5-479/1

5-479/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

19 NOVEMBER 2010


Wetsontwerp houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord van 2 april 2010 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest voor de coördinatie van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie


INHOUD

  • Memorie van toelichting
  • Wetsontwerp
  • Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest voor de coördinatie van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie
  • Annexe I
  • Annexe II
  • Bijlage III
  • Voorontwerp van wet
  • Advies van de Raad van State

  • MEMORIE VAN TOELICHTING


    Het samenwerkingsakkoord, waarvoor de wetgevende kamers hun instemming moeten verlenen, werd goedgekeurd door de Uitgebreide Interministeriële Conferentie Leefmilieu « INSPIRE » van 14 december 2009.

    Het heeft tot doel de acties te coördineren die de federale overheid en de gewesten moeten ondernemen om de volledige omzetting van de richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (INSPIRE) mogelijk te maken.

    Deze infrastructuur, waaraan de naam INSPIRE werd gegeven naar de Engelse afkorting voor Infrastructure for Spatial Information in Europe, is bestemd om de besluitvorming van de Europese Unie te vergemakkelijken, zowel op milieugebied als op andere communautaire gebieden die een invloed kunnen hebben op het milieu. Ze steunt op de infrastructuren voor ruimtelijke informatie opgericht en beheerd door de lidstaten overeenkomstig hetgeen de richtlijn en haar uitvoeringsbepalingen voorschrijven om de toegang tot en de uitwisseling van interoperabele geografische gegevens en diensten op dat vlak te verzekeren.

    De behoorlijke uitvoering van de richtlijn vereist een nauwe samenwerking tussen de federale overheid en de gewesten, zowel voor de omzetting in de op elk machtsniveau in België aan te nemen teksten als voor het concretiseren van deze omzetting. Dit is wat dit samenwerkingsakkoord nastreeft, met het oprichten van een gemeenschappelijk geoportaal, van een instantie die als Belgische contactpunt zal dienen voor de contacten met de Europese Commissie (de « INSPIRE-cel »), alsook van een coördinatiestructuur (het « coördinatiecomité »), en met het vaststellen van de nadere regels van deze coördinatie.

    Bij zijn onderzoek van het voorontwerp van instemmingwet, heeft de Raad van State geoordeeld dat, in het licht van de verdeling van de bevoegdheden tussen de federale overheid en de deelentiteiten, de Gemeenschappen, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie eveneens hun instemming met het samenwerkingsakkoord moesten betuigen.

    Dit werd niet gevolgd door het Overlegcomité dat zich hierover op 26 oktober 2010 heeft uitgesproken en heeft beslist de instemmingsprocedure voort te zetten zonder wijziging van de tekst van het samenwerkingsakkoord.

    Indien de omzetting van de richtlijn 2007/2 INSPIRE, volgens de Raad van State, slechts met die aanvullende instemmingen zal kunnen worden verricht, is het duidelijk dat die instemmingen, op zich, niet van aard zijn om voor de inzake communautaire aangelegenheden bevoegde entiteiten een volledige omzetting met zich mee te brengen. Inderdaad, die entiteiten zouden moeten overgaan tot de omzetting van de bepalingen van de richtlijn waarin het samenwerkingsakkoord niet voorziet, daar dat laatste slechts een coördinatie beoogt in te stellen in het kader van de implementering van de richtlijn in België.

    Bovendien is het specifieke voorwerp van sommige thematische categoriën van de bijlagen van de richtlijn nog niet gekend aangezien alle Europese uitvoeringsbepalingen nog niet werden aangenomen. Dit maakt het nu niet mogelijk om inzake gegeorefereerde gegevens, uit te maken wat potentieel is bedoeld tussen datgene wat onder de Gemeenschappen, de Franse Gemeenschapscommissie of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ressorteert. Alles wat in die aard denkbaar is — zoals de gegevens met betrekking tot scholen of ziekenhuizen bijvoorbeeld, is trouwens reeds concreet opgenomen in de gewestelijke en federale gegevens door verschillende middellen, zoals bouw- en exploitatievergunningen, gewestplannen, locatie van onroerende zaken, enz.

    Overigens moest de richtlijn uiterlijk op 15 mei 2009 worden omgezet. Het Overlegcomité heeft dus geoordeeld dat zonder verwijl tot de instemming met het samenwerkingsakkoord zou dienen te worden overgegaan.

    Inzoverre de deelneming van de inzake communautaire aangelegenheden bevoegde entiteiten, volgens de evolutie van de werkzaamheden van de comitologie, noodzakelijk zou blijken, zou die deelneming later door de wijziging van het samenwerkingsakkoord en/of door het sluiten van protocolakkoorden tussen de gewesten en de Gemeenschappen tot stand kunnen worden gebracht.

    Wat betreft de opmerkingen van de Raad van State met betrekking tot artikel 4 van het akkoord (toepassingsgebied), dient te worden opgemerkt dat in het kader van de Belgische omzetting, het akkoord zich beperkt tot het luik van de nodige coördinatie tussen de betrokken overheden, terwijl elk van hen de richtlijn inhoudelijk in haar eigen bevoegdheidsgebied dient om te zetten. Het is dus zo dat de verzamelingen ruimtelijke gegevens van een « derde partij waaraan het netwerk ter beschikking is gesteld » worden beheerst door dat luik, federaal of gewestelijk, van de Belgische omzetting op grond waarvan het netwerk aan die derde partij ter beschikking werd gesteld. Wat de « diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens » betreft, die vallen ook niet binnen het bereik van het akkoord maar wel binnen de federale of gewestelijke luiken van de Belgische omzetting omdat ze inderdaad geen « middleware » diensten zijn die het in het gemeenschappelijke geoportaal mogelijk maken die betrokken diensten op te roepen.

    Voor het overige gebiedt de vermelding Europese « Gemeenschap » in plaats van Europese « Unie » geen rechtzetting op zich, gelet op artikel 1, § 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie die als volgt luidt « De Unie treedt in de plaats van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolgster is », en het feit dat dit woordgebruik geen aanleiding kan geven tot misverstand.

    Ten slotte wat artikel 18 (inwerkingtreding) van het akkoord betreft, hebben de Partijen bij het akkoord het opportuun gevonden dat het samenwerkingsakkoord in werking zou treden op de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad van de laatste goedgekeurde akte uitgaande van de contracterende partijen, en niet tien dagen na bekendmaking zoals in de regel het geval is voor samenwerkingsakkoorden die een instemming vereisen. Inderdaad, gelet op de op de ondertekeningsdatum van het akkoord vastgestelde vertraging, konden de Partijen, zonder aan de rechtzekerheid afbreuk te doen, oordelen dat de inwerkingtreding zonder verwijl effectief moest worden gemaakt.

    1. Inleiding

    Ervan uitgaande dat het Europese milieubeleid rekening moet houden met de uiteenlopende situaties in de verschillende regio's van de Gemeenschap, heeft de Europese Commissie geoordeeld dat ruimtelijke informatie nodig is om de eisen inzake milieubescherming in overweging te nemen bij het opstellen en toepassen van dit beleid en van communautair beleid op andere gebieden.

    De problemen inzake de beschikbaarheid, de kwaliteit, de organisatie, de toegankelijkheid en de uitwisseling van ruimtelijke informatie doen zich voor met betrekking tot een groot aantal beleids- en informatiethema's en op alle overheidsniveaus. Om deze problemen op te lossen, moeten er volgens de Commissie maatregelen worden genomen met betrekking tot de uitwisseling van, de toegang tot en het gebruik van interoperabele ruimtelijke gegevens en diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens op alle overheidsniveaus en in verschillende sectoren.

    De Commissie heeft bijgevolg beslist dat er in de Europese Gemeenschap een infrastructuur voor ruimtelijke informatie moet worden opgericht (INfrastructure for SPatial InfoRmation in the European Community — INSPIRE).

    2. De INSPIRE-richtlijn

    Deze infrastructuur moet de besluitvorming bevorderen met betrekking tot het beleid en de activiteiten die een rechtstreekse of onrechtstreekse invloed op het milieu kunnen hebben.

    Die infrastructuur moet worden gebaseerd op de infrastructuren voor ruimtelijke informatie die door de lidstaten werden opgericht en die in overeenstemming worden gebracht met de gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen en worden aangevuld met maatregelen op communautair niveau.

    De richtlijn legt met name aan de lidstaten op netwerkdiensten uit te bouwen (diensten voor het opzoeken, raadplegen, downloaden, bewerken en diensten voor het oproepen van gegevensdiensten) met betrekking tot de door de richtlijn beoogde verzamelingen van ruimtelijke gegevens en diensten die daarop betrekking hebben.

    De lidstaten moeten tevens metagegevens creëren met betrekking tot de verzamelingen van ruimtelijke gegevens en de diensten die daarop betrekking hebben, die overeenstemmen met de thematische categorieën uit de bijlagen I, II en III van de richtlijn.

    De uitvoeringsbepalingen zullen door de Commissie worden vastgesteld om de verzamelingen van ruimtelijke gegevens en de diensten die daarop betrekking hebben interoperabel te maken.

    Immers, de grote verscheidenheid aan indelingen en structuren waarin de ruimtelijke gegevens in de Gemeenschap zijn georganiseerd en kunnen worden geraadpleegd, vormt een belemmering voor de opstelling, de tenuitvoerlegging, de monitoring en de evaluatie van de communautaire wetgeving die rechstreeks of onrechtstreeks invloed heeft op het milieu. Er moeten dan ook gemeenschappelijke uitvoeringsmaatregelen worden genomen om het gebruik van ruimtelijke gegevens die afkomstig zijn uit verschillende bronnen in de lidstaten te vergemakkelijken.

    Deze maatregelen moeten eventueel gebaseerd zijn op internationale normen en mogen voor de lidstaten geen overmatige kosten tot gevolg hebben.

    De richtlijn bevat eveneens bepalingen over de toegang tot en de uitwisseling van de gegevens waarop ze betrekking heeft. De richtlijn voorziet in de openbare toegang tot de verzamelingen van gegevens en de diensten die daarop betrekking hebben en de uitwisseling ervan onder de nationale, communautaire of internationale overheidsinstanties.

    De richtlijn voorziet ten slotte in de oprichting van structuren en mechanismen voor de coördinatie op alle overheidsniveaus van de bijdragen van iedereen die bij de oprichting van infrastructuren voor ruimtelijke informatie een belang heeft.

