord. In afwachting van een nieuw akkoord blijft het oude akkoord met de USSR van 29 oktober 1973 van toepassing. Het nu voorliggende nieuwe akkoord werd onderhandeld tijdens een Gemengde Commissie Wegvervoer die plaatsvond in Moskou op 13 en 14 oktober 2005. De tekst ervan werd gefinaliseerd en geparafeerd tijdens onderhandelingen tussen de Belgische Ambassade in Moskou en het Russische ministerie van Transport gedurende de maand januari 2007.

    De ondertekening van het akkoord vond uiteindelijk plaats op 2 maart 2007.

    Het akkoord legt aan beide partijen gemeenschappelijke regels op voor alle vervoer over de weg zowel van goederen als personen tussen de twee betrokken landen, in transit over hun grondgebied en naar/vanuit derde landen, weliswaar binnen het raam van de verplichtingen voortspruitend uit de andere internationale akkoorden die België of Rusland eventueel zouden hebben afgesloten.

    Artikel 3 van het akkoord legt de principes vast van het vergunningenregime voor het wegvervoer tussen beide landen. Naargelang de aard van het vervoer kan dit variëren van een stelsel van vrijstelling tot een stelsel van gecontingenteerde vergunningen.

    De artikelen 4 en 7 leggen een aantal principes vast respectievelijk betreffende het respect van de van toepassing zijnde beperkingen inzake gewicht en afmetingen van de voertuigen het regime van wederzijdse vrijstelling van bepaalde belastingen en taksen.

    Artikel 15 van het akkoord richt een Gemengde Commissie op met het oog op de vaststelling van de praktische uitvoeringsmodaliteiten van de door het akkoord bedoelde vervoerrelaties. Zo zal de Gemengde Commissie de jaarlijkse contingenten voor het goederenvervoer over de weg vastleggen.

    Het hoofdstuk « Vervoer van reizigers » van het akkoord regelt het vergunningenregime dat van toepassing is op de verschillende vormen van personenvervoer :

    — geregelde diensten (artikel 8) zijn onderworpen aan een regime van vergunningen, aan te vragen bij de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen;

    — ongeregelde diensten (artikel 9) zijn onderworpen aan vergunning, waarvoor de Overeenkomstsluitende Partijen jaarlijks een overeengekomen aantal formulieren uitwisselen;

    — artikel 10 bepaalt ten slotte een aantal vormen van ongeregeld vervoer die niet onderworpen zijn aan vergunning.

    Het hoofdstuk « Vervoer van goederen » van het akkoord regelt het vergunningenregime dat van toepassing is op het internationaal goederenvervoer over de weg :

    — Artikelen 11 en 13 leggen de modaliteiten van het vergunningenregime vast;

    — Artikel 12 legt de lijst van de van vergunning vrijgestelde transporten vast;

    — Artikel 4 legt een aantal modaliteiten vast inzake de bijzondere vergunningen die noodzakelijk zijn voor voertuigen die goederen vervoeren en daarbij de maximum grenzen inzake gewicht en/of afmetingen overschrijden enerzijds en van voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren anderzijds.

    Artikel 17 bepaalt ten slotte dat het akkoord in werking treedt dertig dagen na de datum van de laatste kennisgeving dat alle nodige grondwettelijke verplichtingen vervuld zijn.

    Op 2 maart 2009 heeft de Raad van State zijn advies gegeven met betrekking tot het voorontwerp van instemmingswet (advies nr. 45.940/4).

    Hierna volgen de antwoorden op de door de Raad van State geformuleerde opmerkingen :

    — de staatssecretaris voor Begroting heeft zijn akkoord gegeven op 16 september 2009;

    — het verdrag werd gemengd (federaal/gewesten) verklaard door de Werkgroep Gemengde Verdragen van 19 september 2011. Het verdrag zal dus ook door de parlementen van de gewesten goedgekeurd moeten worden;

    — het verdrag werd getekend door de heer Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken, en de heer Igor Levitine, Russisch minister van Transport.

    De vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken,

    Didier REYNDERS.

    De vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken,

    Joëlle MILQUET.

    De staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken,

    Melchior WATHELET.


