4-1405/1(Senaat) 52-2476/001 (Kamer)

4-1405/1(Senaet) 52-2476/001 (Kamer)

Belgische Senaat en Kamer van volksvertegenwoordigers

ZITTING 2009-2010

5 MAART 2010


Activiteitenverslag 2008 van het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (1)


VERSLAG NAMENS DE COMMISSIE BELAST MET DE BEGELEIDING VAN HET VAST COMITÉ VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN (VAST COMITÉ I) EN DE BIJZONDERE COMMISSIE BELAST MET DE PARLEMENTAIRE BEGELEIDING VAN HET VAST COMITÉ VAN TOEZICHT OP DE POLITIEDIENSTEN UITGEBRACHT DOOR DE HEREN VANDENBERGHE (S) EN VANDENHOVE (K)


I. INLEIDING

De Senaatscommissie belast met de begeleiding van het Vast Comité van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Comité I) en de bijzondere Kamercommissie belast met de parlementaire begeleiding van het Vast Comité van Toezicht op de Politiediensten (Comité P) hebben het activiteitenverslag 2008 van het Vast Comité I (2) onderzocht tijdens hun vergadering van 6 juli 2008. (wet van 18 juli 1991 — art. 66bis, § 3)

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR HET VAST COMITÉ I

De heer Rapaille, voorzitter van het Vast Comité I, geeft een beknopte toelichting bij het activiteitenverslag 2008 van het Vast Comité I.

A. In 2008 heeft het Vast Comité I negen toezichtonderzoeken geopend : twee op eigen initiatief, één op verzoek van de minister van Justitie en één op gezamenlijk verzoek van de minister van Justitie, de minister van Landsverdediging en de Begeleidingscommissie van het Vast Comité I van de Senaat.

Hetzelfde jaar heeft het Vast Comité negen toezichtonderzoeken afgerond. Tevens heeft het Vast Comité drie tussentijdse verslagen opgesteld betreffende een toezichtonderzoek dat nog steeds niet is afgerond.

Alle toezichtonderzoeken waarvan sprake in het activiteitenverslag 2008 werden reeds eerder aan de Begeleidingscommissie van de Senaat voorgelegd. Het activiteitenverslag 2008 bevat een synthese van deze toezichtonderzoeksverslagen. De volledige versie van de belangrijkste toezichtonderzoeksverslagen is beschikbaar op de website van de Senaat of op de website van het Vast Comité I.

De heer Rapaille bespreekt vervolgens kort de belangrijkste onderzoeken :

1º Toezichtonderzoek betreffende het terreuralarm rond de jaarwisseling (3)

Dit toezichtonderzoek is een gezamenlijk onderzoek van de Vaste Comités P en I. Het bestaan van een gerechtelijk onderzoek heeft meegebracht dat de comités geen toegang kregen tot alle informatie in dit onderzoek. Het gerechtelijk onderzoek is vandaag nog niet afgesloten. Nochtans, zelfs indien de beide comités niet over het volledige beeld beschikken betreffende de feiten, waren ze van oordeel dat van elke redelijke persoon in dezelfde omstandigheden een gelijkaardige beslissing kan worden verwacht. Voor de inlichtingendiensten heeft het Vast Comité I niet kunnen vaststellen dat de diensten al dan niet moedwillig informatie zouden hebben achtergehouden, zelfs al hebben deze diensten weinig relevante informatie kunnen aanleveren. Wél bestaat er een meningsverschil tussen het Federaal parket en de inlichtingendiensten.

2º Toezichtonderzoek betreffende de « gereserveerde dossiers » bij de Veiligheid van de Staat

Deze algemene en officieuze naam slaat op verschillende categorieën dossiers. Het Comité heeft inzake de verzameling van gegevens over parlementsleden reeds een onderzoek gevoerd en verslagen gepubliceerd in 1998 en 1999.

De heer Rapaille beperkt zich hier tot de dossiers van politici en andere belangrijke personen :

— « papieren » dossiers :

• 301 dossiers bewaard bij de veiligheidsofficier, waarvan 193 over politici (108 actieve en 85 niet-actieve politici);

• deze dossiers bestonden reeds voor hun verkiezing en worden niet samengesteld omdat iemand verkozen is;

• deze dossiers krijgen bijzondere bescherming om te voorkomen dat agenten van de Veiligheid van de Staat ze onterecht inkijken.

— gedigitaliseerde dossiers :

• hetzelfde principe geldt : deze dossiers bestaan al voor de verkiezing;

• deze dossiers krijgen geen specifieke bescherming maar er bestaat wel een systeem om na te gaan wie de digitale dossiers heeft geraadpleegd.