    In het kader van de richtlijn moet eveneens een nationaal contactpunt worden aangewezen dat verantwoordelijk is voor de contacten met de Europese Commissie.

    Over de uitvoering van bepaalde aspecten van de richtlijn moeten verslagen worden opgesteld.

    Er wordt op gewezen dat de ruimtelijke informatie waarop de INSPIRE-richtlijn betrekking heeft gedeeltelijk overlappend is met de informatie waarop de richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie betrekking heeft.

    De INSPIRE-richtlijn zou moeten worden toegepast, onverminderd de bepalingen van de richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad.

    De INSPIRE-richtlijn zou eveneens moeten worden toegepast, onverminderd de bepalingen van de richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie, waarvan de doelstellingen complementair zijn aan deze van de INSPIRE-richtlijn.

    Hetzelfde geldt voor de omzettingsmaatregelen van deze richtlijnen.

    Er wordt eveneens op gewezen dat in de richtlijn geen eisen worden gesteld voor de vergaring van nieuwe gegevens of voor de rapportering van dergelijke informatie aan de Commissie omdat deze zaken geregeld worden in andere wetgeving met betrekking tot het milieu.

    3. De omzetting van de richtlijn in Belgisch recht

    De Federale Overheid en de gewesten moeten, als houders en beheerders van de in de richtlijn bedoelde gegevens, de nodige maatregelen nemen om de richtlijn in hun eigen rechtssysteem om te zetten.

    Om een geslaagde omzetting van sommige bepalingen van de richtlijn te kunnen verwezenlijken, is het nodig dat tussen die verschillende instanties een coördinatie van een bepaald aantal punten tot stand wordt gebracht.

    De bepalingen van de richtlijn waarvoor een dergelijke coördinatie nodig is, zijn de volgende artikelen :

    — artikel 4, § 2, inzake de vaststelling van de referentieversie van de verzameling ruimtelijke gegevens waarop de richtlijn betrekking heeft;

    — artikel 7, § 2, inzake de coördinatie voor het verstrekken van de informatie die nodig is om analyses te verrichten ten einde de zekerheid te verkrijgen dat de door de Commissie voorgestelde uitvoeringsbepalingen haalbaar en proportioneel zijn;

    — artikel 10, § 2, betreffende grensoverschrijdende objecten;

    — artikel 11, § 1, e), met betrekking tot de diensten die het mogelijk maken diensten inzake ruimtelijke gegevens op te roepen;

    — artikel 15, § 2, inzake de verplichting van de lidstaten om via het Europese INSPIRE-geoportaal toegang te verlenen tot hun dienstennetwerk;

    — artikel 17, § 1, met betrekking tot de maatregelen voor het uitwisselen tussen de overheidsinstanties van verzamelingen ruimtelijke gegevens en de diensten die er betrekking op hebben;

    — artikel 18 inzake de structuren en mechanismen voor de coördinatie, op alle overheidsniveaus, van de bijdragen van iedereen die een belang heeft bij de infrastructuren voor ruimtelijke informatie van de lidstaten;

    — artikel 19, § 2, met betrekking tot de aanwijzing van een nationaal contactpunt dat verantwoordelijk is voor de contacten met de Commissie;

    — artikel 21, §§ 1 tot 3, inzake de opvolging van de toepassing van de richtlijn en het opstellen van verslagen en toezenden ervan aan de Commissie.

    De nadere regeling van deze coördinatie is het voorwerp van dit samenwerkingsakkoord.

    COMMENTAAR OP DE ARTIKELEN VAN HET SAMENWERKINGSAKKOORD

    Artikel 1

    Het samenwerkingsakkoord heeft tot doel de acties van de Partijen voor de toepassing van de richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (INSPIRE) te coördineren.

    Deze coördinatie is onontbeerlijk voor de correcte toepassing van de richtlijn wegens het bestaan van parallelle bevoegdheden in verband met de verzameling en het beheer van geografische informatie.

    Zonder daadwerkelijk overleg tussen de Partijen bij dit samenwerkingsakkoord die over de in de richtlijn bedoelde ruimtelijke gegevens beschikken, kunnen sommige bepalingen van de richtlijn immers niet worden verwezenlijkt.

    Het samenwerkingsakkoord zet de richtlijn gedeeltelijk om in Belgisch recht. Voor deze omzetting is het bovendien noodzakelijk dat elke Partij die het samenwerkingsakkoord ondertekent binnen haar eigen bevoegdheden één of verscheidene instrumenten voor de omzetting van de richtlijn in haar rechtsorde goedkeurt.

    Dit is bijvoorbeeld het geval voor het geheel van het artikel 11 van de richtlijn, in de mate dat elke Partij een netwerk van geografische diensten moet opbouwen en beheren voor de gegevens waarover ze beschikt.

    Artikel 2

    Deze bepaling verduidelijkt de doelstelling van het samenwerkingsakkoord. Deze doelstelling bestaat in de oprichting van het kader dat noodzakelijk is voor de coördinatie van de Partijen bij de uitvoering van de richtlijn en tegelijkertijd in de bijdrage van België aan de oprichting van de infrastructuur voor ruimtelijke informatie (INSPIRE) op Europees niveau.

    Artikel 3

    Dit artikel bevat een omschrijving van de terminologie die in het samenwerkingsakkoord wordt gebruikt.

    Voor het grootste deel gaat het om de uit de INSPIRE-richtlijn overgenomen terminologie die eventueel werd aangepast in functie van de Belgische specificiteit.

    In de Nederlandse versie van de definitie van het begrip « infrastructuur voor ruimtelijke informatie », worden de woorden « van de gegevens », die in de richtlijn worden gebruikt, niet overgenomen. Deze woorden worden immers noch in de Franse noch in de Engelse versie vermeld. Er werd dus beslist zich te beroepen op de Engelse versie van de tekst waarin het equivalent van die woorden niet voorkomt.

    De notie « diensten » uit de definitie omvat eveneens de e-commerce-diensten.

    Middlewaredienst is een intermediaire en transparante software (dit wil zeggen zonder expliciete tussenkomst van de gebruiker) tussen toepassingen die tot heterogene systemen behoren die in een netwerk verbonden zijn.

    Dit concept zal het voorwerp uitmaken van verduidelijkingen door de Europese instanties in het kader van de uitvoering van de richtlijn.

    Artikel 4

    Artikel 4 begrenst het toepassingsgebied van het samenwerkingsakkoord.

    Het is van toepassing op de verzamelingen ruimtelijke gegevens die in elektronische vorm worden bewaard zoals dit ook in de INSPIRE-richtlijn het geval is.

    Het is eveneens van toepassing op de referentieversie van de ruimtelijke gegevens van het Belgische grondgebied voor zover deze gegevens zullen worden verbonden met de infrastructuur voor ruimtelijke informatie (INSPIRE) op Europees niveau.

    Ten slotte heeft het samenwerkingsakkoord ook betrekking op de « middleware »-diensten zoals die worden omschreven in artikel 3 en die overeenstemmen met diensten die het mogelijk maken diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens op te roepen, bedoeld in artikel 11, § 1, e) van de richtlijn.

    Artikel 5

    Deze bepaling regelt het probleem van het bewaren door verscheidene overheidsinstanties van verschillende identieke kopieën van eenzelfde gegevensverzameling. Het samenwerkingsakkoord en de INSPIRE-richtlijn zijn in dat geval immers slechts van toepassing op de referentieversie van de gegevensverzameling.

    De Partijen bij het samenwerkingsakkoord die vertegenwoordigd zijn in het in artikel 13 bedoelde Coördinatiecomité zijn vertegenwoordigd, onderhandelen om, voor elk van de in de bijlage opgesomde thema's, te bepalen welke de referentieversie is van de verschillende gegevensverzamelingen.

    Artikel 6

    Om de coherentie te verzekeren van de ruimtelijke gegevens die betrekking hebben op een geografisch kenmerk dat zich over twee of meer lidstaten uitstrekt, legt de INSPIRE-richtlijn aan de lidstaten op om overeenstemming bereiken over de afbeelding en de plaats van dergelijke gemeenschappelijke kenmerken.

    Het nagestreefde doel bestaat er dus in het bijzonder in om de objecten die een landsgrens of territoriale grens overlappen aan beide zijden van de grens op een continue en coherente manier in de respectieve gegevensverzamelingen op te nemen.

    Op die wijze wordt het grensoverschrijdend gebruik van deze gegevens niet gehinderd door de aanwezigheid van deze grens.

    Artikel 6 beoogt in het eerste streepje deze hypothese waardoor artikel 10, § 2 van de INSPIRE-richtlijn wordt omgezet.

    Hetzelfde artikel past eveneens deze hypothese toe op een gelijkaardige situatie binnen de landsgrenzen. Het gaat om de ruimtelijke objecten die zich aan beide zijden van de gewestgrenzen bevinden en die door de betrokken gewesten in een verzameling ruimtelijke gegevens worden opgenomen, alsook om de ruimtelijke objecten die zich bevinden aan beide zijden van een grens tussen een gewestelijk gebied en een gebied dat onder de federale bevoegdheid staat (zoals het zeegebied).

    De derde hypothese ten slotte is deze waarin op verschillende niveaus verzamelingen van gelijkaardige gegevens betreffende de thema's zoals bedoeld in de bijlagen worden bewaard, en elk van hen betrekking heeft op een deel van het grondgebied.

    De hypothese kan ook gedeeltelijke doch complementaire gegevens beogen betreffende dezelfde thema's.

    Om deze gegevens te verzamelen en het hele grondgebied te kunnen dekken voor elk thema, kan een coördinatie noodzakelijk zijn.

    Artikel 7

    Op Belgisch niveau wordt een gemeenschappelijk geoportaal opgericht.

    De Partijen plegen hiertoe overleg in het Coördinatiecomité dat de verschillende mogelijke opties zal onderzoeken.

    Dit gemeenschappelijke portaal doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de Partijen om op hun niveau een eigen geoportaal op te richten. Onderlinge verbindingen van de verschillende portalen moeten mogelijk zijn.

    Artikel 8

    De middleware-diensten zoals omschreven in artikel 3, zijn deze die worden bedoeld in artikel 11, § 1, e) van de INSPIRE-richtlijn.

    Deze diensten moeten in overeenstemming zijn met de uitvoeringsbepalingen die door de Europese Commissie worden goedgekeurd in het kader van de procedure bedoeld in artikel 22 van de richtlijn (comitologieprocedure).