    WETSONTWERP


    ALBERT II,

    Koning der Belgen,

    Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,

    Onze Groet.

    Op de voordracht van Onze vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken, van Onze vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken en van Onze staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken,

    Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

    Onze vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken, Onze vice-eerstem inister en minister van Binnenlandse Zaken en Onze staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken, zijn ermee belast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :

    Artikel 1

    Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

    Art. 2

    Het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Russische Federatie over het internationale wegvervoer, ondertekend te Moskou op 2 maart 2007, zal volkomen gevolg hebben.

    Gegeven te Brussel, 29 april 2012.

    ALBERT

    Van Koningswege :

    De vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken,

    Didier REYNDERS.

    De vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken,

    Joëlle MILQUET.

    De staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken,

    Melchior WATHELET.


    AKKOORD

    tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Russische Federatie over het internationale wegvervoer.

    DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË, en DE REGERING VAN DE RUSSISCHE FEDERATIE, hierna aangeduid als de Overeenkomstsluitende Partijen,

    VERLANGENDE de ontwikkeling van de handels- en economische relaties tussen hun beide landen te bevorderen;

    REKENING HOUDEND met de noodzaak tot de bescherming van het leefmilieu alsook het garanderen van de verkeersveiligheid;

    MET HET OOG OP de ontwikkeling van de samenwerking in het domein van het internationaal wegvervoer en de wens om het wegverkeer te vergemakkelijken;

    ZIJN OVEREENGEKOMEN wat volgt :

    Algemene bepalingen

    Artikel 1

    1. De bepalingen van dit akkoord zijn van toepassing op het internationaal vervoer van goederen en van personen tussen de Staten van de Overeenkomstsluitende Partijen, in transit door hun grondgebieden en naar of van derde landen, uitgevoerd door vervoerders die officieel geregistreerd zijn en door middel van wegvoertuigen die ingeschreven zijn op het grondgebied van het Koninkrijk België of de Russische Federatie.

    2. Dit akkoord doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen van de Overeenkomstsluitende Partijen die resulteren uit de andere internationale akkoorden die afgesloten zijn door het Koninkrijk België of de Russische Federatie.

    3. De kwesties die noch door dit akkoord zijn geregeld noch door in voege zijnde internationale akkoorden waaraan het Koninkrijk België en de Russische Federatie deelnemen, ressorteren onder de wetgeving van de Overeenkomstsluitende Partijen.

    Artikel 2

    De definities die in dit akkoord worden aangewend, betekenen het volgende :

    1)  de « bevoegde overheden » :

    Voor de Belgische Partij — De federale overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer van het Koninkrijk België.

    Voor de Russische Partij — Het ministerie van Transport van de Russische Federatie; en voor punt 3 van artikel 5, eveneens het ministerie van Binnenlandse Zaken van de Russische Federatie;

    In het geval van verandering van bevoegde overheden, zullen de nieuwe benamingen via diplomatieke weg tussen de Overeenkomstsluitende Partijen worden uitgewisseld.

    2) de term « vervoerder » duidt elke fysische of rechtspersoon aan die officieel geregistreerd is in het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen en door haar wettelijk toegelaten is om internationaal reizigers- en goederentransport uit te voeren.

    3) de term « voertuig » duidt elk motorvoertuig aan waarover de vervoerder beschikt krachtens een eigendomsrecht of elke andere rechtsgrond :

    — in het geval van reizigersvervoer betreft het een autobus (autocar), dat een voertuig aanduidt dat ontworpen en bestemd is voor reizigersvervoer en dat meer dan negen zitplaatsen aanbiedt, de plaats van de bestuurder inbegrepen, en eventueel met een aanhangwagen die bestemd is voor het vervoer van bagage;

    — in het geval van goederenvervoer betreft het een vrachtwagen, een vrachtwagen met aanhangwagen, een trekker of een trekker met oplegger;

    4) de term « geregeld vervoer » duidt een dienst aan die het vervoer van passagiers inhoudt en wordt verricht door middel van een autobus (autocar), waarvan het traject, de uurrooster, de tarieven en de haltes (waarbij de reizigers worden opgenomen of afgezet) door de bevoegde overheden van de Overeenkomstsluitende Partijen is goedgekeurd;

