3-1774/3

3-1774/3

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

5 JULI 2006


Ontwerp van programmawet


Evocatieprocedure


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE SOCIALE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR

DE DAMES DE ROECK EN ANNANE


I. INLEIDING

Dit optioneel bicameraal wetsontwerp werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers oorspronkelijk ingediend als een wetsvoorstel van de Regering (Stuk Kamer, nr. 51-2517/1).

Het werd op 29 juni 2006 aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers, met 85 tegen 42 stemmen bij 3 onthoudingen. Het werd op 30 juni 2006 overgezonden aan de Senaat, die het op 3 juli 2006 heeft geëvoceerd.

In toepassing van artikel 27, 1, tweede lid, van het Reglement van de Senaat, heeft de commissie voor de Sociale Aangelegenheden, die werd gevat voor de artikelen 31 tot 62, 69 en 70, de bespreking van dit wetsontwerp aangevat vóór de eindstemming in de Kamer van volksvertegenwoordigers.

De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergaderingen van 28 juni en 5 juli 2006 in aanwezigheid van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, de minister van Werk, de minister van Middenstand en Landbouw, de minister van Leefmilieu en Pensioenen en de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke kansen.

II. INLEIDENDE UITEENZETTINGEN

A. Inleidende uiteenzetting van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

De Titel « Sociale Zaken » van het ontwerp van programmawet bevat tien hoofdstukken waarin acht thema's aan bod komen :

1. solidariteitsbijdrage « bedrijfsvoertuigen »;

2. twee aspecten van de kinderbijslag, namelijk de opname van de hele overheidssector in het kader van de kinderbijslag enerzijds en het probleem van de verjaringstermijn anderzijds;

3. globaal beheer en financiering van de sociale zekerheid;

4. RIZIV en Globale beheren;

5. het RIZIV en het bestrijden van verslavingen;

6. verschillende wijzigingen in het kader van de wetgeving betreffende verminderingen van sociale-zekerheidsbijdragen;

7. uitvoering van het sociaal akkoord over de federale gezondheidssectoren;

8. en ten slotte, maatregelen in het kader van de aansprakelijkheid van bedrijfsleiders wat betreft schulden op het gebied van de sociale zekerheid.

1. SOLIDARITEITSBIJDRAGE BETREFFENDE BEDRIJFSVOERTUIGEN

Overeenkomstig het advies van de dienst Juridische Zaken, Wetsevaluatie en Documentaire Analyse van de Senaat is de tekst van artikel 38, § 3quater van de wet van 1981 herschreven.

Daarbij zijn twee maatregelen in het kader van de begrotingscontrole ingevoegd.

De eerste maatregel tot uitvoering van de begrotingscontrole heeft tot doel te verduidelijken wat moet worden verstaan onder het begrip « werknemer » in het kader van de solidariteitsbijdrage « bedrijfsvoertuigen ».

De tweede maategel betreft de invoering van een specifieke sanctie voor de werkgever die onder de toepassing van de solidariteitsbijdrage vallende voertuigen niet heeft aangegeven of die onjuiste inlichtingen verschaft zodat de verschuldigde bijdrage hoger is dan het bedrag dat uit de aangifte wordt afgeleid.

De werkgevers hebben een laatste kans gekregen om hun aangiftes met betrekking tot de bedrijfsvoertuigen recht te zetten.

Voor de periode van 1 januari 2005 tot 31 maart 2006 zal de burgerlijke sanctie alleen worden opgelegd aan werkgevers die die kans niet hebben gegrepen.

2. KINDERBIJSLAG

De in dit ontwerp van programmawet opgenomen bepalingen betreffende de kinderbijslag zijn in twee hoofdstukken opgedeeld.

In de eerste plaats is voorzien in een bepaling die strekt tot een meer doeltreffende strijd tegen de fraude inzake kinderbijslag.

Uiterlijk op 1 april 2007 worden de overheidswerkgevers die de kinderbijslag voor hun personeel geheel of gedeeltelijk zelf betalen opgenomen in het kadaster van de kinderbijslag.

De tweede maatregel wijzigt de verjaringstermijn in de kinderbijslagreglementering en in die met betrekking tot de gewaarborgde gezinsbijslag.