    Op dit punt is de samenwerking tussen de Partijen van essentieel belang, aangezien ze de basis is voor de onderlinge verbinding van de gegevensbanken die door de verschillende instanties werden opgericht.

    Artikel 9

    Het werd noodzakelijk geacht om de Partijen of sommigen ervan de gelegenheid te bieden hun samenwerking betreffende de aangelegenheden van het samenwerkingsakkoord uit te breiden.

    Artikel 10

    In artikel 22 van de INSPIRE-richtlijn wordt bepaald dat sommige uitvoeringsbepalingen zullen worden goedgekeurd volgens de procedure van de comitologie.

    De comitologieprocedure houdt in dat elke lidstaat wordt vertegenwoordigd door één vertegenwoordiger (cf. het besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden, gewijzigd door het besluit 2006/512/CE van de Raad van 17 juli 2006).

    De aanwijzing van deze vertegenwoordiger zal in het in artikel 13 bedoelde Coördinatiecomité gebeuren.

    Artikel 11

    In artikel 19, § 2 van de INSPIRE-richtlijn wordt bepaald : « Elke lidstaat wijst een contactpunt aan, in de regel een overheidsinstantie, dat verantwoordelijk is voor de contacten met de Commissie in verband met deze richtlijn. Dit contactpunt wordt ondersteund door een coördinatiestructuur, rekening houdend met de bevoegdheidsverdeling binnen de lidstaten ».

    Dit contactpunt is de INSPIRE-Cel.

    Artikel 12

    Het samenwerkingsakkoord voert een Forum in voor alle personen die betrokken zijn bij of zich interesseren voor de INSPIRE-richtlijn, voor de toepassing ervan of voor de gegevens waarop ze betrekking heeft.

    Via dit Forum worden de informatie, de discussies en de uitwisseling van ideeën tussen alle betrokkenen of geďnteresseerden en eventueel ook het publiek ruim verspreid.

    De organisatie ervan ressorteert onder de verantwoordelijkheid van een overheidsinstantie die door het Coördinatiecomité bedoeld in artikel 13 zal worden aangewezen.

    Artikel 13

    Het samenwerkingsakkoord richt ook een Coördinatiecomité op.

    Dit Coördinatiecomité is het strategische orgaan voor het overleg inzake de uitvoering van de INSPIRE-richtlijn op Belgisch niveau.

    Om de drie jaar kiest het Comité een voorzitter onder zijn leden.

    Artikel 14

    Deze bepaling somt de opdrachten van het Coördinatiecomité op.

    Tot deze opdrachten behoort het aanwijzen van de referentieversie van de verzamelingen van gegevens met betrekking tot één van de thema's van de bijlage, wanneer er verscheidene identieke kopieën van bestaan. Deze opdracht draagt bij tot de omzetting van artikel 4, § 2 van de INSPIRE-richtlijn.

    Het Coördinatiecomité staat eveneens in voor de verzameling van informatie bij de verschillende betrokken Belgische instanties inzake de haalbaarheid en proportionaliteit van de voorgestelde maatregelen in het kader van de toepassing van artikel 7, § 2 van de INSPIRE-richtlijn.

    Het Comité zal de modaliteiten vaststellen inzake de toegang tot, de uitwisseling van en het gebruik van de gegevensverzamelingen en de erop betrekking hebbende diensten die zowel van toepassing zijn op de Belgische overheidsinstanties en deze van andere lidstaten, als op de instellingen en instanties van de Europese Gemeenschap of op de organen die door internationale akkoorden, waarbij de Europese Gemeenschap en de lidstaten partijen zijn, werden opgericht.

    Deze opdracht draagt bij tot de omzetting in Belgisch recht van artikel 17 van de INSPIRE-richtlijn.

    Het Coördinatiecomité zal een oplossing zoeken voor het probleem in verband met eventuele licentievergoedingen of andere vergoedingen. Bij de vaststelling van de regels terzake zullen desgevallend de uitvoeringsbepalingen voor de uitwisseling tussen de lidstaten en de instanties van de Gemeenschap worden nageleefd. Deze opdracht kadert in de omzetting van artikel 17, § 3 van de INSPIRE-richtlijn.

    Het Coördinatiecomité staat ook in voor de coördinatie van de opstelling en/of de verspreiding van de verslagen over de tenuitvoerlegging bedoeld in artikel 21 van de richtlijn.

    Er werd een specifieke bepaling ingevoegd waardoor het Coördinatiecomité banden kan ontwikkelen met instanties die instaan voor de uitvoering van andere samenwerkingsakkoorden. Hier wordt bijvoorbeeld CCIM, IRCEL, de permanente overlegstructuur van het samenwerkingsakkoord « SEVESO-HELSINKI », de Intergewestelijke Verpakkingscommissie of de Nationale Klimaatcommissie bedoeld.

    Het Coördinatiecomité volgt het werk van het nationaal Forum van nabij en levert het informatie aan. Indien het Forum bijzondere aanbevelingen zou formuleren die van invloed zijn op de richtlijn, op de toepassing ervan in België of op de verdere ontwikkeling van de infrastructuur voor ruimtelijke informatie van het land, zal het Coördinatiecomité, in het kader van de ontwikkeling van zijn coördinatieopdracht, deze aanbevelingen in overweging nemen.

    Het Coördinatiecomité duidt de Belgische vertegenwoordiger voor Comitologie, de voorzitter van het Forum en de Directeur van de INSPIRE-Cel aan.

    Artikel 15

    Er wordt een INSPIRE-Cel opgericht, samengesteld uit personeelsleden die ter beschikking worden gesteld door overheidsinstanties die afhangen van de Partijen. Ze biedt logistieke ondersteuning aan het Coördinatiecomité en aan de andere organen die door het samenwerkingsakkoord worden aangewezen.

    Aan het hoofd van de Cel staat een directeur (niveau 1 of A) die door een van de Partijen ter beschikking wordt gesteld en door het Comité wordt aangeduid. Het personeel van de Cel staat onder het functionele gezag van de directeur.

    De Cel telt bovendien een tweetalige persoon die de secretariaatstaken met betrekking tot de uitvoering van de samenwerkingsakkoord verricht. Deze persoon wordt gefinancierd door de Partijen volgens de verdeelsleutel bepaald in artikel 17.

    De Cel zal in de kantoren van een van de Partijen ondergebracht worden. Deze Partij zal ook de kantooruitrusting ter beschikking stellen dat de Cel nodig heeft voor de uitvoering van haar opdrachten.

    Deze Partij zal belast zijn met de aanwerving van het secretariaat van de Cel, en zal voor de geleverde bijdragen door de andere Partijen terugbetaald worden overeenkomstig de verdeelsleutel van het samenwerkingsakkoord.

    Vóór de aanwijzing van de personen die door de Partijen ter beschikking worden gesteld zullen de Partijen met elkaar overleggen om ervoor te zorgen dat de bekwaamheden van deze personen complementair zijn. Dit overleg mag niet leiden tot een vetorecht van één der Partijen.

    Voor de goede werking van de Cel dient iedereen, die ter beschikking gesteld wordt door de gewesten of de Federale staat, minstens een kennis te hebben van de Nederlandse en Franse taal die hem of haar in staat stelt om documenten en vergaderingen in de andere taal zonder problemen te begrijpen. De taalkennis moet in de praktijk aangewend worden en dient niet bewezen te worden via een examen of een soort test. De bepaling in § 3 doet geen afbreuk aan artikel 36 van de gewone wet van 9 augustus 1980 in verband met de bestuurstaal van ambtenaren.

    Artikel 16

    In deze bepaling worden de opdrachten van de Cel opgesomd.

    Artikel 17

    De financiële bijdragen van de Partijen worden bepaald op basis van een verdeelsleutel die in het samenwerkingsakkoord wordt vastgesteld.

    Om de bijdrage van elke Partij te bepalen, wordt rekening gehouden met alle kosten die de Partijen hebben gemaakt.

    Artikel 18

    Deze bepaling behoeft geen commentaar.

    De eerste minister,

    Yves LETERME.

    De minister van Landsverdediging,

    Pieter DE CREM.


    WETSONTWERP


    ALBERT II,

    Koning der Belgen,

    Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,

    Onze Groet.

    Op de voordracht van Onze eerste minister en Onze minister van Landsverdediging,

    Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

    Onze eerste minister en Onze minister van Landsverdediging zijn gelast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :

    Artikel 1

    Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

    Art. 2

    Instemming wordt betuigd met het samenwerkingsakkoord van 2 april 2010 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest voor de coördinatie van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie.

    Art. 3

    Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

    Gegeven te Brussel, 16 november 2010.

    ALBERT

    Van Koningswege :

    De eerste minister,

    Yves LETERME.

    De minister van Landsverdediging,

    Pieter DE CREM.


    SAMENWERKINGSAKKOORD


    tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest voor de coördinatie van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie.

    Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, met name het artikel 92bis;

    Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse Instellingen, met name de artikelen 4 en 42;

    Overwegende dat de richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (INSPIRE) een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Europese Gemeenschap opricht;

    Overwegende dat het wegens de verplichtingen die voor België uit deze richtlijn voortvloeien noodzakelijk is dat de verschillende overheden, federaal en gewestelijk, nauw samenwerken, zowel voor de omzetting van de richtlijn als voor de tenuitvoerlegging en de opvolging ervan;

    De Federale Overheid, vertegenwoordigd door de Federale regering, in de persoon van de eerste minister,

    Het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, in de persoon van de minister-President en de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur,

    Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door de Waalse regering, in de persoon van de minister-President en de Waalse minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit,

    Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, vertegenwoordigd door de Brusselse Hoofdstedelijke regering, in de persoon van de minister-President en de Brusselse minister belast met Leefmilieu, Energie Waterbeleid, Stadsvernieuwing, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en Huisvesting,

    hierna genoemd de Partijen,

    zijn overeengekomen wat volgt :

    Samenwerkingsakkoord

    HOOFDSTUK I. — Doelstellingen, definities en toepassingsgebied

    Artikel 1. — Context

    Dit samenwerkingsakkoord is de gedeeltelijke omzetting van de richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (INSPIRE).

    Art. 2. — Doelstelling

    Het doel van dit akkoord is het vaststellen en bewaken van de toepassing van de algemene coördinatieregels tussen de verschillende Partijen, om enerzijds de naleving van de verplichtingen die uit de INSPIRE-richtlijn voortvloeien en anderzijds het realiseren van de Belgische bijdrage aan de oprichting van de infrastructuur voor Europese ruimtelijke informatie, hierna « INSPIRE » genoemd, mogelijk te maken.