    5) de term « ongeregeld vervoer » duidt een dienst aan die het vervoer van passagiers inhoudt en wordt verricht met een autobus (autocar) en die het vervoer verzekert dat niet beantwoordt aan de definitie van « geregeld vervoer »;

    6) de term « vergunning » duidt een document aan dat aan het voertuig van de vervoerder van een Overeenkomstsluitende Partij toegang verleent tot het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij;

    7) de term « speciale vergunning » duidt een bijkomende vergunning aan, geldig voor een eenmalige doortocht op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij, van een voertuig buiten gewicht of afmetingen, of dat gevaarlijke goederen vervoert, en dat toebehoort aan een vervoerder van de andere Overeenkomstsluitende Partij, evenals een vergunning die geldig is voor de eenmalige doortocht van een voertuig van een vervoerder van een Overeenkomstsluitende Partij door het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij teneinde het grondgebied van een derde land te vervoegen of ervan terug te komen en het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij te doorkruisen;

    8) de term « sanitaire controle » duidt de sanitaire controle, de veterinaire en fytosanitaire controle aan.

    Artikel 3

    1. Het is de vervoerder die gevestigd is op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij niet toegelaten vervoer van goederen of van reizigers te verrichten tussen twee punten die gesitueerd zijn op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

    2. De voertuigen die toebehoren aan vervoerders van de Overeenkomstsluitende Partijen en die internationaal vervoer verrichten, moeten voorzien zijn van nummerplaten en distinctieve kentekens van hun respectieve landen.

    3. De aanhangwagens en opleggers mogen voorzien zijn van nummerplaten en distinctieve kentekens van andere landen op voorwaarde dat de vrachtwagens, de trekkers en de autobussen (autocars) voorzien zijn van de nummerplaten en distinctieve kentekens van de Staten van de Overeenkomstsluitende Partijen.

    Artikel 4

    1. In het geval dat de massa en/of de afmetingen van een voertuig (beladen of onbeladen) dat toebehoort aan een vervoerder van een Overeenkomstsluitende Partij de maxima overschrijden die toegelaten zijn op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij waar het vervoer wordt verricht, dient de vervoerder voorafgaandelijk een speciale vergunning te bekomen van de bevoegde overheid van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

    2. Het vervoer van gevaarlijke goederen op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen wordt verricht mits het naleven van het Europese akkoord betreffende het wegvervoer van gevaarlijke goederen ondertekend op 30 september 1957 en van de wetgeving van de Overeenkomstsluitende Partijen die dergelijke transporten regelt.

    In het geval dat bedoeld akkoord of de wetgeving van de Overeenkomstsluitende Partijen voor het vervoer van gevaarlijke goederen een speciale vergunning voorschrijven, dient de vervoerder van de betrokken Partij deze te bekomen van de bevoegde overheid van de andere Overeenkomstsluitende Partij vooraleer dergelijk vervoer te verrichten.

    3. In het geval dat de speciale vergunning, zoals beschreven in de punten 1 en 2 van dit artikel vereist dat een welbepaald traject door het voertuig wordt gevolgd, dan is de vervoerder ertoe gehouden dit traject te volgen.

    Artikel 5

    1. De vervoerders van de Overeenkomstsluitende Partijen evenals de bemanningen van hun voertuigen zijn ertoe gehouden de wetgeving evenals het verkeersreglement dat in voege is in de Staat waar het vervoer wordt verricht, te eerbiedigen.

    2. De bestuurder van het voertuig dient aan boord van het voertuig te beschikken over zijn nationale of internationale rijbewijs, de nationale inschrijvingsdocumenten en de in regel zijnde documenten van het voertuig in kwestie die voldoen aan de vereisten van de Conventie betreffende het Wegverkeer van 8 november 1968.

    3. De vergunning en de andere documenten die door dit akkoord zijn vereist, dienen zich aan boord van de voertuigen te bevinden en vertoond te worden op elke vraag van de overheden die bevoegd zijn voor de controle op het wegvervoer.