— thematische dossiers :

• deze dossiers betreffen « extremistische » groeperingen in de zin van de organieke wet op de inlichtingendiensten.

Toen het Comité zijn verslag begon op te stellen, werd het ingelicht over een belangrijk arrest van het Europees Hof voor de rechten van de mens in de zaak Segerstedt-Wiberg e.a. vs. Zweden van 6 juni 2006.

Het Comité I wenst dat de Veiligheid van de Staat duidelijke richtlijnen opstelt over de verzameling, raadpleging, opslag en archivering van de gegevens van deze personen, waarbij rekening wordt gehouden met de opmerkingen die het Europees Hof in zijn arrest maakt.

3º Tussentijdse toezichtonderzoeksverslagen in de zaak Belliraj

Het dossier is nog niet afgesloten. Het Comité I heeft in 2008 drie verslagen ingediend maar wacht nog op informatie van het federaal parket, dat op zijn beurt het einde van het proces in Marokko afwacht.

De Veiligheid van de Staat was niet op de hoogte van de mogelijke betrokkenheid van de heer Belliraj bij misdrijven gepleegd in België of in het buitenland. De Veiligheid van de Staat beschikte nochtans over inlichtingen als zou de heer Belliraj wapens en explosieven trachten te vinden.

Inzake de naturalisering werden met acht dagen tussentijd door de Veiligheid van de Staat twee adviezen opgesteld. Het Comité I heeft daarover geen uitleg gekregen. Het Comité heeft ook geen elementen gevonden om aan te nemen dat de Veiligheid van de Staat het verwerven van de Belgische nationaliteit door de heer Belliraj zou vergemakkelijkt hebben.

Het Comité I is momenteel bezig met het opstellen van het definitief verslag maar wacht nog op informatie van het Federaal parket, dat het geheim van het onderzoek inroept en dat ook het proces in Marokko volgt.

4º De rol van de inlichtingendiensten in de strijd tegen de proliferatie van nucleaire, biologische en chemische wapens

Dit thematisch onderzoek liep over een vrij lange periode. Het Comité I besloot dat beide diensten hier actief aan gewerkt hebben, dat de input van de inlichtingendiensten onderschat wordt, dat de Veiligheid van de Staat en de ADIV onvoldoende personeel hebben en dat de analyses die het Comité heeft geconsulteerd, van zeer goede kwaliteit zijn.

B. Spreker doorloopt vervolgens de belangrijke aanbevelingen van het jaarverslag :

— de mogelijkheid tot externe rechtzetting van de classificering door de inlichtingendiensten die gevoelige zaken nogal snel overclassificeren;

— de absolute noodzaak van een beveiligd communicatienetwerk, niet alleen voor de OCAD en zijn partners, maar ook voor alle Belgische veiligheidsoverheden;

— de definitie van de missie van de ADIV in de strijd tegen de proliferatie van wapens moet duidelijker worden omschreven in de wet. Het schijnt dat het wetsvoorstel betreffende de methoden voor het verzamelen van gegevens door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (St. Senaat, nr. 4-1053/1), in deze wetswijziging zou voorzien.

— het Comité wenst eveneens de richtlijnen van het Ministerieel Comité voor de Inlichting en Veiligheid (MCIV) te verkrijgen. Het Comité kwam onlangs te weten dat het ministerieel Comité aan het Comité I richtlijnen zou doorgeven inzake de inlichtingendiensten;

— het geheim van van opsporings- en gerechtelijke onderzoeken is een probleem dat voortdurend terugkomt in de activiteiten van het Comité. Het Comité wenst dan ook dat er een oplossing komt waardoor het Comité I en dus ook de Commissie wordt ingelicht bij situaties waarin de inlichtingendiensten deelnemen aan opsporings- en gerechtelijke onderzoeken.

C. Het beroepsorgaan inzake veiligheidsmachtigingen, -adviezen en -attesten

Het Beroepsorgaan is samengesteld uit : de voorzitter van het Vast Comité I, de voorzitter van het Vast Comité P en de voorzitter van de Privacycommissie. In 2008 is het aantal beroepen gestegen : 58 beroepen waaronder meerdere met complexe en gevoelige onderliggende problemen. Deze tendens wordt tijdens het eerste semester van 2009 bevestigd. In de toekomst kan er zich een probleem inzake werklast stellen voor de drie leden van het Beroepsorgaan.

