5-1063/3

5-1063/3

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

29 JUNI 2011


Voorstel van resolutie tot de erkenning van Zuid-Soedan door België


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN EN VOOR DE LANDSVERDEDIGING UITGEBRACHT DOOR

DE HEER ANCIAUX


I. INLEIDING

De commissie heeft dit voorstel van resolutie besproken tijdens haar vergaderingen van 28 en 29 juni 2011.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE HEER VANLOUWE, HOOFDINDIENER VAN DIT VOORSTEL VAN RESOLUTIE

Dit voorstel van resolutie vraagt de regering om de republiek van Zuid-Soedan te erkennen zodra deze de onafhankelijkheid uitroept op 9 juli 2011.

Om de beweegredenen van het onafhankelijksstreven van Zuid-Soedan te verduidelijken, schetst de heer Vanlouwe eerst een historisch overzicht.

In 1899 wordt het sultanaat Darfoer bij Soedan gevoegd. Om het land bijeen te houden, wordt het geleid samen met een Egyptische gouverneur-generaal. In werkelijkheid wordt het land echter als een Britse kolonie vanuit Londen geregeerd. Van 1924 tot de onafhankelijkheid in 1956, erkenden de Britten de verschillen tussen het islamitische noorden en het christelijke animistische zuiden door een verschillend beleid te voeren in beide regio's.

De heer Vanlouwe wijst verder op de band tussen Soedan en Egypte. In Egypte werd in 1952 de monarchie afgeschaft tijdens de toenmalige Egyptische Revolutie, en wilden de nieuwe machthebbers een sterke band met Soedan behouden en de macht van Groot Brittannië verzwakken. Door officieel afstand te doen van zijn soevereiniteit over Soedan wilde Egypte in feite de Britten tot hetzelfde aanzetten. Evenwel, het is pas op 1 januari 1956 dat Groot-Brittannië, in overeenkomst met Egypte, Soedan de onafhankelijk zal verlenen.

Tijdens de tweede helft van de 20ste eeuw wordt het land gekenmerkt door een reeks burgeroorlogen die gepaard gingen met zeer veel geweld en bloedvergieten. De eerste burgeroorlog tussen Noord- en Zuid-Soedan dateert reeds van 1955, net voor de onafhankelijkheid. De zuidelijken vreesden dat de nieuwe Soedanese natie gedomineerd zou worden door de noordelijken, die met Egypte historisch betere banden en eenzelfde religie en etnische samenstelling delen. De oorlog duurt tot 1972 wanneer in Addis Abeba het eerste vredesverdrag wordt ondertekend dat ervoor zorgde dat het zuiden een autonome regio werd binnen het nog steeds ééngemaakte Soedan.

Rond 1982 worden oliebronnen ontdekt in het centraal en zuidelijk gelegen gebied. Naar aanleiding van deze ontdekking — die uiteraard rijkdom met zich meebracht — wordt het gezag opnieuw meer gecentraliseerd vanuit Karthoum. Op dat ogenblik komt er reactie vanuit de Sudan's People Liberation Movement (SPLM), een vrijheidsbeweging uit het zuiden onder leiding van de charismatische leider John Garang, en barst de burgeroorlog opnieuw los. Het regime in Khartoem kondigt de sharia af voor heel het land, wat aanleiding geeft tot religieuze spanningen tussen christenen en islamieten. De burgeroorlog treft het zuiden het hardst en de situatie verergert er nog door een enorme hongersnood die honderdduizenden slachtoffers maakt.

In 1989 voeren Omar al-Bashir en een groep militaire officieren een geweldloze staatsgreep uit. Het nieuwe regime voert ook de sharia in op nationaal niveau, wat opnieuw aanleiding geeft tot religieuze spanningen tussen het noorden en het zuiden. De burgeroorlog flakkert opnieuw op en stort het land in een neerwaartse spiraal van etnische en religieuze conflicten, verergerd door hongersnood. Het zuiden wordt opnieuw veroverd tot aan de grenzen met Kenia en Oeganda. De bevolking wordt geterroriseerd met gevechtshelikopters en bommenwerpers. Meer dan vier miljoen mensen slaan op de vlucht.