    Artikel 6

    1. Wanneer een vervoerder van één Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een inbreuk begaat op de bepalingen van dit akkoord, zal de bevoegde overheid van deze laatste het bestaan van deze inbreuk meedelen aan de andere Overeenkomstsluitende Partij zodat de Staat van registratie van de vervoerder, desgevallend, een van de volgende maatregelen zou kunnen nemen :

    1) een schriftelijke berisping richten aan de vervoerder die bepaalt dat bij herhaling van de inbreuk de eerder afgegeven vergunning tijdelijk of definitief zal worden afgenomen;

    2) hem tijdelijk of definitief de eerder afgegeven vergunning afnemen;

    3) hem geen vergunningen meer afleveren om vervoer te verrichten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

    2. De bevoegde overheid van de andere Overeenkomstsluitende Partij zal worden geïnformeerd van de maatregelen die ten aanzien van de vervoerder die in overtreding was, werden genomen.

    3. De bepalingen van dit artikel sluiten niet uit dat maatregelen, voorzien door de wetgeving van de Overeenkomstsluitende Partij op wiens grondgebied de inbreuk werd gepleegd, worden toegepast ten aanzien van de vervoerder en de bemanning van het voertuig van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

    Artikel 7

    1. De vervoerders van de Overeenkomstsluitende Partijen, die reizigers- en goederenvervoer verrichten onder dekking van dit akkoord worden wederzijds vrijgesteld van alle belastingen, bijdragen en lasten geheven op de inverkeerstelling of het bezit van voertuigen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

    2. De vrijstelling uit punt 1 van het huidige artikel wordt niet uitgebreid tot het wegennet dat aan tolheffing of infrastructuurgebruiksrechten is onderworpen, noch tot betalende bruggen of tunnels, zolang dat dergelijke maatregelen niet op een discriminatoire wijze worden toegepast en betrekking hebben op de vervoerders van beide Overeenkomstsluitende Partijen, voor zover er alternatieve niet-betalende wegen bestaan.

    De bevoegde overheden van de Overeenkomstsluitende Partijen, lichten elkaar wederzijds in over het wegennet dat aan tolheffing of infrastructuurgebruiksrechten is onderworpen.

    3. De vervoerders van één van de Overeenkomstsluitende Partijen, die reizigers- en goederenvervoer verrichten onder dekking van dit akkoord, worden vrijgesteld van alle belastingen, douanerechten of lasten op de volgende goederen, ingevoerd naar het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij :

    1) de brandstof in de oorspronkelijke door de constructeurs van het voertuigmodel voorziene tanks die technisch en volgens constructie verbonden zijn met de voeding van de motor, evenals de brandstof die zich bevindt in de tanks die door de constructeurs geplaatst werden op de aanhangwagens en opleggers en bestemd voor de werking van installaties voor verwarming of koeling van bedoeld voertuig;

    2) de voor de exploitatie van de voertuigen tijdens het transport noodzakelijke kwantiteiten aan smeermiddelen;

    3) de wisselstukken en het gereedschap bestemd voor de herstelling van een voertuig gebruikt voor internationaal vervoer, beschadigd tijdens de reis.

    4. De niet-gebruikte wisselstukken en het gereedschap moeten meegenomen worden naar het land van oorsprong. De wisselstukken die vervangen werden moeten eveneens meegenomen worden, ofwel onder douaneregime voor vernietiging geplaatst worden of eender welk ander regime bepaald door de douanereglementering van de Overeenkomstsluitende Partij op wiens grondgebied het douaneregime betreffende deze wisselstukken is gewijzigd.

    Vervoer voor reizigers

    Artikel 8

    1. Het geregeld reizigersvervoer wordt georganiseerd met de goedkeuring van beide bevoegde overheden van de Overeenkomstsluitende Partijen.

    2. Het geregeld reizigersvervoer van op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij met als bestemming het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij of in transit door dit laatste, wordt verricht op basis van een voorafgaandelijk afgeleverde vergunning door de bevoegde overheden van het betrokken land voor het traject dat door zijn grondgebied loopt. De maximumduur van deze vergunning is vijf jaar.