    Art. 3. — Definities

    In dit akkoord wordt verstaan onder :

    1ş infrastructuur voor ruimtelijke informatie : de metagegevens, de verzamelingen ruimtelijke gegevens en de diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens, de netwerkdiensten en -technologieën, de overeenkomsten betreffende de uitwisseling, de toegang en het gebruik, en de overeenkomstig dit akkoord ingestelde, beheerde of beschikbaar gemaakte mechanismen, processen en procedures voor coördinatie en monitoring;

    2ş ruimtelijk gegeven : gegeven dat direct of indirect verwijst naar een specifieke locatie of een specifiek geografisch gebied;

    3ş verzameling ruimtelijke gegevens : een identificeerbare verzameling ruimtelijke gegevens;

    4ş ruimtelijk object : een abstracte voorstelling van een reëel verschijnsel in relatie tot een specifieke locatie of een specifiek geografisch gebied;

    5ş diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens : de verwerking van de ruimtelijke gegevens die zich in die verzamelingen bevinden of de verwerking van de aanverwante metagegevens door middel van een computertoepassing;

    6ş metagegevens : elke informatie waarin verzamelingen ruimtelijke gegevens en diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens worden beschreven en die het mogelijk maakt deze gegevens en diensten te zoeken, te inventariseren en te gebruiken;

    7ş geoportaal : een internetsite, of een equivalent daarvan, die toegang verschaft met name tot diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens;

    8ş overheidsinstantie :

    a) een rechtspersoon of een orgaan opgericht bij of krachtens de Grondwet, een wet, een decreet of een regel bedoeld in artikel 134 van de Grondwet;

    b) een natuurlijke of rechtspersoon die openbare bestuursfuncties uitoefent, met inbegrip van specifieke taken, activiteiten of diensten met betrekking tot leefmilieu;

    c) een natuurlijke of rechtspersoon die onder toezicht van een orgaan of persoon als bedoeld onder a) of b) belast is met openbare verantwoordelijkheden of functies of openbare diensten met betrekking tot het milieu verleent.

    Organen en instellingen met een gerechtelijke bevoegdheid vallen niet onder deze definitie, tenzij ze optreden in een andere functie dan de rechterlijke. De wetgevende vergaderingen en de daaraan verbonden instellingen vallen buiten deze definitie, behalve wanneer zij optreden in een administratieve functie.

    9ş richtlijn : richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (INSPIRE);

    10ş middleware services : diensten die het mogelijk maken diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens op te roepen.

    Art. 4. — Toepassingsgebied

    § 1. Dit akkoord is enkel van toepassing op verzamelingen ruimtelijke gegevens in elektronisch formaat die betrekking hebben op een van de in de bijlagen van dit akkoord vermelde thema's.

    § 2. Dit akkoord is enkel van toepassing op de referentieversie van ruimtelijke gegevens met betrekking tot het grondgebied onder rechtsbevoegdheid van België, en bestemd voor het Belgische luik in de Europese infrastructuur voor ruimtelijke informatie.

    § 3. Dit akkoord is tevens van toepassing op de middlewareservices met betrekking tot die referentieversies van de ruimtelijke gegevens.

    HOOFDSTUK II. — Samenwerking

    Art. 5. — Referentieversie van ruimtelijke gegevens en ruimtelijke referentiegegevens

    § 1. De partijen plegen overleg om de referentieversie vast te stellen in geval door of namens verscheidene overheidsinstanties meerdere identieke exemplaren worden bewaard van een verzameling ruimtelijke gegevens over een van de in de bijlagen van dit akkoord vermelde thema's.

    § 2. De partijen onderhandelen om de referentiegegevens vast te stellen voor elk van de thema's in de bijlagen bij dit akkoord met de bedoeling de totaliteit van het grondgebied te dekken.

    Art. 6. — Samenhang in de kenmerken en de positie van gemeenschappelijke elementen

    Teneinde de continuďteit van de ruimtelijke objecten te kunnen verzekeren, komen de partijen overeen om in voorkomend geval de geografische positie en de niet-geografische kenmerken vast te stellen :

    — van grensoverschrijdende ruimtelijke objecten op hun snijding met grenzen van andere landen, en dit in overleg met de betrokken landen;

    — van grensoverschrijdende ruimtelijke objecten op hun snijding met de interne Belgische territoriale grenzen;

    — van gemeenschappelijke ruimtelijke objecten die voorkomen in verzamelingen van ruimtelijke gegevens samengesteld uit gedeeltelijke gegevens.

    Art. 7. — Geoportaal

    § 1. De Partijen zetten een gemeenschappelijk geoportaal op dat de toegang verschaft tot diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens. Ze plegen daartoe overleg in het Comité bedoeld in artikel 13.

    § 2. Paragraaf 1 doet geen afbreuk aan de wettelijke of reglementaire bepalingen die de toegang tot de gegevens omschrijven.

    Art. 8. — Middleware services

    De Partijen engageren zich bij het opbouwen van componenten van de infrastructuur voor ruimtelijke informatie de nodige middleware services te implementeren conform de INSPIRE uitvoeringsbepalingen inzake netwerkdiensten.

    De Partijen engageren zich om deze middleware services onderling toegankelijk te stellen en daartoe de nodige informatie uit te wisselen.

    Art. 9. — Uitbreiding van samenwerking

    De Partijen, of sommige ervan, kunnen beslissen om de samenwerking uit te breiden buiten het bereik van dit samenwerkingsakkoord.

    HOOFDSTUK III. — Organisatie

    Art. 10. — Vertegenwoordiging in het Comité bedoeld in artikel 22 van de richtlijn

    Het Comité bedoeld in artikel 13 duidt een Belgische vertegenwoordiger aan in het Comité bedoeld in artikel 22 van de richtlijn.

    Deze vertegenwoordiger werkt volgens de principes van het Coördinatie Comité Internationaal Milieubeleid.

    Art. 11. — Nationaal INSPIRE Contactpunt

    De INSPIRE-Cel bedoeld in artikel 15 wordt als Belgisch Nationaal INSPIRE Contactpunt (MSCP) aangeduid.

    Het Contactpunt fungeert als aanspreekpunt voor de Europese Commissie inzake operationele aspecten van de implementatie van INSPIRE.

    Het Nationaal INSPIRE Contactpunt wordt beleidsmatig ondersteund door het Coördinatiecomité.

    Art. 12. — Forum

    Het Comité bedoeld in artikel 13 duidt een overheidsinstantie aan die verantwoordelijk is voor het oprichten en de werking van een INSPIRE Forum.

    Dit Forum biedt een platform voor alle belanghebbenden bij INSPIRE, voor discussie en gedachtenwisseling in verband met geografische informatie in het algemeen en de geografische component van milieu-informatie.

    Art. 13. — Coördinatiecomité

    § 1. Er wordt een Coördinatiecomité opgericht, hierna het Comité genoemd.

    Het Comité is samengesteld uit :

    1ş twee vertegenwoordigers van de Federale regering;

    2ş twee vertegenwoordigers van de Waalse regering;

    3ş twee vertegenwoordigers van de Vlaamse regering;

    4ş twee vertegenwoordigers van de regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;

    5ş de Belgische vertegenwoordiger in het comité bedoeld in artikel 22 van de richtlijn;

    6ş de directeur van de INSPIRE-Cel;

    7ş de voorzitter van het Belgisch Forum inzake geografische informatie.

    De vertegenwoordiging van elke gewestelijke regering is samengesteld uit één expert op het vlak van geografische informatie en één expert op het vlak van milieu-informatie.

    § 2. Het Comité kiest om de drie jaar zijn voorzitter onder de leden bedoeld in paragraaf 1, 1ş tot en met 4ş.

    § 3. Het Comité beslist slechts rechtsgeldig indien elke regering vertegenwoordigd is.

    Elke Partij kan voor specifieke agendapunten vragen bijkomende deskundigen te laten deelnemen aan de werkzaamheden van het Comité.

    § 4. Het Comité beslist bij consensus. De Partijen engageren zich ertoe de beslissingen van het Comité na te leven en toe te passen.

    § 5. Bij ontstentenis van beslissing wordt een dossier voorgelegd aan een ministeriële conferentie met vertegenwoordiging van alle Partijen.

    § 6. Het Comité stelt zijn huishoudelijk reglement op.

    Art. 14. — Opdrachten van het Comité

    § 1. De opdracht van het Comité bestaat erin de coördinatie tussen alle Partijen te verzorgen om de doelstellingen bedoeld in artikel 2 van dit akkoord te verwezenlijken.

    § 2. Om de coördinatieopdracht bedoeld in paragraaf 1 te kunnen uitvoeren, krijgt het Comité onder meer volgende verantwoordelijkheden :

    1ş Ingeval door of namens verscheidene overheidsinstanties meerdere identieke exemplaren worden bewaard van een verzameling ruimtelijke gegevens over een van de in de bijlagen van dit akkoord vermelde thema's, duidt het Comité de referentieversie aan vereist door de Europese infrastructuur voor ruimtelijke informatie.

    2ş Het Comité voert de onderhandelingen om de referentiegegevens vast te stellen, voor elk van de in de bijlagen van dit akkoord vermelde thema's.

    3ş Op vraag van de Europese Commissie en in het kader van de opstelling van de INSPIRE uitvoeringsbepalingen verzekert het Comité de bundeling van de Belgische informatie met betrekking tot de haalbaarheid en proportionaliteit op het vlak van de te verwachten kosten en baten van de voorgestelde maatregelen.

    4ş Het Comité ziet erop toe dat voldoende gemeenschappelijke toegangs-, uitwisselings- en gebruiksmodaliteiten bepaald worden inzake onderling uitwisselen van verzamelingen ruimtelijke gegevens en diensten met als doel het uitvoeren van overheidstaken die van invloed kunnen zijn op het milieu. Deze modaliteiten zijn tevens van toepassing bij de uitwisseling met overheidsinstanties van andere lidstaten, de Europese Gemeenschap of, op basis van wederkerigheid en gelijkwaardigheid, met organen die zijn opgericht bij internationale overeenkomsten, waarbij de Gemeenschap en de lidstaten partij zijn, en voor zover deze van invloed kunnen zijn op het milieu.