Na meer dan tweeëntwintig jaar burgeroorlog wordt in 2005 het Naivasha vredesverdrag ondertekend (Comprehensive Peace Agreement — CPA) door de Soedanese president al-Bashir en John Garang, de charismatische leider die Zuid-Soedan vertegenwoordigt. Hieraan gingen twee jaar intensieve onderhandelingen vooraf. Aan de zuidelijke regio wordt gedurende een overgangsperiode van zes jaar regionale autonomie toegekend, met de belofte een volksraadpleging over onafhankelijkheid te houden aan het einde van de overgangsperiode. Voor het eerst wordt er een co-vice president uit het zuiden geïnstalleerd en wordt een regeling getroffen over het verdelen van de olieopbrengsten.

Niet lang na dit vredesverdrag komt John Garang om in een helikoptercrash. Hij wordt opgevolgd door Salva Kiir.

Tijdens de overgangsperiode van 2005 tot 2011 probeert de VN-missie UNMIS (UN Mission to Sudan) de vrede te bewaren. Toch breekt een guerrillastrijd los in de zuidelijke en oostelijke regio's van Soedan, wat leidt tot 200 à 400 000 slachtoffers en meer dan 2,5 miljoen vluchtelingen. Buurland Tsjaad kan de vluchtelingen niet blijven opnemen en de diplomatieke betrekkingen met Soedan bevinden zich op een dieptepunt.

Een belangrijk element in het conflict zijn de oliebronnen in en rond de stad Abyei, op de grens tussen Noord en Zuid, in de Muglad vallei, een riftvallei met grote oliereserves. Tijdens de jaren 90 werden hier grote investeringen in olieraffinaderijen gedaan, zodat Abyei met 76 600 vaten per dag in 2003 verantwoordelijk was voor meer dan één vierde van de nationale olieoutput. Dat niveau is later echter wel gedaald (in 2009 tot 23 000 vaten).

Ingevolge het CPA vredesverdrag van 2005 worden de grenzen van de regio hertekend door de Abyei Grenscommissie (ABC). Deze onafhankelijke experts concludeerden in hun rapport dat de grens 87 km ten noorden van Abyei ligt, waardoor de stad in feite in het zuiden komt te liggen. Het regime in Khartoem verwerpt dit rapport vrijwel onmiddellijk.

Nadat eind 2007 opnieuw schermutselingen uitbarstten tussen lokale milities, werd beslist het Permanent Hof van Arbitrage in Den Haag te laten oordelen over het grensgeschil. Na hoorzittingen met de betrokken partijen besloot men dat de grenzen opgesteld door de ABC grenscommissie opnieuw hertekend moesten worden zodat de regio kleiner werd. Alle partijen konden zich in dit verdict terugvinden.

Het CPA vredesverdrag voorzag echter eveneens dat het voorstel over de grenzen van de regio aan de bevolking zou voorgelegd worden middels een referendum. In de stad Abyei werd dit referendum nog niet georganiseerd.

In het democratisch referendum van januari 2011 sprak 98 % van de stemgerechtigden zich uit voor onafhankelijkheid van Zuid-Soedan. Het regime in Khartoem leek deze uitslag eerst te aanvaarden, maar ondertussen hebben noordelijke regeringstroepen de regio van Abyei terug ingenomen waardoor de plaatselijke bevolking opnieuw op de vlucht is geslagen. De voorbije maanden vielen meer dan honderd doden. Op dit ogenblik zou de stad nog steeds in handen zijn van de regeringstroepen.

Tot slot onderstreept de heer Vanlouwe dat de religieuze en etnische dimensie van het conflict nog meer gecompliceerd door andere factoren. Zo hebben vijf rebellengroeperingen uit het zuiden zich verenigd om de regionale regering van de Zuid-Soedanese leider Salva Kiir te dwingen de rechten van de minderheden te respecteren.

België moet rekening houden met de uitslag van het democratisch verlopen referendum en het regime in Zuid-Soedan erkennen. Tegelijkertijd moeten ook de vredesinitiatieven worden ondersteund en het respect voor de rechten en vrijheden verzekerd, net zoals de rechten van de minderheden. Het is vooral belangrijk dat er zowel in Noord- als Zuid-Soedan een stabiel regime wordt geïnstalleerd dat door België, de Europese Unie en de internationale gemeenschap wordt erkend. Het democratiseringsproces moet in al zijn geledingen worden begeleid en opgevolgd.

III. BESPREKING VAN DE AMENDEMENTEN

Considerans

Punt A (nieuw)

Mevrouw Matz dient amendement nr. 11 in, teneinde in de considerans punt A te laten voorafgaan door een nieuw punt, dat verwijst naar het « Comprehensive Peace Agreement (CPA) », dat op 9 januari 2005 werd ondertekend.