    3. De voorstellen voor het organiseren van geregeld reizigersvervoer worden uitgewisseld door de bevoegde overheden van de Overeenkomstsluitende Partijen en moeten volgende informatie omvatten :

    1) naam van de vervoerder (firma);

    2) reisweg;

    3) uurregeling en tarieven;

    4) duur en frequentie;

    5) halteplaatsen waar de vervoerder reizigers opneemt of afzet en grensovergangen;

    6) partnerschapsovereenkomst wanneer meerdere vervoerders samen het vervoer aanbieden.

    Artikel 9

    1. Er is een vergunning vereist voor het verrichten van ongeregeld bilateraal vervoer, met uitsluiting van het vervoer vermeld in artikel 10 van dit akkoord. Deze vergunning wordt afgeleverd door de bevoegde overheden van de Overeenkomstsluitende Partijen. Elke vergunning verleent het recht om één heen- en terugrit uit te voeren, voor zover het tegendeel niet wordt vermeld in deze vergunning.

    2. Jaarlijks wisselen de bevoegde overheden van de Overeenkomstsluitende Partijen gratis een overeengekomen aantal voorgedrukte vergunningsformulieren uit voor ongeregeld vervoer. Deze formulieren moeten voorzien zijn van de handtekening van de verantwoordelijke en de stempel van de bevoegde overheid die ze heeft afgeleverd. De in de loop van het jaar afgeleverde vergunningen zijn geldig tot en met 31 januari van het volgende jaar.

    Artikel 10

    1. De vergunning voor ongeregeld vervoer zoals bedoeld in artikel 9 van dit akkoord is niet vereist in de volgende gevallen :

    1) dezelfde groep wordt vervoerd in hetzelfde voertuig gedurende de gehele duur van de reis, en op voorwaarde dat :

    — hetzij het traject begint en eindigt op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij waar het voertuig is ingeschreven;

    — hetzij het traject begint op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij waar het voertuig is ingeschreven en eindigt op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, op voorwaarde dat het voertuig het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij ledig verlaat;

    — hetzij het voertuig ledig binnenkomt op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij om een groep reizigers terug te halen die er door hem werd gebracht.

    2) in geval van ongeregeld transitvervoer;

    3) ter vervanging van een defect voertuig door een ander.

    2. Tijdens het reizigersvervoer beschreven in lid 1 en 2 van punt 1 van dit artikel, moet de bestuurder van het voertuig een lijst van de reizigers aan boord hebben, opgesteld in de vorm zoals overeengekomen door de bevoegde overheden van de Overeenkomstsluitende Partijen.

    Vervoer van goederen

    Artikel 11

    1. Het bilaterale goederenvervoer of het goederenvervoer in transit, met uitzondering van de transporten die vallen onder de bepalingen van artikel 12 van dit akkoord, wordt uitgevoerd op basis van een vergunning afgeleverd door de bevoegde overheden van de Overeenkomstsluitende Partijen. Elke vergunning is geldig voor één reis heen en terug, voor zover in de vergunning niet anders is bepaald.

    2. Jaarlijks wisselen de bevoegde overheden van de Overeenkomstsluitende Partijen gratis een overeengekomen aantal voorgedrukte vergunningsformulieren uit voor het bilaterale goederenvervoer of het goederenvervoer in transit op hun grondgebied. Deze formulieren dienen voorzien te zijn van de handtekening van de verantwoordelijke en de stempel van de bevoegde overheid die ze aflevert. De tijdens het jaar afgeleverde vergunningen zijn geldig tot en met 31 januari van het daaropvolgende jaar.