    5ş Het Comité ziet erop toe dat in voorkomend geval het toestaan van een licentie en/of het aanrekenen van een vergoeding conform is met de uitvoeringsbepalingen inzake samengebruik van ruimtelijke gegevens en diensten voor het samengebruik tussen de lidstaten en de instanties van de Europese Gemeenschap.

    6ş Het Comité verzekert de coördinatie van de opstelling en/of de verstrekking aan de Europese Commissie van de verslagen over de tenuitvoerlegging van de richtlijn.

    7ş Het Comité zal relevante informatie uitwisselen en indien nodig samenwerken met instanties die instaan voor de uitvoering van andere Belgische Samenwerkingsakkoorden, die in hun werking beďnvloed worden door de richtlijn.

    8ş Het Comité zal de werking en de activiteiten van het INSPIRE Forum opvolgen, dit Forum ondersteunen in de organisatie van inhoudelijke debatten over geografische informatie, en de relevante aanbevelingen van het Forum onderzoeken en met name voor het uitbouwen van de nationale infrastructuur voor ruimtelijke informatie.

    9ş Het Comité duidt de personen of instanties bedoeld in artikel 13, § 1, 5ş tot en met 7ş aan.

    Art. 15. — INSPIRE-Cel

    § 1. Er wordt een INSPIRE-Cel opgericht, samengesteld uit personeelsleden ter beschikking gesteld door de overheidsinstanties die afhangen van de Partijen.

    Aan het hoofd van de Cel staat een directeur die wordt aangeduid door het Comité

    In het kader van de uitvoering van de taken bepaald door of krachtens dit samenwerkingsakkoord, wordt het personeel onder het functioneel gezag van de directeur van de Cel geplaatst.

    § 2. De zetel van de Cel wordt door het Comité bepaald.

    § 3. De Partijen plegen overleg om het profiel te bepalen van de personen die ter beschikking worden gesteld van de INSPIRE-Cel. Al deze personen moeten minstens kennis hebben van de Nederlandse en Franse taal.

    De Partijen overleggen tevens om het minimum aantal personen vast te stellen die, op voorstel van het Comité, zullen ter beschikking worden gesteld van de Cel.

    Een van de personeelsleden van de Cel dient secretariaatstaken te behartigen.

    Art. 16. — Opdrachten van de INSPIRE-Cel

    De INSPIRE-Cel is onder meer belast met :

    1. de rol van het Nationaal INSPIRE Contactpunt (MSCP);

    2. het secretariaat van het Comité;

    3. het secretariaat van de Belgische vertegenwoordiger in het comité vermeld in artikel 22 van de richtlijn;

    4. het secretariaat van het Forum.

    HOOFDSTUK IV. — Financiële bijdragen en slotbepalingen

    Art. 17. — Financiering

    De Partijen nemen de werkingskosten van de INSPIRE-Cel en het geoportaal voor hun rekening.

    Deze kosten zullen worden verdeeld overeenkomstig de volgende verdeelsleutel :

    — Federale Overheid : 30 %;

    — Vlaams Gewest : 40,6 %;

    — Brussels Hoofdstedelijk Gewest : 6,3 %;

    — Waals Gewest : 23,1 %.

    Daartoe stelt de INSPIRE-Cel een jaarverslag op over de kosten die voortvloeien uit de terbeschikkingstelling van het personeel bedoeld in artikel 15, § 3, laatste lid, alsook uit het gebruik van lokalen en de logistieke steun die voor de goede werking van de INSPIRE-coördinatie ter beschikking werden gesteld.

    Dit verslag wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de uitgebreide Interministeriële Conferentie Leefmilieu.

    Art. 18. — Inwerkingtreding

    Dit samenwerkingsakkoord treedt in werking op de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad van de laatste goedgekeurde akte uitgaande van de contracterende partijen.


    BIJLAGE I


    IN ARTIKEL 6, ONDER A), ARTIKEL 8, LID 1, EN ARTIKEL 9, ONDER A), VERMELDE THEMATISCHE CATEGORIEËN RUIMTELIJKE GEGEVENS VAN DE RICHTLIJN

    1. Systemen voor verwijzing door middel van coördinaten

    Systemen om aan ruimtelijke informatie een unieke reeks coördinaten (x, y, z) en/of breedte, lengte en hoogte toe te kennen, gebaseerd op een horizontaal en verticaal geodetische datum.

    2. Geografisch rastersysteem

    Geharmoniseerde multiresolutieraster met een gemeenschappelijk beginpunt en gestandaardiseerde plaats en grootte van de gridcellen.

    3. Geografische namen

    Namen van gebieden, regio's, plaatsen, steden, voorsteden, gemeenten, nederzettingen, of andere geografische of topografische kenmerken van openbaar of historisch belang.

    4. Administratieve eenheden

    Door administratieve grenzen gescheiden lokale, regionale en nationale bestuurlijke eenheden die deel uitmaken van gebieden waarover de lidstaten rechtsbevoegdheid hebben en/of uitoefenen.

    5. Adressen

    Locatie van onroerende zaken, gebaseerd op adresaanduidingen, gewoonlijk aan de hand van de straatnaam, het huisnummer en de postcode.

    6. Kadastrale percelen

    Gebieden die worden bepaald door kadastrale registers of een equivalent daarvan.

    7. Vervoersnetwerken

    Netwerken voor vervoer over de weg, per spoor, in de lucht en over het water en de aanverwante infrastructuur met inbegrip van koppelingen tussen verschillende netwerken en het trans-Europees vervoersnetwerk, zoals gedefinieerd in Beschikking nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet en de latere herzieningen van deze beschikking.

    8. Hydrografie

    Hydrografische elementen, waaronder mariene gebieden en alle andere waterlichamen en daarmee verband houdende elementen, met inbegrip van stroomgebieden en deelstroomgebieden, in voorkomend geval volgens de omschrijvingen vermeld in richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid en in de vorm van netwerken.

    9. Beschermde gebieden

    Gebieden die worden aangeduid of beheerd in het kader van internationale en communautaire wetgeving of wetgeving van de lidstaten om specifieke doelstellingen op het vlak van milieubescherming te verwezenlijken.


    BIJLAGE II


    IN ARTIKEL 6, ONDER A), ARTIKEL 8, LID 1, EN ARTIKEL 9, ONDER B), VERMELDE THEMATISCHE CATEGORIEËN RUIMTELIJKE GEGEVENS VAN DE RICHTLIJN

    1. Hoogte

    Digitale hoogtemodellen voor land-, ijs- en oceaanoppervlakken, inclusief landhoogte, bathymetrie en kustlijn.

    2. Bodemgebruik

    Fysieke en biologische bedekking van het aardoppervlak, met inbegrip van kunstmatige oppervlakken, landbouwgebieden, bossen, halfnatuurlijke gebieden, moeraslanden en wateroppervlakken.

    3. Orthobeeldvorming

    Geogerefereerde beeldgegevens van het aardoppervlak, afkomstig van sensoren op satellieten of vliegtuigen.

    4. Geologie

    Geologie, gekenmerkt volgens samenstelling en structuur, inclusief vast gesteente, waterhoudende grondlagen en geomorfologie.


    BIJLAGE III


    IN ARTIKEL 6, ONDER B), EN ARTIKEL 9, ONDER B), VERMELDE THEMATISCHE CATEGORIEËN RUIMTELIJKE GEGEVENS VAN DE RICHTLIJN

    1. Statistische eenheden

    Eenheden voor verspreiding en gebruik van statistische informatie.

    2. Gebouwen

    Geografische locatie van gebouwen.

    3. Bodem

    Bodem en ondergrond, gekenmerkt volgens diepte, textuur, structuur en inhoud van deeltjes en organisch materiaal, steenachtigheid, erosie en, waar passend, gemiddelde hellingsgraad en verwachte wateropslagcapaciteit.

    4. Landgebruik

    Het grondgebied, gekenmerkt volgens zijn huidige en geplande toekomstige functionele dimensie of sociaaleconomische bestemming (bijvoorbeeld wonen, industrieel, commercieel, landbouw, bosbouw, recreatie).

    5. Menselijke gezondheid en veiligheid

    De geografische spreiding van ziekten (allergieën, kankers, ademhalingsziekten, enz.), informatie over de gevolgen voor de gezondheid (biomarkers, vruchtbaarheidsdaling, epidemieën) of het welzijn van de mens (vermoeidheid, stress, enz.) die direct (luchtvervuiling, chemicaliën, aantasting van de ozonlaag, lawaai, enz.) of indirect (voedsel, genetisch gemodificeerde organismen, enz.) samenhangen met de kwaliteit van het milieu.

    6. Nutsdiensten en overheidsdiensten

    Nutsvoorzieningen zoals riolering, afvalbeheer, energievoorziening, watervoorziening, bestuurlijke en maatschappelijke instanties van de overheid, zoals bestuurlijke overheden, civiele bescherming, scholen en ziekenhuizen.

    7. Milieubewakingsvoorzieningen

    Locatie en werking van milieubewakingsvoorzieningen, met inbegrip van waarneming en meting van emissies, de staat van de milieucompartimenten en van andere ecosysteemparameters (biodiversiteit, ecologische omstandigheden van vegetatie, enz.) door of namens de overheidsinstanties.

    8. Faciliteiten voor productie en industrie

    Industriële productievestigingen, met inbegrip van installaties die onder richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geďntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging vallen en waterontrekkingsfaciliteiten, mijnbouw, opslagplaatsen.

    9. Faciliteiten voor landbouw en aquacultuur

    Landbouwuitrusting en productiefaciliteiten (met inbegrip van irrigatiesystemen, broeikassen en stallen).

    10. Spreiding van de bevolking — demografie

    Geografische spreiding van de bevolking, met inbegrip van bevolkingskenmerken en activiteitsniveaus, verzameld per raster, regio, administratieve eenheid of andere analytische eenheid.

    11. Gebiedsbeheer, gebieden waar beperkingen gelden, gereguleerde gebieden en rapportage-eenheden

    Gebieden die worden beheerd, gereguleerd of gebruikt voor rapportage op internationaal, Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau, met inbegrip van stortplaatsen, gebieden rond drinkwaterbronnen waar beperkingen gelden, nitraatgevoelige gebieden, gereguleerde vaarwegen op zee of op grote binnenwateren, gebieden voor het storten van afval, gebieden waar geluidsbeperkingen gelden, gebieden met toestemming voor exploratie en mijnbouw, stoomgebieden, relevante rapportage-eenheden en gebieden voor kustbeheer.