Mevrouw Matz legt uit dat de onafhankelijkheid van Zuid-Soedan het resultaat is van een onderhandelingsproces tussen Noord- en Zuid-Soedan en dat het belangrijk is dat te onderstrepen.

Amendement nr. 11 wordt eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.

Punt Cbis (nieuw)

Mevrouw Matz dient amendement nr. 14 in, teneinde een nieuw punt Cbis in te voegen dat verwijst naar de resolutie van 9 juni 2011 van het Europees Parlement betreffende Soedan en Zuid-Soedan. Deze resolutie biedt een omvattende benadering van de kwestie.

Het amendement wordt eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.

Punt E

De heer Anciaux dient het amendement nr. 3 in dat ertoe strekt het punt E te schrappen. Dit punt verwijst naar de uitspraken en de belofte van de Soedanese president al Bashir over de rechten van de zuidelijke regio. De Soedanese president heeft inderdaad gezegd dat zijn regime de uitslag van het referendum zal respecteren, maar ondertussen klinkt hij anders. Zijn engagement zal toch niet worden nageleefd en wordt dus beter niet vermeld.

Het amendement nr. 3 wordt eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.

Punt G

Mevrouw Matz dient amendement nr. 12 in, dat ertoe strekt punt G te schrappen. Artikel 73 van het Handvest van de Verenigde Naties past immers in de context van de dekolonisering en geldt voor niet-autonome gebieden, wat niet het geval is voor Zuid-Soedan.

Amendement nr. 12 wordt eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.

Punt Ibis (nieuw)

De heer Anciaux dient het amendement nr. 4 in dat ertoe strekt een nieuw punt Ibis in te voegen om de aandacht te vestigen op de precaire veiligheidssituatie in Soedan en de verschillende openstaande kwesties die nog een onderhandelde oplossing vragen.

De heer Anciaux wijst op de gewelddadige incidenten in Abyei, Unity State en Zuid-Kordofan in de periode na het referendum. Bemiddeling door de Afrikaanse Unie, onder leiding van Thabo Mbeki (in concreto het « High Level Implementation Panel — AUHIP), boekte al enig succes. Zo kwamen Khartoem en Zuid-Soedan op 20 juni 2011 overeen de door beiden opgeëiste regio Abyei te demilitariseren. Maar de situatie blijft voorlopig precair in verschillende gebieden. Zo waarschuwde Ezekiel Lol Gatkuoth, het hoofd van de VN missie in Zuid-Soedan, op 20 juni 2011 de VN-Veiligheidsraad dat « the situation in Southern Kordofan risks degenerating into ethnic cleansing and possible genocide ».

Dit voorstel van resolutie mag niet voorbij gaan aan de verslechterde veiligheidssituatie waarin sommige Soedanese regio's zich bevinden. In zijn inleidende uiteenzetting heeft de auteur van het voorstel van resolutie wel gewezen op het feit dat in de voorbije maanden meer dan honderd doden vielen, maar dit volstaat niet. De berichtgeving van de VN, verschillende Europese verklaringen en rapportage van gereputeerde denktanks laten geen misverstand bestaan over de achteruitgaande situatie en de risico's. Het lijkt de heer Anciaux belangrijk om dit ook onder de aandacht te brengen.

Het amendement nr. 4 wordt eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.

Punt N (nieuw)

De heer Anciaux dient het amendement nr. 1 in dat ertoe strekt om in een nieuw punt N uitdrukkelijk op te nemen dat een regering in lopende zaken geen land kan erkennen, tenzij met de uitdrukkelijke toestemming van het parlement. Het voorstel van resolutie gaat inderdaad voorbij aan dat gegeven.

Volgens de heer Anciaux gaf ontslagnemend minister van Buitenlandse Zaken, de heer Vanackere, hierover al uitvoerig uitleg in antwoord op mondelinge en schriftelijke vragen omtrent het erkennen van Staten :

« Hoewel juridische en feitelijke elementen uiteraard een cruciale rol spelen, is de erkenning van een Staat ook een belangrijke politieke daad. Het is evident dat een dergelijke belangrijke politieke beslissing de bevoegdheid van een regering in lopende zaken overschrijdt ».