    Artikel 12

    1. De in artikel 11 van dit akkoord vermelde vergunning is niet vereist voor de hiernavolgende transporten :

    1) het vervoer van voertuigen waarvan de maximaal toegelaten massa (MTM), met inbegrip van dat van de aanhangwagen, niet meer dan 6 ton bedraagt of waarvan het toegestane laadvermogen, met inbegrip van dat van de aanhangwagen niet meer dan 3,5 ton bedraagt;

    2) het vervoer van goederen van en naar de luchthavens ingeval van omlegging van de luchtdiensten;

    3) het vervoer van te depanneren voertuigen;

    4) het vervoer van medische uitrusting en geneesmiddelen nodig voor noodhulp in het geval van natuurrampen en humanitaire hulp;

    5) het vervoer van kunstvoorwerpen en kunstwerken, alsook uitrusting en materieel, bestemd voor tentoonstellingen en beurzen;

    6) het vervoer van uitrusting, rekwisieten en dieren van of naar theatervoorstellingen, muziekuitvoeringen, filmvoorstellingen, sportmanifestaties, circusvoorstellingen, kermissen of beurzen evenals ten behoeve van radio-, film- of televisieopnamen;

    7) het begrafenisvervoer;

    8) het postvervoer;

    9) het vervoer van roerende goederen in het kader van een verhuizing.

    2. De in artikel 11 van dit akkoord bedoelde vergunning is niet vereist voor de verplaatsing van een reparatievoertuig, bestemd voor het depanneren of het wegslepen van een beschadigd voertuig.

    3. Leden 5 en 6 van punt 1 van dit artikel zijn slechts van toepassing in geval dat de goederen terugkeren naar het land van inschrijving van het voertuig of vervoerd worden naar een derde land.

    Slotbepalingen

    Artikel 13

    1. De vervoerder van een Overeenkomstsluitende Partij mag vervoer verrichten van op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij naar het grondgebied van een derde land, alsook van op het grondgebied van een derde land naar het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij op voorwaarde dat hij vooraf een speciale vergunning heeft ontvangen van de bevoegde overheid van de andere Overeenkomstsluitende Partij, die hem het recht verleent een heen- en terugrit te verrichten, voor zover het tegengestelde niet is vermeld op deze vergunning.

    2. Jaarlijks wisselen de bevoegde overheden van de Overeenkomstsluitende Partijen gratis een overeengekomen aantal formulieren van speciale vergunningen uit voor het vervoer van of naar derde landen. De formulieren dienen voorzien te zijn van de handtekening van de verantwoordelijke persoon en van de stempel van de bevoegde overheid die de speciale vergunning aflevert. De tijdens het jaar afgeleverde vergunningen zijn geldig tot en met 31 januari van het daaropvolgende jaar.

    Artikel 14

    1. De kwesties betreffende de grenscontrole, de douanecontrole, de wegcontrole of de sanitaire controle worden geregeld door de bepalingen van de internationale akkoorden die het Koninkrijk België en de Russische Federatie ondertekend hebben. De kwesties die niet geregeld worden door deze akkoorden worden geregeld door de respectievelijke wetgevingen van de Overeenkomstsluitende Partijen.

    2. De grenscontrole, de douanecontrole, de wegcontrole en de sanitaire controle tijdens een dringend medisch transport van personen, het geregeld vervoer van passagiers, het vervoer van levende dieren alsook van bederfbare waren, worden prioritair uitgevoerd.

    Artikel 15

    1. De Overeenkomstsluitende Partijen regelen alle problemen die kunnen voortvloeien uit de interpretatie en de toepassing van dit akkoord via onderhandelingen en raadplegingen. Met dat doel richten de Overeenkomstsluitende Partijen een Gemengde Commissie op. Vertegenwoordigers van de organisaties voor wegvervoer van de Overeenkomstsluitende Partijen kunnen uitgenodigd worden om deel te nemen aan de werkzaamheden van deze Commissie.

    2. De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen regelen de procedure van jaarlijkse uitwisseling van vergunningsformulieren, voorzien in de artikelen 9, 11 en 13 van dit akkoord alsook de gebruikswijze van deze formulieren.

    Artikel 16

    De Overeenkomstsluitende Partijen kunnen in onderling akkoord wijzigingen aanbrengen aan dit akkoord. Deze wijzigingen zullen in werking treden volgens de in artikel 17 van dit akkoord beschreven procedure.

    Artikel 17

    1. Dit akkoord treedt in werking dertig dagen na de datum van ontvangst via diplomatieke weg van de laatste schriftelijke kennisgeving met betrekking tot de uitvoering door de twee Overeenkomstsluitende Partijen van alle door de binnenlandse wetgeving voorgeschreven procedures voor zijn inwerkingtreding.