    12. Gebieden met natuurrisico's

    Kwetsbare gebieden die worden gekenmerkt door natuurrisico's (alle atmosferische, hydrologische, seismische, vulkanische verschijnselen en ongecontroleerde branden die door hun locatie, hevigheid en frequentie, mogelijk ernstige maatschappelijke gevolgen kunnen hebben), zoals overstromingen, aardverschuivingen en -verzakkingen, lawines, bosbranden, aardbevingen en vulkaanuitbarstingen.

    13. Atmosferische omstandigheden

    Fysische omstandigheden in de atmosfeer, met inbegrip van ruimtelijke gegevens die gebaseerd zijn op metingen, modellen of een combinatie daarvan, en met inbegrip van meetlocaties.

    14. Meteorologische geografische kenmerken

    Weersomstandigheden en de meting daarvan; neerslag, temperatuur, verdamping, windsnelheid en windrichting.

    15. Oceanografische geografische kenmerken

    Fysische kenmerken van oceanen (stroming, zoutgehalte, golfhoogte, enz.).

    16. Zeegebieden

    Fysische kenmerken van zeeën en zoutwateroppervlakken, ingedeeld in regio's en subregio's met gemeenschappelijke kenmerken.

    17. Biogeografische gebieden

    Gebieden met betrekkelijk homogene ecologische omstandigheden die gemeenschappelijke kenmerken vertonen.

    18. Habitats en biotopen

    Geografische gebieden die worden gekenmerkt door specifieke ecologische omstandigheden, processen, structuur en (leven ondersteunende) functies die fysiek de daar levende organismen ondersteunen, met inbegrip van volledig natuurlijke of semi-natuurlijke land- en wateroppervlakken, onderscheiden naar geografische, abiotische en biotische kenmerken.

    19. Spreiding van soorten

    Geografische spreiding van dier- en plantensoorten per raster, regio, administratieve eenheid of andere analytische eenheid.

    20. Energiebronnen

    Energiebronnen met inbegrip van koolwaterstof, waterkracht, bio-energie, zon, wind enz., waar passend met inbegrip van diepte/hoogte-informatie over de omvang van de bron.

    21. Minerale bronnen

    Minerale bronnen met inbegrip van metaalertsen, industriële mineralen enz., waar passend met inbegrip van diepte/hoogte-informatie over de omvang van de bron.


    VOORONTWERP VAN WET VOOR ADVIES VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE


    Voorontwerp van wet houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest voor de coördinatie van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie, afgesloten te Brussel op 2 april 2010.

    Artikel 1

    Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

    Art. 2

    Instemming wordt betuigd met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest voor de coördinatie van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie, afgesloten te Brussel op 2 april 2010, gevoegd bij deze wet.

    Art. 3

    Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.


    ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE Nr. 48.076/VR VAN 4 MEI 2010


    De RAAD VAN STATE, afdeling Wetgeving, verenigde kamers, op 6 april 2010 door de minister van Landsverdediging verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, verlengd tot vijfenveertig dagen (1) , van advies te dienen over een voorontwerp van wet « houdende instemming met het Samenwerkings-akkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest voor de coördinatie van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie, afgesloten te Brussel op 2 april 2010 », heeft het volgende advies gegeven :

    1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond (2) , alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan.


    STREKKING VAN HET VOORONTWERP

    2. Zoals in het opschrift is vermeld, strekt het om advies voorgelegde voorontwerp van wet ertoe instemming te verlenen met het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest voor de coördinatie van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie. Dat samenwerkingsakkoord strekt tot de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de [Europese] Gemeenschap (hierna : INSPIRE-richtlijn).

    Het samenwerkingsakkoord heeft enerzijds ten doel het vaststellen van algemene coördinatieregels ter omzetting van de genoemde richtlijn en het organiseren van de opvolging ervan en, anderzijds, het realiseren van de Belgische bijdrage aan de oprichting van een infrastructuur voor Europese ruimtelijke informatie (artikel 2).

    Na de omschrijving van een aantal in het samenwerkingsakkoord gebruikte begrippen (artikel 3) en de afbakening van het toepassingsgebied ervan (artikel 4), voorziet het samenwerkingsakkoord in samenwerking tussen de partijen erbij met het oog op het bepalen van de referentieversie van verzamelingen ruimtelijke gegevens en van ruimtelijke referentiegegevens zelf (artikel 5), en in de vaststelling van de geografische positie en de niet-geografische kenmerken van zowel extern als intern grensoverschrijdende ruimtelijke objecten en van gemeenschappelijke ruimtelijke objecten (artikel 6). Voorts wordt een gemeenschappelijk geoportaal opgericht dat toegang verschaft tot diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens (artikel 7) en verbinden de partijen zich ertoe om bij het opbouwen van onderdelen van de infrastructuur voor ruimtelijke informatie de nodige « middleware services » te implementeren conform de INSPIRE-toepassingsregels inzake netwerkdiensten en om deze diensten onderling toegankelijk te stellen en daartoe de nodige informatie uit te wisselen (artikel 8). Er wordt tevens voorzien in de mogelijkheid tot uitbreiding van de samenwerking tussen de partijen bij het samenwerkingsakkoord of tussen sommige ervan (artikel 9).

    De concrete organisatie van de samenwerking wordt toevertrouwd aan een Coördinatiecomité, waarvan het samenwerkingsakkoord de samenstelling en de werking bepaalt (artikel 13), evenals de opdrachten (artikelen 10 tot 12 en 14). Ook wordt in de oprichting van een « INSPIRE-Cel » voorzien, die als centraal aanspreekpunt fungeert en het secretariaat van het Coördinatiecomité, van de Belgische vertegenwoordiger in het comité vermeld in artikel 22 van de INSPIRE-richtlijn, en van het INSPIRE-Forum verzorgt (artikelen 15 en 16).

    Ten slotte is in het samenwerkingsakkoord nog een financieringsregeling opgenomen (artikel 17) en wordt de inwerkingtreding geregeld (artikel 18).

    BEVOEGDHEID

    3. Op zich belet niets dat de federale Staat en de gewesten een samenwerkingsakkoord zouden sluiten betreffende ruimtelijke informatie die aan hun respectieve bevoegdheden kan worden gekoppeld. Evenwel strekt het aan het Parlement voor te leggen samenwerkingsakkoord tot gedeeltelijke omzetting van de INSPIRE-richtlijn. De vraag rijst derhalve of de omzetting van de richtlijn er niet toe noopt nog andere partijen bij het samenwerkingsakkoord te betrekken.

    In dit verband dient erop te worden gewezen dat, al werd de INSPIRE-richtlijn uitgevaardigd op grond van het toenmalige artikel 175, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, hierna EG-Verdrag (thans artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna VWEU) en dus verband houdt met het Europese milieubeleid, daaruit niet mag worden afgeleid dat internrechtelijk enkel de overheden die bevoegdheden hebben inzake leefmilieu in de zin van artikel 6, § 1, II, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, die richtlijn dienen om te zetten.

    Zowel uit de aan de INSPIRE-richtlijn voorafgaande consideransen als uit de tekst ervan zelf blijkt dat die richtlijn in belangrijke mate het beleid inzake leefmilieu in de zin van de genoemde bepaling uit de bijzondere wet van 8 augustus 1980 overstijgt.

    Zo worden in de eerste en de vierde considerans van de INSPIRE-richtlijn de volgende doelstellingen geformuleerd :

    « (1) De Gemeenschap streeft er in haar milieubeleid naar een hoog niveau van milieubescherming tot stand te brengen, rekening houdende met de uiteenlopende situaties in de verschillende regio's van de Gemeenschap. Bovendien is informatie, inclusief ruimtelijke informatie, nodig voor het opstellen en toepassen van dit beleid en van communautair beleid op andere gebieden. Overeenkomstig artikel 6 van het EG-Verdrag moeten de eisen inzake milieubescherming worden geďntegreerd in het beleid van de Gemeenschap. Om dit te verwezenlijken moet een zekere mate van coördinatie tussen de gebruikers en leveranciers van informatie tot stand worden gebracht, zodat informatie en kennis uit verschillende sectoren kan worden gecombineerd.

    (4) De infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap, Inspire genaamd, moet dienen ter ondersteuning van de vorming van beleidsmaatregelen en activiteiten die een directe of indirecte invloed kunnen hebben op het milieu. »

    De INSPIRE-richtlijn en de regeling die erbij wordt ingevoerd, dragen bijgevolg bij tot de uitvoering van het integratieprincipe gewaarborgd bij artikel 6 van het EG-Verdrag, dat artikel 11 VWEU is geworden, krachtens hetwelk de eisen inzake milieubescherming moeten worden geďntegreerd in de omschrijving en de uitvoering van het beleid en het optreden van de Europese Unie, in het bijzonder met het oog op het bevorderen van duurzame ontwikkeling.

    De met de INSPIRE-richtlijn beoogde doelstelling gaat dus ruimschoots het leefmilieubeleid stricto sensu te buiten, terwijl het instrumentarium dat ermee beoogd wordt in te voeren met het oog op het uitstippelen van het besluitvormingsproces is bedoeld om in alle sectoren in zeer ruime mate te worden aangewend.

