3-2430/2 | 3-2430/2 |
25 APRIL 2007
I. INLEIDING
Het verplicht bicamerale wetsontwerp dat het voorwerp is van dit verslag, werd oorspronkelijk in de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend als een wetsvoorstel van de heer Cortois (stuk Kamer, nr. 51-2863/1).
Het werd door de Kamer van volksvertegenwoordigers aangenomen op 25 april 2007, met 117 tegen 16 stemmen.
Het werd op 25 april 2007 aan de Senaat overgezonden, en diezelfde dag geëvoceerd.
De commissie heeft het wetsontwerp besproken tijdens haar vergaderingen van 24 en 25 april 2007.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE HEER PATRICK DEWAEL, VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN
Het voorliggende wetsontwerp beoogt een rechtzetting van de schendingen van de Grondwetsartikelen 10 en 11, die het Arbitragehof in zijn arrest nr. 89/2004 van 19 mei 2004 op prejudiciële vragen van de Raad van State heeft aangeklaagd.
Volgens dit arrest is er sprake van twee schendingen :
1. Krachtens artikel 14, § 1 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gewijzigd bij de wet van 25 mei 1999,beschikken de personeelsleden van een wetgevende vergadering over de mogelijkheid om de nietigverklaring van een individuele administratieve handeling, uitgaande van die vergadering of van een orgaan ervan, te vorderen; zij beschikken evenwel niet over de mogelijkheid om de vernietiging van een van die vergadering of van een orgaan ervan uitgaande reglementaire handeling te vorderen.
2. Wanneer ze een beroep bij de Raad van State hebben ingesteld tegen een individuele handeling van een wetgevende vergadering of van een orgaan ervan, beschikken de personeelsleden van die vergadering bijgevolg niet over de mogelijkheid om bij wege van exceptie, de wettigheid te betwisten van de reglementaire handeling die aan de bestreden handeling ten grondslag ligt.
De tekst die aangenomen werd door de Commissie voor Binnenlandse Zaken van de Kamer beslist dat de administratieve afdeling van de Raad van State uitspraak doet over de beroepen tot nietigverklaring, gevormd tegen de akten en besluiten (de individuele en reglementaire administratieve akten), niet uitsluitend meer van verscheidene administratieve autoriteiten, maar eveneens van wetgevende vergaderingen, jurisdicties en ermee samenhangende organen, die opgesomd worden in artikel 14, § 1, zoals in laatste instantie gewijzigd bij wet van 15 september 2006.
Dit biedt een oplossing voor de eerste schending die het Arbitragehof in zijn arrest van 19 mei 2004 heeft aangeklaagd.
De door de Kamer aangenomen tekst heft bovendien de tweede ongrondwettigheid op die het Hof heeft aangeklaagd. Het voorgestelde artikel 14 wordt immers aangevuld met een bepaling die Grondwetsartikel 159, de grondslag voor de controle van de exceptie van ongrondwettigheid door de hoven en rechtbanken, uitdrukkelijk toepasbaar maakt op de administratieve handelingen van de wetgevende vergaderingen, de rechtscolleges en de ermee samenhangende instellingen bedoeld in artikel 14.
Ter herinnering, artikel 159 van de Grondwet stelt dat de hoven en rechtbanken de algemene, provinciale en lokale besluiten en reglementeringen slechts zullen toepassen als ze conform de wetten zijn.
Deze bepaling zal voortaan ook van toepassing zijn op de administratieve handelingen van de wetgevende vergaderingen, de rechtscolleges en de ermee samenhangende instellingen bedoeld in artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State..
III. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING EN STEMMINGEN
De artikelen 1 en 2 worden zonder verdere bespreking eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Het geheel van het ontwerp wordt eveneens eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het uitbrengen van een mondeling verslag in de plenaire vergadering.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Fauzaya TALHAOUI. | Ludwig VANDENHOVE. |