    2. Dit akkoord wordt gesloten voor een onbepaalde duur en blijft geldig gedurende 6 maanden na de datum van de schriftelijke kennisgeving door één van de Overeenkomstsluitende Partijen aan de andere van haar intentie het akkoord op te zeggen.

    3. Op de datum van de inwerkingtreding van dit akkoord in de relaties tussen het Koninkrijk België en de Russische Federatie, zal het akkoord tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de USSR betreffende het internationale automobielverkeer, afgesloten in Brussel op 29 november 1973, ophouden te bestaan.

    Gedaan in twee exemplaren te Moskou op 2 maart 2007, in de Nederlandse, de Franse en de Russische taal, alle teksten zijnde gelijkelijk authentiek.


    VOORONTWERP VAN WET VOOR ADVIES VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE


    Voorontwerp van wet houdende instemming met het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Russische Federatie over het internationale wegvervoer, ondertekend te Moskou op 2 maart 2007.

    Artikel 1

    Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

    Art. 2

    Het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Russische Federatie over het internationale wegvervoer, ondertekend te Moskou op 2 maart 2007, zal volkomen gevolg hebben.


    ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE Nr. 45.940/4 VAN 2 MAART 2009


    De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 3 februari 2009 door de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een voorontwerp van wet « houdende instemming met het akkoord tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Russische Federatie over het internationale wegvervoer, ondertekend te Moskou op 2 maart 2007 », heeft het volgende advies gegeven :

    Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1º, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

    Wat deze drie punten betreft, geeft het voorontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

    1. De akkoordbevinding door de staatssecretaris voor Begroting, die bij het dossier is gevoegd, is ondertekend « i.o. » [in opdracht], waarschijnlijk door een lid van zijn kabinet.

    Jacques SALMON heeft in dit verband het volgende geschreven :

    « Le Conseil d'État a souligné (...) que les membres des cabinets ministériels (...) sont les collaborateurs personnels du ministre : ils n'ont pas la qualité d'autorité administrative et ne peuvent se substituer à l'administration. C'est au ministre lui-même qu'il appartient de prendre la décision et le Conseil d'État n'admet pas qu'il puisse déléguer certains de ses pouvoirs à un membre de son cabinet » (1) .

    Gelet op de aard van de beslissing die de staatssecretaris voor Begroting op het stuk van administratieve en begrotingscontrole moet nemen, mag die beslissing alleen worden genomen door degene die deze functie bekleedt (2) of door een andere ministeriële overheid die hem volgens de gebruiken vervangt (3) .

    Daaruit volgt dat de akkoordbevinding van de staatssecretaris voor Begroting thans niet voorhanden is.

    Er dient op te worden toegezien dat dit voorafgaande vormvereiste perfect wordt vervuld.

    2. Overeenkomstig artikel 6, § 4, 3º, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen moeten de gewestregeringen vooraf worden betrokken bij het uitwerken van het voorontwerp (4) .

    Uit de dossierstukken kan echter niet worden opgemaakt of die procedure tot een goed einde is gebracht. De steller van het ontwerp moet daar dus op toezien.

    3. Het internationale verdrag waarmee men instemming beoogt te betuigen is luidens het opschrift ervan een « akkoord tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Russische Federatie over het internationale wegvervoer ».

    Hoewel het een verplichting is het opschrift van het internationale verdrag letterlijk over te nemen in het opschrift en in artikel 2 van het voorontwerp van wet, wordt de gelegenheid opnieuw te baat genomen om te onderstrepen dat verdragen weliswaar gesloten worden door de bevoegde regeringen, maar dat deze dit doen namens de rechtspersonen waarvan ze de uitvoerende macht vormen of waarvoor ze optreden. In het onderhavige geval zijn de verdragsluitende partijen derhalve het Koninkrijk België en de Russische Federatie (5) .

    4. De ondertekenaars van het Verdrag dienen bekend te worden gemaakt, op zijn minst de Belgische overheid.

    De kamer was samengesteld uit

    De heer Ph. HANSE, kamervoorzitter,

    De heren P. LIÉNARDY en J. JAUMOTTE, staatsraden,

    Mevrouw C. GIGOT, griffier.

