4-1053/3

4-1053/3

Belgische Senaat

ZITTING 2008-2009

3 FEBRUARI 2009


Wetsvoorstel betreffende de methoden voor het verzamelen van gegevens door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten


AMENDEMENTEN


Nr. 29 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW VIENNE

Art. 8

Het voorgestelde artikel 13ter, derde lid, vervangen als volgt :

« Indien de inlichtingen- en veiligheidsdienst vaststelt dat de toepassing van de in artikel 18/2 bedoelde methoden voor de verzameling van gegevens het gerechtelijk onderzoek of het opsporingsonderzoek kan schaden, brengt hij de commissie hiervan onmiddellijk op de hoogte en schorst hij de uitvoering van vermelde methoden.

Binnen 48 uren nadat zij hiervan op de hoogte is gebracht, beslist de commissie, in overleg met het federaal parket en het hoofd van de betreffende dienst of en onder welke voorwaarden de inlichtingen- en veiligheidsdienst het onderzoek kan voortzetten. De commissie brengt het Vast Comité I op de hoogte van haar beslissing. De inlichtingen- en veiligheidsdienst voert zijn opdracht uit overeenkomstig de beslissing van de commissie. De commissie ziet toe op de naleving van haar beslissing.

Bij het uitblijven van een beslissing van de commissie binnen de genoemde termijn van 48 uren, krijgt de inlichtingen- en veiligheidsdienst de toestemming om de methodes opnieuw toe te passen. »

Verantwoording

Dit amendement vervangt en verduidelijkt amendement nr. 12 van de indiener.

Dit nieuwe artikel strekt ertoe de lopende gerechtelijk onderzoeken en opsporingsonderzoeken maximaal te beschermen.

Bijgevolg is het raadzaam de voorwaarden te bepalen waaraan moet worden voldaan wanneer een inlichtingen- en veiligheidsdienst door de toepassing van de methoden voor het verzamelen van gegevens op het terrein van die onderzoeken dreigt te komen. Er moet evenwel een evenwicht worden bewaard, vandaar de termijn waarbinnen de commissie haar beslissing kan meedelen.

Nr. 30 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW VIENNE

Art. 14

Het voorgestelde artikel 18/2 aanvullen met een § 3, luidende :

« § 3. Gegevens die betrekking hebben op de informatiebronnen van de personen bedoeld in artikel 2 van de wet van 7 april 2005 tot bescherming van de journalistieke bronnen, gewijzigd bij de wet van 9 mei 2006, mogen niet het voorwerp uitmaken van enige specifieke of uitzonderlijke methode voor de verzameling van gegevens, tenzij die gegevens kunnen voorkomen dat de in artikel 4 van diezelfde wet bedoelde misdrijven worden gepleegd, en met naleving van de daarin bepaalde voorwaarden. »

Verantwoording

Om verwarring te voorkomen moet hier worden verduidelijkt dat de wet van 7 april 2005 tot bescherming van de journalistieke bronnen, gewijzigd bij de wet van 9 mei 2006, vanwege zijn bijzondere aard in ieder geval voorrang heeft op de gewone wet inzake de gegevensverzameling.

Voor meer duidelijkheid lijkt het echter nuttig in de voorliggende wettekst zelf het wettelijk mechanisme voor de bescherming van de bronnen te herhalen.

Nr. 31 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW VIENNE

Art. 15/1 (nieuw)

Een artikel 15/1 (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 15/1 — In dezelfde wet wordt een artikel 19ter ingevoegd, luidende :

« Art. 19ter. — Bij het onderzoek ten gronde van een dossier dat een niet geklassificeerd proces-verbaal als bedoeld in artikel 19bis bevat, kan de rechtbank, hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van het openbaar ministerie, hetzij op verzoek van de inverdenkinggestelde, de burgerlijke partij of hun advocaten, het Vast Comité I een schriftelijk advies vragen over de wettelijkheid van de methode voor de verzameling van gegevens.

Deze vordering of dit verzoek moet, op straffe van verval, worden aangewend vóór enig ander rechtsmiddel, tenzij dat middel betrekking heeft op concrete of nieuwe elementen die tijdens de terechtzitting aan het licht zijn gekomen.

De rechtbank zendt het dossier naar het openbaar ministerie, zodat de zaak hiertoe voor het Vast Comité I wordt gebracht. »

Verantwoording

Aangezien een niet geklassificeerd proces-verbaal een van de elementen is waarop de vervolging en de aanhangigmaking bij de rechtbank worden gebaseerd, moet een systeem voor de controle van de wettelijkheid van de methodes waarmee artikel 19bis is toegepast, worden ingesteld.

Het Vast Comité I moet die controle uitoefenen en advies geven over de wettelijkheid. Dat advies moet worden gezonden naar de betrokken magistraat en bij het dossier worden gevoegd, met inachtneming van de rechten van de partijen bij het proces.

Philippe MAHOUX.
Christiane VIENNE.