D. Activiteiten van het Vast Comité I

Het Comité I heeft, net als in het verleden, verder contacten uitgebouwd met soortgelijke instellingen in het buitenland. Een samenvatting van de verslagen 2006-2007 werd naar het Engels vertaald omdat het Comité zich ervan bewust is dat Engels noodzakelijk is voor internationale contacten.

In 2010 zal het Comité I de verslagen 2008 en 2009 ook in het Engels publiceren. Op basis van die internationale contacten heeft het Comité kunnen vaststellen dat het Belgisch model van democratisch toezicht op de inlichtingendiensten gewaardeerd wordt in het buitenland, maar dat het nog niet genoeg bekend is. Daarom zal het Comité I zijn contacten verder uitbouwen om het « Belgisch model » beter bekend te maken.


De heer De Smet, raadsheer van het Vast Comité I, voegt eraan toe dat het Comité eind 2008 nog geen antwoord had gekregen van alle betrokken steundiensten in het kader van het onderzoek aangaande het terreuralarm tijdens de eindejaarsfeesten van 2007.

Ondanks de verplichting opgelegd bij artikel 10, § 4 van de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging, heeft het Vast Comité I bovendien nog geen evaluatieverslag gekregen van het OCAD. Die instelling verdedigt zich door erop te wijzen dat er geen uitvoeringsbesluiten zijn.

Ten slotte wijst de heer De Smet erop dat het Comité tot nu toe geen enkele klacht heeft gekregen over het OCAD.

II. BESPREKING

A. Vragen en opmerkingen van de leden van de begeleidingscommissie

Een lid verheugt zich over de aanbeveling in verband met de « geclassificeerde » dossiers.

Vervolgens vraagt hij naar de resultaten van de performance audit bij de Veiligheid van de Staat die door de overheid is opgedragen aan het Vast Comité I en die, naar hij heeft vernomen, zou zijn afgerond.

Bovendien wenst hij uitleg over het veeleer vage begrip « strategische en militaire sector » uit de aanbeveling over de rol van de inlichtingendiensten bij bepaalde buitenlandse investeringen. Hij zou concreet willen weten wat de doelstelling van die opdracht is, over welke sectoren het gaat en wat de rol van de Veiligheid van de Staat zal zijn. Want wanneer hij die tekst leest, moet hij meteen denken aan de aanslag op de « Rainbow Warrior » in 1985.


Een tweede spreker beschouwt het probleem van de classificatie van gegevens, die gekoppeld is aan die van het onderzoeksgeheim, als de rode draad van het voorliggende verslag. Als er niet snel een oplossing wordt gevonden voor die problemen, vreest hij dat de parlementaire controle op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in een impasse komt.

Uiteraard is hij verheugd over het nieuws in verband met de richtlijnen van het ministerieel Comité voor inlichting en veiligheid. Hij zou het in het bijzonder waarderen indien de Senaat nog tijdens deze zittingsperiode het wetsvoorstel zou goedkeuren betreffende de methoden voor het verzamelen van gegevens door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (stuk Senaat, nr. 4-1053/1).

Bovendien is ook hij benieuwd naar de resultaten van de performance audit die het Comité heeft uitgevoerd bij de Veiligheid van de Staat.

Ten slotte wenst spreker een overzicht te krijgen van de ontwikkeling van het moslimfundamentalisme in de gevangenissen, die, volgens spreker, erg verontrustend is.


Een derde lid benadrukt het belang van de activiteiten van de ADIV in verband met de Democratische Republiek Congo, gelet op de aanwezigheid van ongeveer 4 000 landgenoten die daar wonen. Toch blijkt uit voorliggend verslag dat de ADIV de dienst die zich hiermee bezighoudt, zou willen afslanken. Daarom meent hij dat de commissies er bij de minister van Landsverdediging op moeten aandringen dat de nodige middelen ter beschikking worden gesteld om het huidige niveau van die analyses te behouden.

Wat de « geclassificeerde » dossiers betreft, wil hij bevestigd zien dat het verzamelen van de gegevens van de betrokkenen daadwerkelijk ophield zodra zij verkozen werden. In dezelfde context wil hij weten hoe een dergelijk dossier werd geopend.

Ten slotte wenst spreker uitleg over de verdere aanwerving van mensen die heel specifieke talen spreken en over de buitenlandse inlichtingendiensten die in ons land actief zijn.


Een lid betreurt het dat de opmerkingen van de begeleidingscommissie van de Senaat niet in dit verslag worden overgenomen vooral omdat zij verleden jaar nog niet optimaal functioneerde.