    Het verslag werd uitgebracht door de heer Y. CHAUFFOUREAUX, auditeur.

    De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. LIÉNARDY.

    De griffier, De voorzitter,
    C. GIGOT. Ph. HANSE.

    (1) Jacques Salmon, Le Conseil d'État Deel I, Brussel, Bruylant, 1994, blz. 402.

    (2) Arresten nummers 104 573 van 12 maart 2002, 117 483 van 25 maart 2003 en 131 610 van 19 mei 2004 (zie evenwel arrest 169 399 van 27 maart 2007).

    (3) Hetzelfde geldt voor de ondertekening van de adviesaanvraag die aan de afdeling Wetgeving van de Raad van State wordt gericht, zie Beginselen van de wetgevingstechniek — Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, 2008, tab « Wetgevingstechniek », aanbeveling nr. 248, http://www.raadvst-consetat.be, (2 maart 2009).

    (4) Zie inzonderheid advies 24.106/9 van 29 november 1995 over een voorontwerp dat ontstaan heeft gegeven aan de wet van 15 maart 2002 houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden tot regeling van het scheepvaartverkeer en van de recreatie op de gemeenschappelijke Maas, ondertekend te Brussel op 6 januari 1993 (Gedr. St., Senaat, 2000-2001, nr. 886/1), advies 25.576/9 van 2 oktober 1996 over een voorontwerp dat ontstaan heeft gegeven aan de wet van 25 maart 1999 houdende instemming met de Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Democratische Volksrepubliek Algerije betreffende het internationale wegvervoer en het transitvervoer van personen en goederen, en Protocol, ondertekend te Brussel op 29 maart 1994 (Gedr. St., Senaat, 1998-1999, nr. 1179/1), advies 39.745/4 van 13 februari 2006 over een voorontwerp van wet houdende instemming met het akkoord tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko betreffende het internationaal vervoer over de weg van personen en goederen, en met het Protocol opgemaakt krachtens artikel 22 van dit akkoord, ondertekend te Rabat op 14 juli 1997, advies 40.422/4 van 29 mei 2006 over een voorontwerp van wet houdende instemming met het akkoord tussen het Koninkrijk België en de Republiek Tunesië betreffende het vervoer over de weg van personen en goederen en de transit, ondertekend te Tunis op 7 oktober 2004, advies 41.588/4 van 21 november 2006 over een voorontwerp van wet houdende instemming met het akkoord tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van Oekraïne over het wegvervoer, ondertekend te Kiev op 28 juli 1997, advies 41.727/4 van 20 december 2006 over een voorontwerp van wet houdende instemming met het akkoord over het wegvervoer tussen de Belgische regering en de Macedonische regering, ondertekend te Skopje op 10 september 1998 en advies 42.971/4 van 23 mei 2007 over een voorontwerp van wet houdende instemming met het akkoord over het wegvervoer tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van Georgië, ondertekend te Brussel op 19 maart 2002.

    (5) Zie advies 44.157/4 van 19 maart 2008 over een voorontwerp dat ontstaan heeft gegeven aan de wet van 18 september 2008 houdende instemming met de Overeenkomst tussen de regeringen van de Benelux-Staten (het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden) en de Macedoonse regering betreffende de overname van onregelmatig verblijvende personen (Overnameovereenkomst) en het Uitvoeringsprotocol, gedaan te Voorburg op 30 mei 2006 (Gedr. St., Senaat, 2007-2008, nr. 780/1, blz. 27-28), advies 44.915/2/V van 12 augustus 2008 over een voorontwerp van wet « houdende instemming met de Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Speciale administratieve Regio van Hongkong van de Volksrepubliek China betreffende de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Brussel op 8 november 2006 » en de adviezen die daarin worden vermeld (Gedr. St., Senaat, 2007-2008, nr. 941/1, blz. 17-18) en advies 45.892/4 van 23 februari 2009 over een voorontwerp van wet « houdende instemming met de Overeenkomst afgesloten tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van Canada betreffende de erkenning van rijbewijzen, ondertekend te Brussel op 14 december 2001 ».