3-1792/2 | 3-1792/2 |
14 NOVEMBER 2006
Nr. 1 VAN DE DAMES KAPOMPOLÉ EN BOUARFA
Art. 8
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 8. — Artikel 116 van hetzelfde wetboek wordt vervangen als volgt :
« Art. 116. — § 1. Is de vermoedelijk afwezige betrokken bij een verdeling of een erfenis, dan wordt hij vertegenwoordigd door de gerechtelijk bewindvoerder aangewezen overeenkomstig artikel 113.
Is er geen bewindvoerder aangewezen, dan kan de rechter een notaris aanwijzen om hem te vertegenwoordigen.
Iedere verdeling waarbij de vermoedelijk afwezige betrokken is, geschiedt overeenkomstig artikel 1225 van het Gerechtelijk Wetboek.
§ 2. Wanneer een erfenis openvalt waartoe een persoon is geroepen van wie het niet zeker is dat hij nog in leven is of die vermoedelijk afwezig is op de dag van het overlijden, vervalt zij aan de personen die de nalatenschap zouden hebben verkregen, als deze persoon overleden was, op voorwaarde dat zij een boedelbeschrijving doen opmaken.
De bepalingen van de twee vorige artikelen laten de rechtsvorderingen tot opvordering van nalatenschappen en andere rechten van de vermoedelijk afwezige, van zijn vertegenwoordigers of van zijn rechtverkrijgenden onverkort. Zij gaan slechts teniet door verloop van de voor de verjaring gestelde termijn.
Zolang deze persoon zich niet aanmeldt of de rechtsvorderingen niet van zijnentwege worden ingesteld, verwerven zij die de nalatenschap hebben verkregen, de door hen te goeder trouw geďnde vruchten. »
Verantwoording
Dit amendement voegt een § 2 toe aan het voorgestelde artikel 116.
Met betrekking tot de erfenis die een verdwenen persoon toekomt, moet een onderscheid worden gemaakt tussen, enerzijds, het geval waarin een erfenis openvalt en een erfgenaam, die na de dood van de de cuius eigenaar is geworden van zijn deel, later verdwijnt, en, anderzijds, het geval waarin een nalatenschap geheel of gedeeltelijk toekomt aan een persoon die al verdwenen is op het ogenblik dat de erfenis openvalt.
Paragraaf 1 van het voorgestelde artikel 116 heeft betrekking op het eerste geval. Het gaat hier om de vereffening van de nalatenschap waarbij een erfgenaam verdwijnt nadat ze is opengevallen. In dat geval wordt de vermoedelijk afwezige erfgenaam vertegenwoordigd door de gerechtelijk bewindvoeder of, zo die er niet is, door een door de rechter aangewezen notaris.
Het tweede geval wordt geregeld door het bij dit amendement voorgestelde artikel 116, § 2. Die paragraaf bepaalt dat wanneer de verdwenen persoon geroepen wordt tot een erfenis, deze vervalt aan de personen die zouden erven als de betrokkene overleden was, op voorwaarde dat zij een boedelbeschrijving doen opmaken. Artikel 720 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt immers dat men om erfgenaam of legataris te zijn, de erflater moet overleven. Artikel 725, eerste lid, van hetzelfde wetboek bepaalt dat men, om te kunnen erven, moet bestaan op het ogenblik dat de erfenis openvalt.
Benadrukt moet worden dat het voorgestelde artikel 116 van toepassing is zowel op personen van wie de vermoedelijke afwezigheid bij vonnis is vastgesteld, als op personen van wie niet zeker is dat ze nog in leven zijn, zonder dat daarover een vonnis is gewezen.
Joëlle KAPOMPOLÉ. Sfia BOUARFA. |