De verjaringstermijn die een fonds in staat moet stellen om onterecht betaalde kinderbijslag terug te vorderen, wordt vanaf 1 oktober 2006 :

— in het algemeen : 6 in plaats van 5 jaar;

— in geval van fraude, of valse verklaringen of bewust onvolledig ingevulde verklaringen bij de rechthebbende, de rechtverkrijgende of de rechtgevende : 5 in plaats van 10 jaar;

— als de niet-verschuldigde betaling het resultaat is van een rechtsdwaling of van een technische fout van de kinderbijslagverstrekkende instelling en de verkeerdelijk gecrediteerde persoon niet wist of niet verondersteld werd te weten dat hij er deels of geheel geen recht of niet langer recht op had : 1 jaar.

3. GLOBAAL BEHEER EN FINANCIERING VAN DE SOCIALE ZEKERHEID

De eerste afdeling van dit hoofdstuk heeft tot doel voor de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening te voorzien in een nieuwe financieringsbron, die de kosten van het samenwerkingsakkoord betreffende de sociale economie en van de tewerkstellingscellen moet dragen.

Parallel daarmee zorgt de tweede afdeling voor de nodige wettelijke grondslag waarmee de overheid de nodige middelen bij wijze van alternatieve financiering aan de sociale zekerheid kan overdragen.

Voorts worden hier in verband met de sociale zekerheid van de zelfstandigen de bedragen ingeschreven die voor de jaren 2006 en 2007 tijdens de buitengewone Ministerraad van Gembloers zijn toegewezen. Bovendien wordt — nog steeds in verband met de sociale zekerheid van zelfstandigen — de terugbetaling van de overname van de schuld van de regeling door de Staat nog maar eens versneld.

Ten slotte wordt het bedrag van de alternatieve financiering voor de betaling door het RIZIV van het deel van de « Staat » van de financiering van de ligdagprijs in de ziekenhuizen gewijzigd. Het gaat om een financieringsvermindering die overeenstemt met een vermindering van de uitgaven. Alle uitgaven voor gedetineerden kunnen immers niet door het RIZIV worden gedragen.

4. HET RIZIV EN DE GLOBALE BEHEREN

Bij het RIZIV werd een provisiefonds ingesteld om de eventuele overschrijdingen van het budget voor geneesmiddelenuitgaven te dekken.

Met het oog op de nodige samenhang wordt de opbrengst van de stortingen bestemd voor dit fonds overgeschreven naar de voornaamste financieringsbronnen voor de uitgaven « geneeskundige verzorging, » namelijk de globale beheren van de werknemers en van de zelfstandigen.

5. HET RIZIV EN DE BESTRIJDING VAN VERSLAVINGEN

De opdrachten van het « Tabaksfonds » worden uitgebreid tot alle verslavingen en het budget van dat Fonds wordt bijgevolg aangepast.

6. WIJZIGINGEN IN DE REGLEMENTERING BETREFFENDE BIJDRAGEVERMINDERINGEN

De eerste afdeling van Hoofdstuk 7 beoogt technische verbeteringen aan te brengen in de wetteksten betreffende de nieuwe doelgroepvermindering voor jonge werknemers, die door het Generatiepact werd ingesteld, en bepaalde materiële fouten recht te zetten.

De tweede afdeling van dit hoofdstuk heeft tot doel het verbod om werkuitkeringen in het kader van een activeringsmaatregel te combineren met een startbaanovereenkomst, op te heffen.

7. TENUITVOERLEGGING VAN HET AKKOORD BETREFFENDE DE FEDERALE GEZONDHEIDSSECTOREN

In het kader van de invoering van een tweede pensioenpijler voor de federale gezondheidssectoren — zowel voor de privé- als de overheidssector en zowel voor de loontrekkenden als voor de zelfstandige verpleegkundigen —, zullen sectorale spaarfondsen opgericht worden via een storting van het RIZIV aan de Rijksdienst voor pensioenen die deze fondsen zal opzijzetten.

8. AANSPRAKELLIJKHEID VAN DE BEDRIJFSLEIDERS

De bepalingen van hoofdstuk 9 stellen het principe vast van de persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurders van ondernemingen met volledige rechtspersoonlijkheid (met name de BVBA's, de CV's en de NV's) wat de betalingen betreft van de sociale zekerheidsbijdragen van die ondernemingen aan de RSZ.

De persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurders treedt alleen in werking als hun een zware fout kan worden verweten op het ogenblik waarop het faillissement van de vennootschap wordt uitgesproken of als die verkeert in de situatie die wordt beschreven in artikel 38, § 3octies, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers.

De maatregel past in het kader van de betere inning van de socialezekerheidsbijdragen.

De persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid van de gewezen bestuurders van ondernemingen veronderstelt dat een rechtsvordering wordt ingesteld bij de voor het betrokken faillissement bevoegde rechtbank van koophandel.

De bepalingen betreffende de persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid zullen van toepassing zijn op faillissementen uitgesproken van 1 september 2006.

9. MEDEDELINGSPLICHT TEN AANZIEN VAN DE INNINGSINSTELLINGEN VAN DE SOCIALE ZEKERHEIDSBIJDRAGEN

Deze maatregel past in het kader van de strijd tegen de georganiseerde fraude inzake sociale zekerheidsbijdragen.

De voorgestelde maatregel strekt ertoe de bestuurders die met het dagelijks bestuur zijn belast persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk te maken voor de betaling van de sociale schulden wanneer de vennootschap een sociale zekerheidsschuld heeft en de bestuurders van de onderneming geen gevolg geven aan de vraag van de inningsinstelling van de socialezekerheidsbijdragen om een lijst te krijgen van de klanten en derden die nog bij de vennootschap in het krijt staan.

De voorgestelde bepaling treedt in werking op 1 juli 2006.

B. Inleidende uiteenzetting van de minister van Leefmilieu en Pensioenen

Tijdens de begrotingsopmaak 2006 besliste de Regering dat de Staat vanaf 1 januari 2006 de pensioenverplichtingen van het « Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen » zou overnemen. In de programmawet van 27 december 2005 werd hiervoor een bepaling opgenomen die de Koning een bijzondere machtiging gaf om het koninklijk besluit van 28 december 2005 tot overname van de pensioenverplichtingen van het « Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen » te kunnen nemen. Dit besluit moet binnen twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding worden bekrachtigd bij wet, dus vóór 31 december 2006.

De voorliggende bepaling die wordt opgenomen in de huidige programmawet bekrachtigt het koninklijk besluit van 28 december 2005.

III. ALGEMENE BESPREKING

A. Sociale Zaken en Volksgezondheid

Mevrouw de Schamphelaere merkt op dat een aantal bepalingen te maken hebben met de uitvoering van het Generatiepact, maar stelt vast dat wanneer de termijnen om zijn, het reglementeren in vele gevallen wordt uitgesteld tot een latere datum. Sommige reglementeringen zullen pas van kracht zijn in 2007. De inwerkingtreding van het Generatiepact is niet voldoende voorbereid. Voor een aantal maatregelen moeten nog onderhandelingen met de sociale partners plaatsvinden.

Het lid verbaast zich erover dat het Fonds ter bestrijding van het Tabaksgebruik wordt uitgebreid tot alle verslavingen. Het antitabakbeleid is beslist een succes, maar de federale overheid heeft ook een Preventiefonds willen oprichten. Dit is begrijpelijk in die zin dat de politieke actoren die voorstander zijn van een antitabakbeleid, het argument gebruiken dat de overheid veel inkomsten uit de accijnzen op tabak haalde. Het Fonds ter bestrijding van het Tabaksgebruik is in zekere zin de tegenhanger van de accijnsinkomsten. Preventie is echter een bevoegdheid van de gemeenschappen. En nu gaat de federale overheid nog verder, door alle verslavingen hierbij te betrekken.

Het drugsbeleid en meer bepaald de drugswet, die gedeeltelijk ingetrokken is, is tijdens deze regeerperiode helemaal niet duidelijker geworden. De personen die tot taak hebben de overtreders te controleren en te bestraffen, weten niet wat ze moeten doen. Als de federale regering, met de uitbreiding van het Fonds ter bestrijding van het tabaksgebruik, preventief meent te moeten handelen, begeeft zij zich op het bevoegdheidsgebied van de gemeenschappen. Het lid vreest dat met dit Fonds allerhande projecten worden gesteund : aangezien de federale overheid niet bevoegd is inzake preventie, zijn er geen vastgelegde criteria die het parlement in staat stellen het gebruik van het Fonds te controleren. Het lid denkt dat de bijkomende financiële middelen volkomen willekeurig zullen worden toegewezen aan projecten die, soms zelfs bij wijze van experiment, in een aantal steden lopen.