Wat de « gereserveerde » dossiers van de Veiligheid van de Staat betreft, herinnert hij eraan dat die problematiek ontstaan is in een periode toen die dienst zonder wettelijke basis moest werken. Het is verheugend dat er geen misbruiken zijn geweest ook al wist men niet wat er over wie werd verzameld. Dat is nog opmerkelijker gelet op de totale mislukking van het wetsontwerp van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens — dat soort gegevens mag worden geregistreerd, maar er blijft toezicht op de verspreiding ervan —, waardoor een levendige handel in persoonlijke gegevens is ontstaan. Een gerichte benadering door de Veiligheid van de Staat zou dus verkieslijk zijn.

Wat de zaak Belliraj betreft, verwijst spreker naar de ontevredenheid van de begeleidingscommissie van de Senaat. Bijgevolg meent hij dat de wetgever zijn verantwoordelijkheid moet opnemen, bijvoorbeeld door in het wetsvoorstel betreffende de methoden voor het verzamelen van gegevens door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (stuk Senaat, nr. 4-1053/1) een bepaling op te nemen die stelt dat het geheim van het gerechtelijk onderzoek niet meer mag worden aangevoerd in dergelijke gevallen.


Een lid wil weten of het huidige netwerk tussen de overheidsdiensten al het slachtoffer is geweest van hacking.


Een senator meent dat er snel een oplossing moet worden gevonden voor de inkrimping van de activiteiten van de ADIV in de Democratische Republiek Congo en het personeelstekort bij de Veiligheid van de Staat in het kader van de proliferatie. Hij stelt dus voor om deze twee problemen aan te kaarten in de aanbevelingen van de commissies na de bespreking van voorliggend rapport.

Wat de zaak Belliraj betreft, kan hij zich enkel maar verbazen over het feit dat de heer Belliraj genaturaliseerd werd ondanks twee tegenstrijdige adviezen van de Veiligheid van de Staat.

B. Antwoorden van het Vast Comité I

De heer Rapaille, voorzitter van het Vast Comité I, antwoordt dat de Nederlandstalige versie van de performance audit bij de Veiligheid van de Staat verwacht wordt op 21 juli eerstkomende. Zodra die vertaald is, wordt ze opgestuurd naar de begeleidingscommissie van de Senaat en de minister van Justitie.

Het behoort niet tot de taken van het Vast Comité I om na te gaan welke de « strategische sectoren » zijn. Dat neemt niet weg dat men kan vaststellen dat er in België onvoldoende politieke wil is om het Franse voorbeeld te volgen.

De heer De Smet, adviseur bij het Vast Comité I, voegt eraan toe dat het Vast Comité I dat enkel onder de aandacht wilde brengen. Uiteraard zal de wetgever moeten optreden en in die context, bepalen welke rol de Veiligheid van de Staat in die problematiek vervult.

Wat het groeiende moslimfundamentalisme in de gevangenissen betreft, herinnert de heer Rapaille eraan dat er een protocol bestaat tussen de gevangenisautoriteiten en de Veiligheid van de Staat. Toch moet erop gewezen worden dat het Vast Comité I niet op de hoogte is van de inhoud van dat protocol.

Verder zijn er positieve geluiden te horen bij het ministerie van Landsverdediging in verband met het behouden van de personeelsleden van de ADIV in het kader van hun activiteiten in de Democratische Republiek Congo.

Het Vast Comité I heeft de problematiek van het openen en sluiten van « gereserveerde » dossiers onderzocht en heeft geen enkel probleem vastgesteld in dat verband. Uit dat onderzoek blijkt bovendien dat het openen van een dergelijk dossier niet noodzakelijk betekent dat het actief wordt opgevolgd.

Het aanwerven van personeel dat specifieke talen spreekt, blijft problematisch. Dat probleem zal nog meer tot uiting komen wanneer het wetsvoorstel betreffende de methoden voor het verzamelen van gegevens door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten een wet wordt. In die context zal dat personeel immers niet alleen een passieve maar ook een actieve kennis van die talen moeten bewijzen.

De heer De Smet, raadsheer van het Vast Comité I, verduidelijkt dat die personeelsleden werkelijk witte raven zijn. Volgens de huidige bepalingen moeten zij immers niet alleen een universitair diploma hebben behaald, maar moeten zij ook Nederlands en Frans spreken, slagen voor de selectieprocedure van Selor en over een veiligheidsmachtiging beschikken.

De heer Rapaille, voorzitter van het Vast Comité I, verduidelijkt dat het Vast Comité I niet op de hoogte is van de omvang van de activiteiten van de buitenlandse veiligheidsdiensten. Toch benadrukt hij dat de Belgische inlichtingendiensten hen opsplitsen in « bevriende » diensten, die niet gecontroleerd worden en « andere ».