    Die ruime en geďntegreerde doelstelling vindt eveneens neerslag in artikel 1, lid 1, van de INSPIRE-richtlijn, dat luidt :

    « 1. Het doel van deze richtlijn is het vaststellen van algemene regels voor de oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap, hierna Inspire te noemen, ter ondersteuning van het communautaire milieubeleid en beleidsmaatregelen of activiteiten die van invloed kunnen zijn op het milieu. »

    Het is tevens de bedoeling dat de regeling ingevoerd bij de INSPIRE-richtlijn ervoor zorgt dat daarbij overheidsinstanties worden betrokken die niet noodzakelijk bevoegd zijn op het vlak van het leefmilieu. Zo heeft de INSPIRE-richtlijn naar luid van haar artikel 4, lid 1, betrekking op verzamelingen ruimtelijke gegevens die aan de volgende voorwaarden voldoen :

    «  a) ze hebben betrekking op een gebied waar een lidstaat rechten ten aanzien van de rechtsbevoegdheid heeft en/of uitoefent;

    b) ze zijn beschikbaar in elektronisch formaat;

    c) ze worden bewaard door of namens :

    i) een overheidsinstantie, in de zin dat ze zijn geproduceerd of ontvangen dan wel worden beheerd of bijgewerkt door die instantie en binnen haar publieke taak vallen;

    ii) een derde partij waaraan het netwerk ter beschikking is gesteld overeenkomstig artikel 12;

    d) ze hebben betrekking op een of meer van de in de bijlagen I, II of III vermelde thematische categorieën. »

    Uit deze bepaling blijkt geenszins dat de INSPIRE-richtlijn alleen toepasselijk zou zijn op verzamelingen gegevens inzake leefmilieu. Integendeel, het onderzoek van de bijlagen bij de INSPIRE-richtlijn toont aan dat de verzamelingen gegevens waarop ze toepasselijk is, ressorteren onder aangelegenheden die niet uitsluitend op het leefmilieu betrekking hebben en die in het licht van de verdeling van de bevoegdheden tussen de federale overheid en de deelentiteiten in het interne recht niet of niet uitsluitend ressorteren onder de federale of gewestelijke bevoegdheden inzake leefmilieu. Het gaat hier niet alleen om andere gewestelijke of federale aangelegenheden (3) , maar ook om aangelegenheden die geheel of gedeeltelijk tot de bevoegdheid van de gemeenschappen behoren. Dit is met name het geval voor de volgende aangelegenheden :

    — informatie omtrent de menselijke gezondheid, die inzonderheid in verband moet worden gebracht met de bevoegdheden van de gemeenschappen inzake het gezondheidsbeleid, als bedoeld bij artikel 5, § 1, I, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980;

    — sommige van de diensten, waaronder de « nutsdiensten en [de] overheidsdiensten », zoals de maatschappelijke instanties van de overheid, de scholen en de ziekenhuizen, die krachtens artikel 24 van de Grondwet en artikel 5, § 1, I, 1ş, en II, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 inzonderheid ressorteren onder de bevoegdheid van de gemeenschappen;

    — de benamingen van gebieden, in het bijzonder geografische of topografische kenmerken van openbaar of historisch belang, alsook het « landgebruik » uit het oogpunt van de recreatie, die inzonderheid in verband kunnen worden gebracht met de culturele bevoegdheden van de gemeenschappen, zoals onder meer bedoeld bij artikel 4, 4ş, 9ş en 10ş, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980.

    Voorts mag, naast de voornoemde bevoegdheden, niet de bevoegdheid van de Duitstalige Gemeenschap op het vlak van de monumenten en landschappen en de opgravingen (4) uit het oog worden verloren, die in verband kan worden gebracht met de aangelegenheid van de « beschermde gebieden », bedoeld in bijlage I bij de INSPIRE-richtlijn.

    In dezelfde gedachtegang blijkt uit artikel 4, lid 1, van de INSPIRE-richtlijn niet dat deze alleen zou slaan op de overheidsinstanties bevoegd inzake leefmilieu.

    Het begrip « overheidsinstantie », dat onder meer voorkomt in artikel 4, lid 1, c), i), van de INSPIRE-richtlijn, wordt in artikel 3, 9), eerste alinea, ervan, immers als volgt gedefinieerd :

    « a) een regering of een andere bestuurlijke overheid, met inbegrip van openbare adviesorganen, op nationaal, regionaal of lokaal niveau;

    b) een natuurlijke of rechtspersoon die openbare bestuursfuncties naar nationaal recht uitoefent, met inbegrip van specifieke taken, activiteiten of diensten met betrekking tot het milieu; en

    c) een natuurlijke of rechtspersoon die onder toezicht van een orgaan of persoon als bedoeld onder a) of b) belast is met openbare verantwoordelijkheden of functies of openbare diensten op milieugebied verleent. »

    In b) en c) van deze definitie, die betrekking hebben op natuurlijke of rechtspersonen belast met openbare verantwoordelijkheden of functies, worden personen bedoeld die diensten leveren met betrekking tot het leefmilieu; in a) echter, dat slaat op de overheidsinstanties stricto sensu in ruime bewoordingen en niet louter beperkt tot de instanties belast met openbare verantwoordelijkheden of functies met betrekking tot het leefmilieu, worden op een zeer algemene wijze en ongeacht hun materiële bevoegdheid alle regeringen en alle bestuurlijke overheden in het algemeen bedoeld.

    Tot slot moet, wat de uitwisseling van ter beschikking gestelde gegevens betreft, inzonderheid gewezen worden op artikel 17, lid 1, van de INSPIRE-richtlijn, naar luid waarvan elke lidstaat maatregelen moet vaststellen « voor het uitwisselen van verzamelingen ruimtelijke gegevens en diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens tussen zijn overheidsinstanties als bedoeld in artikel 3, punt 9, onder a) en b) », welke maatregelen die overheidsinstanties in staat moeten stellen om toegang te verkrijgen tot verzamelingen ruimtelijke gegevens en diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens en om deze verzamelingen en diensten uit te wisselen en te gebruiken voor overheidstaken « die van invloed kunnen zijn op het milieu », en niet uitsluitend ter uitvoering van openbare taken op het stuk van het leefmilieu.

    Uit wat voorafgaat kan worden afgeleid dat de INSPIRE-richtlijn een systeem van informatie-infrastructuur invoert waarbij weliswaar niet het vergaren van nieuwe informatie wordt opgelegd, maar dat door de opbouw en de werking ervan niettemin de medewerking veronderstelt van alle overheidsinstanties die informatie bezitten inzake de aangelegenheden bedoeld in de bijlagen bij de richtlijn en waarbij tevens de verplichting wordt opgelegd om maatregelen te treffen die de gegevensuitwisseling onder die overheidsinstanties waarborgen, zodat deze gegevens niet uitsluitend worden aangewend ter uitvoering van overheidstaken die ressorteren onder de bescherming van het leefmilieu, maar ook ter uitvoering van andere overheidstaken.

    Het staat aan de lidstaten, die de adressaten zijn van de INSPIRE-richtlijn, om de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden die nodig zijn met het oog op de naleving van deze INSPIRE-richtlijn en om te voorzien in de omzetting ervan, op een doelmatige wijze en met inachtneming van de bevoegdheidverdelende regels. Het lijdt weliswaar niet de minste twijfel dat het samenwerkingsakkoord moet worden gesloten door de federale overheid en de gewesten, deze laatste niet alleen gelet op hun bevoegdheid op het vlak van het leefmilieu, maar ook gelet op andere aangelegenheden die tot hun bevoegdheid behoren, zoals gemeenschapsaangelegenheden waarvan de bevoegdheidsuitoefening naar hen is overgeheveld. Uit wat voorafgaat blijkt evenwel dat deze instemming niet volstaat om de INSPIRE-richtlijn op een doelmatige wijze om te zetten met inachtneming van de bevoegdheidverdelende regels en dat met het akkoord bovendien moet worden ingestemd door de overige deelentiteiten bevoegd inzake aangelegenheden die van invloed kunnen zijn op het leefmilieu, te weten de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie (5) en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, alsmede het Waalse Gewest optredend in het kader van de bevoegdheden waarvan de uitoefening naar dat gewest is overgeheveld door de Franse Gemeenschap (6) .

    ONDERZOEK VAN HET SAMENWERKINGSAKKOORD

    Voorafgaande opmerking

    4. De afdeling Wetgeving heeft meermaals erop gewezen dat wanneer een voorontwerp van wet, van decreet of van ordonnantie ertoe strekt een Europese richtlijn om te zetten, omzettingstabellen moeten worden opgesteld die gevoegd moeten worden bij het voorontwerp dat haar om advies wordt voorgelegd (7) .

    Bovendien bepaalt overweging (30) van de aanhef van de INSPIRE-richtlijn het volgende :

    « Overeenkomstig punt 34 van het interinstitutioneel akkoord « Beter wetgeven » (8) worden de lidstaten ertoe aangespoord om voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen die zoveel mogelijk het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken. »

    De Raad van State heeft het belang van zulke tabellen in zijn advies 45.924/2 (9) als volgt verwoord :

    « 3. De memorie van toelichting moet worden aangevuld met een tabel betreffende de concordantie tussen de tekst van het voorontwerp en de tekst van de relevante bepalingen van de richtlijn, alsmede met een tabel die de concordantie in omgekeerde zin weergeeft, zodat het Parlement zich met kennis van zaken kan uitspreken over de keuze van de middelen die de steller van het voorontwerp heeft aangewend om te zorgen voor de omzetting van die bepalingen van de richtlijn, en zodat kan worden voorkomen dat de uitoefening van het amenderingsrecht vastgelegd in artikel 39 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, van toepassing verklaard op de Duitstalige Gemeenschap bij artikel 44, eerste lid, van de wet van 31 december 1983, de grenzen te buiten gaat van de beoordelingsbevoegdheid die het Europese recht aan de lidstaten toekent.

    In zulke tabellen kan ook worden uiteengezet waarom sommige bepalingen van de richtlijn niet omgezet worden, bijvoorbeeld omdat de strekking daarvan buiten de bevoegdheid van de Duitstalige Gemeenschap valt of irrelevant is ten aanzien van die bevoegdheid, omdat die bepalingen een keuzemogelijkheid betreffen waaraan de Duitstalige Gemeenschap geen uitvoering geeft, de bepaling van de richtlijn geen deel uitmaakt van die welke omzetting behoeven, of om onverschillig welke andere aanvaardbare reden.

    Het zou wenselijk geweest zijn dat deze tabellen aan de afdeling Wetgeving van de Raad van State waren bezorgd met het oog op het onderzoek van het voorontwerp van decreet dat ze heeft verricht voor het opstellen van dit advies. »

    Deze opmerking geldt mutatis mutandis wanneer een richtlijn omgezet wordt bij wege van een samenwerkingsakkoord, zoals te dezen het geval is, ook al betreft het slechts een gedeeltelijke omzetting.

    Art. 4

    5. Artikel 4 van het samenwerkingsakkoord bepaalt het toepassingsgebied ervan, en de paragrafen 1 en 2 (lees : het eerste en het tweede lid) ervan sluiten in dit verband aan bij het bepaalde in artikel 4, lid 1, van de INSPIRE-richtlijn.

    Daaromtrent valt evenwel op te merken dat artikel 4 van het samenwerkingsakkoord niet aansluit bij het bepaalde in artikel 4, lid 1, c), van de INSPIRE-richtlijn, waarin wordt gepreciseerd dat deze richtlijn van toepassing is op verzamelingen ruimtelijke gegevens die :

    « [...] worden bewaard door of namens :

    i) een overheidsinstantie, in de zin dat ze zijn geproduceerd of ontvangen dan wel worden beheerd of bijgewerkt door die instantie en binnen haar publieke taak vallen;

    ii) een derde partij waaraan het netwerk ter beschikking is gesteld overeenkomstig artikel 12 ».