De heer Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, legt uit dat men de verslavingen op een algemene manier wil aanpakken. Enkele jaren geleden al, is besloten om op federaal niveau een inspanning te doen, omdat geen enkel compromis dat uit het overleg met de gemeenschappen kwam, aanvaardbaar was. Zo ontstond het idee om een federaal Fonds op te richten, terwijl toch een inspanning wordt verwacht van de gemeenschappen. Preventie is inderdaad een bevoegdheid van de gemeenschappen, maar dit dient wel genuanceerd te worden : de eerstelijnspreventie en algemene informatie is wel degelijk een communautaire bevoegdheid, maar de tweedelijnspreventie, de persoonlijke aanpak, blijft een federale bevoegdheid.

Hoe dan ook, het gaat erom een pragmatische aanpak toe te passen waarmee resultaten worden behaald. Het belangrijkste resultaat tot dusver is dat er nu een duidelijk zichtbaar antitabakbeleid is. De publieke opinie heeft het signaal met de sociale partners dat de overheid heeft gegeven.

De minister zegt vaak te worden aangesproken door parlementsleden die hem vragen om iets anders dan fragmentarische visies op de bestrijding van verslavingen. Er moet een transversaal beleid komen dat alle vormen van verslaving aanpakt. Niet alle drugs hebben dezelfde gevolgen : sommige hebben enkel psychologische impact (bijvoorbeeld cocaïne), andere, zoals heroïne, leiden tot fysieke afhankelijkheid. De verschillen in aanpak beletten echter niet dat er ook een geïntegreerd instrument kan worden gecreëerd. Dit geïntegreerd instrument heeft enerzijds een financieel aspect — de stortingen aan het Fonds worden opgetrokken van 2 naar 5 miljoen euro — en anderzijds een conceptueel aspect : er wordt een forum voor overleg geïnstalleerd.

Alle voorgestelde maatregelen zijn op de verschillende bevoegheidsniveaus besproken. De interministeriële conferentie van de ministers van Volksgezondheid heeft altijd de behoefte aan een transversaal beleid benadrukt. Op federaal vlak werden de plannen geïntegreerd in een macroscopische visie, met transversale studies van de verschillende departementen.

We moeten een allegaartje voorkomen, zoals het idee dat er een beleid tegen verslavingen kan worden gevoerd door middel van een aantal uiteenlopende projecten. De minister wil een algemene, maatschappijlijke visie. De commissie voor de Volksgezondheid van de Kamer is naar Zwitserland gegaan en vervolgens bij ons, in Genk en in Luik. Binnenkort wordt Nederland bezocht. Er wordt aan benchmarking gedaan van de verschillende praktijken in Europa. Op één enkel project mikken zou het debat waardeloos uithollen. De discussies die hierover momenteel in verschillende Europese landen plaatsvinden, zijn nooit op clichés gebaseerd. De Duitstalige Zwitsers bijvoorbeeld, zijn voorstander van het medisch gecontroleerde uitreiken van heroïne bij de bestrijding van de verslaving, omdat de tests met geneesmiddelenverslaving en het toezicht daarbij voordelen opleveren voor de volksgezondheid. De Franstalige Zwitsers zijn echter conservatiever en zijn hiertegen gekant.

De minister laat zich niet overtuigen door clichés maar door de wetenschappelijke doeltreffendheid van een project. De discussie gaat om de volksgezondheid en men kan dat niet beperken tot vooringenomen standpunten.

Op de andere opmerking van mevrouw de Schamphelaere antwoordt de minister dat niet alle maatregelen van het Generatiepact van kracht worden in 2007. In het Pact zelf stonden maatregelen vervat die al in 2006 van kracht werden.

Mevrouw de Schamphelaere verklaart dat — volgens haar visie van een drugsbeleid — de federale overheid prioritair een ontradingsbeleid moet voeren. Dat komt neer op het hanteren van duidelijke normen, die niet betwist of verlaten kunnen worden.

Voor het overige heeft zij geen concrete aanwijzingen gehad over de toekenning van de extra drie miljoen euro die het Fonds voor de bestrijding van drugsgebruik heeft ontvangen. De minister heeft het erg controversiële project aangehaald van de verstrekking van heroïne onder medisch toezicht. Moet een dergelijk project gesteund worden met federaal geld ?