De heer Anciaux wil een tijdig georganiseerd parlementair debat over een erkenning van Zuid-Soedan door de huidige regering in lopende zaken, en vraagt tevens dat de regering in lopende zaken de uitdrukkelijke toestemming vraagt aan het parlement om een onafhankelijk Zuid-Soedan correct te kunnen erkennen. Deze procedure werd ook succesvol toegepast bij de beslissing over onze deelname aan de militaire operatie in Libië.

Volgens de heer Ceder is dit amendement eerder declaratoir van aard en hoort het dus thuis in de toelichting bij dit voorstel van resolutie.

Mevrouw de Bethune vindt het niet pertinent om in de considerans van dit voorstel van resolutie te verwijzen naar de bevoegdheid van een regering in lopende zaken.

Het amendement nr. 1 wordt verworpen met 9 stemmen tegen 2.

Punt O (nieuw)

De heer Anciaux dient het amendement nr. 2 in dat ertoe strekt in een nieuw punt O te verwijzen naar de precaire toestand waarin sommige Soedanese regio's zich bevinden en de verdere nood aan ondersteuning van een vreedzame oplossing. Immers, ondanks de vredesovereenkomst van 2005 en het geslaagde referendum laaien de conflicten nog steeds hoog op.

De heer Anciaux verwijst hierbij naar de verantwoording bij het amendement nr. 4 (zie supra).

Het amendement nr. 2 wordt eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.

Punt P (nieuw)

De heer Anciaux dient vervolgens het amendement nr. 5 in dat in de considerans een verwijzing naar de conclusies van de Raad van Europese ministers van Buitenlandse Zaken van 20 juni 2011, wil opnemen.

Mevrouw Matz dient amendement nr. 13 in, dat hetzelfde doel nastreeft, met name het invoegen van een verwijzing naar de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 juni 2011 over Soedan, die voorzien in de versterking en de ontwikkeling van de betrekkingen van de EU met de regering en de bevolking van Zuid-Soedan, inclusief het aanknopen van diplomatieke betrekkingen. Volgens mevrouw Matz moet rekening worden gehouden met de beslissingen die op Europees niveau zijn genomen, waaraan België heeft meegewerkt en waarmee het heeft ingestemd.

Het amendement nr. 13 wordt aangenomen met 9 stemmen bij 2 onthoudingen. Door het aannemen van dit amendement wordt het amendement nr. 5 zonder voorwerp.

Dispositief

Punt I

De heer Anciaux dient het amendement nr. 6 in dat ertoe strekt in punt I, twee nieuwen punten in te voegen die het bestaande punt I.1 voorafgaan en die luiden als volgt :

« 1. tijdig een parlementair debat te organiseren inzake de erkenning van Zuid-Soedan door de regering in lopende zaken;

2. de toestemming van het federale parlement te vragen om dit op een correcte manier te kunnen doen; ».

De heer Anciaux verwijst hierbij naar de verantwoording bij het amendement nr. 1. Gelet evenwel op de verwerping van dit amendement nr. 1, trekt de auteur het amendement nr. 6 terug in.

Punt I. 1

De heer Anciaux dient vervolgens het amendement nr. 7 in dat ertoe strekt het punt I.1 van het dispositief als volgt te vervangen : « van zodra mogelijk ook daadwerkelijk over te gaan tot de erkenning van Zuid-Soedan, in overleg met de Europese partners, los van eventuele verklaringen vanuit Soedan ».

Gezien de situatie van de regering in lopende zaken, is het niet zeker dat ons land Zuid-Soedan kan erkennen zodra deze de onafhankelijkheid uitroept op 9 juli 2011. Meer realistisch is de verwijzing naar « van zodra mogelijk ». Een erkenning « in overleg met de Europese partners » is fundamenteel. Dit wordt benadrukt door de ontslagnemende minister van Buitenlandse Zaken, de heer Vanackere, zelf. De auteur van het amendement verwijst ook naar de meest recente conclusies van de Raad van 20 juni 2011, waarin ook wordt verwezen naar het belang van « a comprehensive EU approach to Sudan and, from 9 July 2011, to South Sudan ». De erkenning van een Staat is een nationale aangelegenheid, maar gezien de Europese context lijkt ons een vermelding van het belang van Europees overleg noodzakelijk.

De heer Daems vindt het nuttig de erkenning te doen in overleg met de andere Europese partners, zodat er geen loutere unilaterale beslissingen worden genomen. Mevrouw de Bethune stemt hiermee in.