    Voorts wordt in artikel 3 van het samenwerkingsakkoord wel een definitie gegeven van het begrip « overheidsinstantie », maar niet van het begrip « derde partij », welke definitie nochtans wel gegeven wordt in artikel 3, 10), van de INSPIRE-richtlijn.

    Teneinde iedere kritiek gelet op de INSPIRE-richtlijn te voorkomen, is het verkieslijk in het samenwerkingsakkoord een bepaling in te voegen die aansluit bij het bepaalde in artikel 4, lid 1, c), van de INSPIRE-richtlijn, en inzonderheid ii) ervan, waarbij eveneens rekening wordt gehouden met de overige bepalingen van de richtlijn die betrekking hebben op « derden », inzonderheid artikel 4, lid 5, dat de intellectuele eigendomsrechten betreft.

    6. In artikel 4 wordt geen gewag gemaakt van « diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens » (10) ter omschrijving van het toepassingsgebied van het samenwerkingsakkoord. Dat strookt niet met de verdere inhoud ervan (zie bijvoorbeeld artikel 7), en evenmin met artikel 4, lid 3, van de INSPIRE-richtlijn. Artikel 4 dient op dit vlak te worden herzien. Dat artikel zou bovendien ook beter aansluiting vinden bij die richtlijnbepaling indien niet enkel de eerste, maar ook de daaropvolgende paragrafen afgestemd zouden zijn op het begrip « verzameling ruimtelijke gegevens », eerder dan op het begrip « ruimtelijke gegevens ».

    Art. 14

    7. In artikel 14, § 2, 4ş en 5ş, van het samenwerkingsakkoord dient geen gewag te worden gemaakt van « de (Europese) Gemeenschap », maar wel van de « Europese Unie », nu die laatste sinds de inwerkingtreding (op 1 december 2009) van het Verdrag van Lissabon volledig in de plaats is getreden van de eerste (11) . Hetzelfde geldt ten aanzien van de memorie van toelichting en ten aanzien van het derde lid van de aanhef van het samenwerkingsakkoord, behoudens voor zover er wordt verwezen naar het opschrift van de INSPIRE-richtlijn.

    Art. 18

    8. In artikel 18 van het samenwerkingsakkoord wordt bepaald dat het samenwerkingsakkoord in werking treedt op de dag waarop de laatste goedgekeurde akte uitgaande van de contracterende partijen in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

    Rekening houdende met de regel afgeleid uit artikel 92bis, § 1, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, gelezen in samenhang met artikel 4, tweede lid, van de wet van 31 mei 1961 betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen, dan wel met artikel 56 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, of nog met artikel 33, tweede lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, volgens welke een samenwerkingsakkoord dat aan de parlementen ter instemming is voorgelegd, in werking treedt op de tiende dag te rekenen vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het laatste wetgevende instrument van instemming met het akkoord, is het niet nodig dat het samenwerkingsakkoord een bijzondere bepaling bevat met betrekking tot zijn inwerkingtreding, tenzij de partijen een specifieke datum van inwerkingtreding beogen, wat te dezen alvast niet blijkt uit de memorie van toelichting (12) .

    ONDERZOEK VAN HET VOORONTWERP VAN WET

    Opschrift

    9. Het is niet gebruikelijk om bij het refereren aan samenwerkingsakkoorden de plaats te vermelden waar ze zijn gesloten of ondertekend.

    In het opschrift van het voorontwerp moeten de woorden « , afgesloten te Brussel op 2 april 2010 » derhalve worden geschrapt. De datum van ondertekening dient daarentegen wel te worden vermeld, maar volgt beter op het woord « [s]amenwerkingsakkoord » (« het samenwerkingsakkoord van 2 april 2010 »).

    Dezelfde opmerking geldt ten aanzien van artikel 2.

    Art. 2

    10. In artikel 2 hoeft niet te worden vermeld dat het samenwerkingsakkoord bij de instemmingswet is gevoegd.

    Art. 3

    11. Volgens artikel 3 treedt de wet die thans in ontwerpvorm voorligt, in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

    Uit artikel 92bis, § 1, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 vloeit voort dat de samenwerkingsakkoorden die aan de betrokken parlementen ter instemming moeten worden voorgelegd, eerst gevolg kunnen hebben nadat elk van die parlementen ermee heeft ingestemd. Een partij bij het akkoord kan derhalve het samenwerkingsakkoord niet eerder (of later) in werking laten treden (13) . Daardoor heeft een bepaling zoals die van artikel 3 geen enkel nut en kan zulk een bepaling zelfs tot verwarring leiden.

    Bijgevolg is het beter om dat artikel uit het voorontwerp weg te laten.

    De verenigde kamers waren samengesteld uit

    De heer P. LEMMENS, kamervoorzitter, voorzitter,

    De heer P. LIÉNARDY, kamervoorzitter,

    De heren J. SMETS, J. JAUMOTTE, B. SEUTIN en L. DETROUX, staatsraden,

    De heren H. COUSY, J. VELAERS, de dames A. WEYEMBERGH en V. VANNES, assessoren van de afdeling Wetgeving,

    De dames C. GIGOT en A.-M. GOOSSENS, griffiers.

    De verslagen werden uitgebracht door mevrouw A. VAGMAN, auditeur, en de heer P. T'KINDT, adjunct-auditeur.

    De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heren P. LIÉNARDY en J. SMETS.

    De griffier, De voorzitter,
    A.-M. GOOSSENS. P. LEMMENS.

    (1) Deze verlenging vloeit voort uit artikel 84, § 1, eerste lid, 1(, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, waarin wordt bepaald dat de termijn van dertig dagen verlengd wordt tot vijfenveertig dagen in het geval waarin het advies gegeven wordt door de verenigde kamers met toepassing van artikel 85bis.

    (2) Aangezien het om een voorontwerp van wet gaat, wordt onder « rechtsgrond » de overeenstemming met de hogere rechtsnormen verstaan.

    (3) Zie bijvoorbeeld de aangelegenheden vermeld in bijlage I, 7 en 8, en in bijlage III, 4, 9, 12, 14, 15, 16, 18, 20 en 21.

    (4) Zie het decreet van 23 december 1993 van het Waalse Gewest betreffende de uitoefening door de Duitstalige Gemeenschap van de bevoegdheden van het Waalse Gewest in de aangelegenheid Monumenten en Landschappen, het decreet van 17 januari 1994 van de Duitstalige Gemeenschap betreffende de uitoefening door de Duitstalige Gemeenschap van de bevoegdheden van het Waalse Gewest in de aangelegenheid Monumenten en Landschappen, het decreet van 6 mei 1999 van het Waalse Gewest betreffende de uitoefening door de Duitstalige Gemeenschap van de bevoegdheden van het Waalse Gewest inzake Tewerkstelling en Opgravingen en het decreet van 10 mei 1999 van de Duitstalige Gemeenschap betreffende de uitoefening door de Duitstalige Gemeenschap van de bevoegdheden van het Waalse Gewest inzake tewerkstelling en opgravingen.

    (5) De Franse Gemeenschapscommissie oefent immers bepaalde bevoegdheden van de Franse Gemeenschap uit die in verband kunnen worden gebracht met de INSPIRE-richtlijn. Zie het decreet II van de Franse Gemeenschap van 19 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie en het decreet III van de Franse Gemeenschaps-commissie van 22 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie.

    (6) Het Waalse Gewest oefent immers bepaalde bevoegdheden van de Franse Gemeenschap uit die in verband kunnen worden gebracht met de INSPIRE-richtlijn. Zie het decreet II van de Franse Gemeenschap van 19 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie en het decreet II van het Waalse Gewest van 22 juli 1993 betreffende de overheveling van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie.

    (7) Zie Beginselen van de wetgevingstechniek. Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, aanbevelingen nrs. 191 tot 194, inzonderheid : « 191.1. Om te controleren of een richtlijn correct en volledig wordt omgezet, maak een concordantietabel op met de (onderdelen van de) artikelen van de richtlijn en van de er mee overeenstemmende (onderdelen van de) artikelen van de door u opgestelde tekst die in de omzetting voorziet. Vermeld eveneens in deze tabel : a) de artikelen van de richtlijn die eventueel reeds zijn omgezet, alsmede de overeenstemmende teksten van intern recht en de artikelen waarbij de richtlijn is omgezet; b) de artikelen van de richtlijn die door een andere instantie nog moeten worden omgezet. 191.2. Om ieder artikel van de tekst die in de omzetting voorziet te kunnen lezen in het licht van de vereisten van de richtlijn, maak eveneens een concordantietabel op met de (onderdelen van de) artikelen van de tekst die in de omzetting voorziet en de (onderdelen van de) artikelen van de richtlijn. » Over de noodzaak om zulke tabellen op te stellen, zowel voor de steller van het voorontwerp en het Parlement als voor de afdeling Wetgeving van de Raad van State, zie het Jaarverslag van de Raad van State, 2005-2006, Hoofdstuk 2, B, II, nrs. 15 tot 17, pp. 10-11, www.raadvst-consetat.be. Zie ook het Jaarverslag van de Raad van State, 2008-2009, Hoofdstuk II, C, 2, pp. 47-49.

    (8) Voetnoot 3 van bladzijde 4 van de aanhef : PB C 321 van 31.12 2003, blz. 1.

    (9) Advies 45.924/2 van 25 februari 2009 over een voorontwerp dat geleid heeft tot het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 25 mei 2009 over maatregelen inzake onderwijs en opleiding 2009 (Parl. St., Parl. Duitst. Gem., 2008-2009, nr. 150/1, pp. 21-25), inzonderheid de opmerking bij de artikelen 1 tot 8 en 11 tot 16.

    (10) Dat valt niet samen met het begrip « middleware services » (zie artikel 3, 5(en 10(, van het samenwerkingsakkoord).

    (11) Zie artikel 1, 2), b), van het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de Europese Gemeenschap, ondertekend te Lissabon op 13 december 2007.

    (12) Advies 46.688/VR van 23 juni 2009 over een voorontwerp van wet « houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering van de verordening (EG) nr. 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) ».

    (13) Advies 44.897/VR/V van 19 augustus 2008 over een voorontwerp van wet « houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 11 december 2006 tussen de federale staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie, en het Waalse Gewest over de bestrijding van het tabaksgebruik ».