De heer Demotte verklaart dat het Fonds tot bestrijding van de verslavingen middelen aanreikt voor een geïntegreerde bestrijding van druggebruik door middel van informatie over de fysiologische gevaren van het gebruik van deze producten. Meestal wordt niet slechts één product gebruikt maar allerlei cocktails. Mensen moeten ook worden geïnformeerd over de manier waarop ze samen met de zorgverleners van hun verslaving kunnen afraken.

Er bestaan al experimentele projecten in verband met drugs. Ze worden gefinancierd op basis van verdragen, uit specifieke kredieten van de begroting van Volksgezondheid of gedeeltelijk uit kredieten van het RIZIV. Het is niet de taak van het Fonds om die projecten te financieren.

Volgens de heer Vankrunkelsven voert de federale regering hier een semantische oefening uit om niet te moeten erkennen dat ze aan de bevoegdheden van de gemeenschappen raakt. Hij verheugt zich over alle positieve initiatieven tot bestrijding van verslavingen maar hij voelt zich toch verplicht om dit probleem aan te kaarten en erop aan te dringen dat de bevoegdheden inzake preventie duidelijk zouden worden afgebakend bij een volgende hervorming van de instellingen.

Mevrouw Van de Casteele, voorzitter, verklaart dat het gebruik van het Fonds, de bestrijding van het roken en het beleid inzake drugs in de toekomst nog voor discussies zullen zorgen. De grens tussen informatie en preventie is maar dun en de federale overheid raakt al snel aan de bevoegdheden van de gemeenschappen. Één kwestie valt echter duidelijk onder de bevoegdheden van de federale regering : de opvang op lange termijn van alcoholverslaafden na afloop van hun behandeling in een instelling. Daar rijst immers een probleem van toezicht en psychologische begeleiding van personen die zonder deze hulp snel zouden hervallen. Voor die psychologische begeleiding ontbreken de nodige middelen.

Men heeft het vaak over nieuwe vormen van verslaving maar men mag toch ook het alcoholisme niet vergeten en z'n dramatische menselijke en sociale gevolgen.

De voorzitster ondervraagt de minister nog verder over punt 4 van zijn uiteenzetting, namelijk de verminderde financiering voor de betaling door het RIZIV van de uitgaven voor gedetineerden in ziekenhuizen. Gaat het enkel over gedetineerden ? Hoeveel bedraagt de vermindering ? Moet de vermindering in verband worden gebracht met een vermindering van het aantal gedetineerden ?

De minister antwoordt dat bepaalde uitgaven niets te maken hebben met gezondheidszorg maar bijvoorbeeld met de veiligheid. Het RIZIV kan deze uitgaven niet ten laste nemen. De uitgaven zijn onderzocht en er is een scheidingslijn getrokken, met als gevolg een vermindering van de uitgaven ten laste van het RIZIV.

Ten slotte uit de voorzitter haar bezorgdheid over de nieuwe regelgeving inzake de aansprakelijkheid van de bedrijfsleiders. Uiteraard wil zij net als de minister frauduleuze faillissementen zo efficiënt mogelijk bestrijden, maar het verontrust haar dat wordt geraakt aan een aantal structuren die zelfstandigen gebruiken om zich in zekere mate te beschermen tegen de aan hun status verbonden risico's. Er moet een evenwicht worden gezocht tussen de bescherming die de keuze van de vennootschapsvorm biedt en de bestrijding van het misbruik dat sommigen van deze bescherming maken.

Mevrouw de Schamphelaere vraagt om een overzicht van de maatregelen die al zijn genomen om het Generatiepact uit te voeren.

Zij komt terug op het Fonds tot bestrijding van het tabaksgebruik dat nu het Fonds tot bestrijding van de verslavingen wordt. Op het vlak van de volksgezondheid is dat een goed idee maar een rijst een reëel probleem met betrekking tot de verdeling van de bevoegdheden tussen de federale overheid en de gemeenschappen. Een gecoördineerde aanpak inzake preventie moet duidelijk uitgaan van de gemeenschappen.

Hoe kan de bestrijding van verslavingen in verband worden gebracht met de bevoegdheden van de federale overheid, als het vooral om preventie gaat ?