Mevrouw Matz dient amendement nr. 15 in, dat in punt I.1 van het dispositief de woorden « zodra deze de onafhankelijkheid uitroept » wil vervangen door de woorden « die de onafhankelijkheid zal uitroepen ».

Mevrouw Matz legt uit dat de erkenning van Zuid-Soedan geen polemiek veroorzaakt, maar dat de vraag is of een regering in lopende zaken een staat kan erkennen. Het amendement deelt de regering het standpunt mee van de Senaat, die voor de erkenning van Zuid-Soedan gewonnen is.

Het amendement nr. 7 wordt aangenomen met 9 stemmen bij 2 onthoudingen. Hierdoor wordt het amendement nr. 15 zonder voorwerp.

Punt I.4 (nieuw)

De heer Anciaux dient het amendement nr. 8 om een nieuw punt 4 toe te voegen, luidende : « op Europees en internationaal niveau blijvend aandacht te vragen voor de precaire veiligheidssituatie in het land ».

De heer Anciaux verwijst hierbij naar de verantwoording bij het amendement nr. 4.

Het amendement nr. 8 wordt eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.

Punt II

Mevrouw Matz dient amendement nr. 16 in, dat de zinsnede « vraagt de regering het nieuwe bewind van Soedan en Zuid-Soedan ertoe aan te zetten » wil vervangen door « vraagt de regering de regeringen van Soedan en Zuid-Soedan ertoe aan te zetten ».

Mevrouw Matz legt uit dat de huidige formulering « het nieuwe bewind van Soedan en Zuid-Soedan ertoe aan te zetten » de indruk geeft dat er een « nieuw bewind » is in Soedan, wat niet het geval zal zijn. Alleen de omvang van het land verandert.

Het amendement wordt aangenomen met 10 stemmen bij één onthouding.

Punt II.6

Mevrouw de Bethune dient amendement nr. 10 in om het punt II.6 van het dispositief te schrappen. Volgens mevrouw de Bethune is artikel 73 van het VN-Handvest van toepassing op de dekolonisatieperiode en kadert in hoofdstuk XI van het Handvest om landen met kolonies aan te sporen onafhankelijkheid te verlenen aan hun kolonies. In het geval van Zuid-Soedan kan men moeilijk spreken van een kolonie waardoor artikel 73 niet van toepassing is.

Mevrouw Matz dient amendement nr. 17 in, dat ook hetzelfde punt II.6 wil doen vervallen, omdat het hier niet gaat om een geval dat onder artikel 73 van het Handvest van de Verenigde Naties valt.

Het amendement nr. 10 wordt eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden. Hierdoor wordt het amendement nr. 17 zonder voorwerp.

Punt III.1

De heer Anciaux dient het amendement nr. 9 in om het punt III. 1 te schrappen. Volgens de heer Anciaux is het niet duidelijk wat juist bedoeld wordt met dit punt III.1. Hoe kan de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie de erkenning van Zuid-Soedan volgen ?

De heer Vanlouwe legt uit dat het in feite over « opvolgen » gaan en niet « volgen ».

Mevrouw Matz dient vervolgens het amendement nr. 18 in dat ook het punt III. 1 wil schrappen.

Elke lidstaat beslist over de erkenning van een staat (in dit geval Zuid-Soedan) en het is niet de Raad of de Commissie die dat doet.

Het amendement nr. 9 wordt eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden. Bijgevolg wordt het amendement nr. 18 zonder voorwerp.

Punt III.3bis (nieuw)

Mevrouw Matz dient amendement nr. 19 in, dat een nieuw punt 3bis wil invoegen, luidende :

« de Zuid-Soedanese regering te blijven steunen in haar streven om te voldoen aan de behoeften van haar bevolking zoals gedefinieerd in de besluiten van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 juni 2011; ».

De heer Anciaux vraagt zich af waarom in dit amendement gevraagd wordt om de Zuid-Soedanese regering te blijven ondersteunen. Wordt er vandaag dan al steun gegeven ?

Mevrouw de Bethune bevestigt dat de EU inderdaad reeds grote budgetten heeft vrijgemaakt voor Zuid-Soedan.

Het amendement nr. 19 wordt eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.

IV. EINDSTEMMING

Het geheel van het geamendeerde voorstel van resolutie wordt eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteur, De voorzitter,
Bert ANCIAUX. Karl VANLOUWE.

Tekst aangenomen door de commissie (zie stuk Senaat, nr. 5-1063/4 - 2010/2011).