Spreker wijst er op dat het voorliggend verslag van het Vast Comité I is. Uiteraard kunnen de begeleidingscommissies zelf hun opmerkingen hierop formuleren en ze opnemen in het parlementair stuk dat gepubliceerd zal worden na de bespreking ervan.

Vervolgens, wat het probleem van het geheim van het gerechtelijk onderzoek betreft, verwijst hij naar het onderzoek over de spionagezaak in het gebouw van de Europese Raad in Brussel in 2003. Dat onderzoek heeft men nog altijd niet kunnen afronden omdat men het geheim van het gerechtelijk onderzoek aanvoert.

Er werd in de periode na de opstelling van het verslag een duidelijke verbetering vastgesteld in de strijd tegen de proliferatie.

Ten slotte verklaart de heer Rapaille dat hij niet op de hoogte is van een hacking van een Belgisch overheidsnetwerk. Toch bewijzen voorbeelden uit het buitenland, zoals in Duitsland en Litouwen, dat dit niet denkbeeldig is.

C. Replieken

Een lid wenst een exemplaar te krijgen van het protocol dat tussen de gevangenisautoriteiten en de Veiligheid van de Staat werd gesloten inzake het moslimfundamentalisme in de gevangenissen.

Een ander lid verbaast zich erover dat de Belgische overheid gegevens over de zaak Belliraj heeft verstrekt aan de Marokkaanse overheid in weerwil van artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

De heer Rapaille, voorzitter van het Vast Comité I, wijst erop dat het Vast Comité I niet bevoegd is voor die materie aangezien de gegevens die aan de Marokkaanse overheid werden verstrekt, van gerechtelijke aard zijn.

Een volgende spreker vraagt of de resultaten van de performance audit bij de Veiligheid van de Staat openbaar zullen worden gemaakt.

De heer Rapaille, voorzitter van het Vast comité I, antwoordt dat dit het geval is.

Een lid is verontrust over de controles door de Mossad in de nationale luchthaven van Zaventem. Hij wil weten of er in dat kader een protocol bestaat tussen de Mossad en de Veiligheid van de Staat.

De heer Rapaille, voorzitter van het Vast Comité I, verduidelijkt dat het Vast Comité I tot nu toe geen onderzoek naar die problematiek heeft ingesteld.

De heer De Smet, adviseur bij het Vast Comité I, voegt eraan toe dat die activiteiten onder de bevoegdheid van de federale politie vallen en dat de staatssecretaris voor Mobiliteit een diepgaand onderzoek heeft beloofd. Bovendien benadrukt hij dat de buitenlandse agenten op de nationale luchthaven van Zaventem niet noodzakelijk voor de Mossad werken. In ieder geval, de Veiligheid van de Staat, die een post heeft op de nationale luchthaven van Zaventem, moet haar medewerking met buitenlandse diensten meedelen op grond van artikel 20 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst. Tot nu toe werd die verplichting nog niet in een richtlijn van het ministerieel Comité inlichting en veiligheid omgezet.


Wat het toezicht op het financieel potentieel betreft, begrijpt de tweede spreker nog altijd niet waarom de Veiligheid van de Staat de gevaarlijke financiële producten uit de Verenigde Staten niet heeft zien aankomen. Hij is voorstander van een inlichtingendienst die, door proactief op te treden, een economisch patriottisme in het leven roept zoals in Nederland, Frankrijk en Duitsland.

Een laatste lid meent dat de Veiligheid van de Staat dergelijke oplichterij voor een rechtbank moet kunnen brengen.

De heer Rapaille, voorzitter van het Vast Comité I, herinnert eraan dat de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst het begrip « wetenschappelijk en economisch potentieel » herneemt maar dat de toepassing in de praktijk problematisch is.

III. AANBEVELINGEN

De commissies gaan akkoord met de aanbevelingen van het Comité I.

De rapporteurs, De voorzitters,
Hugo VANDENBERGHE (S),
Ludwig VANDENHOVE (K).
Armand DE DECKER (S),
François-Xavier de DONNEA (K).

(1) De elektronische versie van het activiteitenverslag 2009 kan worden geraadpleegd op : www.comiteri.be.

(2) Voor de tekst van het verslag : zie http://www.comiteri.be.

(3) Voor de volledige versie van dit onderzoeksverslag, zie : stuk Senaat, 2007-2008, nr. 4-872/1 en stuk Kamer, 2007-2008, nr. 52 1385/1.