Zij is overigens niet te spreken over het gebrek aan duidelijkheid van het huidige federale beleid : de onzekerheid over het al dan niet toegestane gebruik van bepaalde drugs, de vernietiging van bepalingen door het Arbitragehof, de aangekondigde richtlijnen van het parket. De wet inzake drugs moet een duidelijke norm vaststellen. Dat is de preventieve aanpak die tot de bevoegdheid van de federale overheid behoort. De logica is ver te zoeken : men sticht verwarring over wat toegelaten is en richt vervolgens een Fonds tot bestrijding van de verslavingen op.

Het lid vindt het ook vreemd dat men miljoenen bijkomende euro's aan het Fonds geeft zonder nadere uitleg over hoe ze moeten worden gebruikt of aan welke organisaties subsidies kunnen worden gegeven.

De heer Beke heeft de uitgaven van het Fonds tot bestrijding van het tabaksgebruik bekeken. Hij heeft zich daarbij vaak afgevraagd op welke manier de gefinancierde activiteit verband hield met de preventie van tabaksgebruik. Hij verklaart dat hij een beroep heeft gedaan op het reglement van het Rekenhof om deze informatie te krijgen.

Over verschillende ontwerpen is zelfs geen verslag opgemaakt, wat het Rekenhof betreurt. Erger nog, de activiteiten waarover wel een verslag is ingediend zijn vaak erg bevreemdend. Het lid geeft enkele voorbeelden.

— 10 000 euro aan Women Tennis Trophy. Initiatie tennis waarbij grote bedragen betaald worden voor de huur van locaties, opstellen van een persdossier, dranken voor de kinderen, maaltijden voor de kinderen en begeleiders, maaltijden voor de omkadering, zelfs een kleine 2 000 euro besteed wordt aan geschenken voor de kinderen enzovoort.

— 3 000 euro aan tabak — vrij — mini cooper challenge 2004 : geld om deel te nemen aan racewedstrijden.

— 10 000 euro aan RMB « Stop la clope » waarbij 50 % wordt aangerekend voor een reis naar New York.

Dat soort vaststellingen stemt helemaal niet overeen met een correcte toepassing van de beginselen inzake zuinigheid, nut en doelmatigheid. Het Rekenhof zelf heeft verklaard daar vragen bij te hebben.

Het lid wil niet de hele lijst van projecten overlopen doch hij meent met die drie voorbeelden te hebben bewezen dat het tabaksfonds helemaal niet voldoet aan zijn doelstellingen.

Door het tabaksfonds om te vormen tot een Fonds tot bestrijding van de verslavingen, heeft men nog geen enkele waarborg dat de beschikbare middelen op een zuiniger, nuttiger en doelmatiger manier worden besteed.

Tot slot stelt spreker vast dat het tabaksgebruik vooral in Wallonië een probleem oplevert, althans wanneer men ziet hoeveel middelen er in het Waals Gewest naar dergelijke projecten gaan. In het Vlaams Gewest is dat probleem zeker minder belangrijk omdat het ook minder middelen toebedeeld krijgt.

Tot besluit meent het lid dat de regering op dit stuk een heel wat doelmatiger beleid zou kunnen voeren dan hij thans doet.

De heer Demotte, minister van Sociale Zaken en van Volksgezondheid, herinnert eraan dat het oorspronkelijk de bedoeling was een beleid ter bestrijding van het tabaksgebruik op te zetten. De opeenvolgende ministers hebben ongetwijfeld goede bedoelingen gehad, doch konden niet over de nodige middelen beschikken om dat beleid vaste vorm te geven.

De minister voert een voluntaristisch en gestructureerd beleid in zijn strijd tegen het tabaksgebruik. Het is niet alleen de bedoeling informatie te verstrekken maar ook normatieve maatregelen vast te stellen die betrekking hebben op alle sectoren van het leven. Maakt men de balans op van de jongste zittingsperiode, dan stelt men vast dat het beleid tegen het tabaksgebruik tijdens de jongste jaren heel wat meer vooruitgang heeft geboekt dan tijdens de voorgaande decennia.

De rechtspractici hebben zich over die kwestie gebogen en hebben eruit besloten dat de vorm van het federaal fonds ab initio juridisch gezien niet stevig genoeg uitviel. Er moest een financiële bijdrage van de gemeenschappen komen. Het fonds werd opgericht en gefinancierd en heeft in 2004 een experimentele fase doorgemaakt en in 2005 en 2006 een vastere structuur aangenomen.

Vorige spreker stelt aan de kaak dat middelen worden toegewezen aan sportevenementen, en zelfs een mini-cooperbeker. Nochtans wordt daar het symbool gebruikt. Zo is bekend bijvoorbeeld dat auto's en meer bepaald die van formule I vaak zijn gebruikt voor sigarettenreclame. Hier was het de bedoeling een wedstrijd in te richten voor auto's met kleine cilinderinhoud die helemaal niet voldoen aan het beeld van formule I en zo het roer om te gooien. Zeer fysieke sporten zoals tennis of wielrennen vormen het uitgangbord om een gezonde levenswijze te bevorderen.

De minister herinnert eraan dat het Fonds nog aan het opstarten was. Alle projecten die subsidie hebben ontvangen tot op heden, werden goedgekeurd door een begeleidend comité samengesteld uit twee leden van het RIZIV, twee vertegenwoordigers van de FOD-Volksgezondheid, één inspecteur van Financiën, twee deskundigen inzake tabakologie, twee vertegenwoordigers van de minister. Thans is het de bedoeling de geldmiddelen nauwer samen te brengen rond projecten die deel uitmaken van een transversale thematiek. Een schoolvoorbeeld daarvan zijn de maatregelen inzake het rookverbod in de horecasector. Bij die maatregelen moet er ook informatie komen voor de betrokken personen. De horecasector verklaart bereid te zijn mee te werken op voorwaarde dat hij informatie ontvangt. Dat is één van de belangrijkste thema's waarin de regering heeft geïnvesteerd.

Dat geldt voor elk aspect van het gezondheidsbeleid. Zo hebben studies aangetoond dat tabaksgebruik door zwangere vrouwen gevolgen heeft voor de foetus. Dan worden de nodige middelen uitgetrokken om de behandeling van deze verslaving voor zwangere vrouwen terug te betalen.

Men vergeet vaak dat er naast primaire preventie ook secundaire preventie bestaat, op maat gemaakt, volgens een persoonlijke en individuele aanpak, en die tot de bevoegdheid van het federale niveau behoort.

De aanpak is dus eigenlijk helemaal niet onlogisch. Misschien vindt men het logischer om eerst alle verslavingen globaal aan te pakken en ze dan pas per sector te gaan bestrijden. Er moest evenwel een aanknopingspunt gevonden worden om een globaal beleid uit te werken. Tabak is het belangrijkste voorbeeld voor de bevolking. Op basis van het federale plan tot bestrijding van het tabaksgebruik heeft men de actieradius kunnen uitbreiden tot alle verslavende stoffen. Men is uitgegaan van een element, maar dat kan perfect opgaan in een geheel.

De lijst van de door het Fonds tot bestrijding van het tabaksgebruik gefinancierde projecten is beschikbaar. Misschien hebben bepaalde activiteiten geen echt duidelijke band met het bestrijden van tabaksgebruik, maar dat kon men pas uit ervaring leren.

De heer Beke wil gerust toegeven dat de laatste jaren vooruitgang is geboekt in de bestrijding van het tabaksgebruik — hoewel het federale gezondheidsonderzoek een dubbelzinnig beeld gaf van de situatie —, maar de vraag is of er een oorzakelijk verband is tussen het gebruik van de middelen van het Fonds tot bestrijding van het tabaksgebruik en een eventuele mentaliteitswijziging. Concreet ziet het lid niet het verband tussen de preventie van tabaksgebruik en het toekennen van 10 000 euro om in de Verenigde Staten een tennismatch bij te wonen.

Hoe zal men er, als het Fonds wordt uitgebreid tot alle verslavingen, voor zorgen dat achteraf een transparante lijst wordt opgesteld van de gesubsidieerde activiteiten ? Op basis van welke criteria worden de projecten gekozen ? Momenteel zijn de criteria onbestaande. Drie vierde van de projecten vinden plaats in het Waals Gewest. Misschien valt dat te verklaren doordat het Vlaams Gewest weinig projecten voorstelt, maar dit kan, gezien het gebrek aan doorzichtigheid, niet worden nagegaan.

De controle a posteriori is ook niet wat hij zou moeten zijn. In principe moet men een verslag indienen om fondsen te krijgen, maar het volstaat om een algemeen formulier in te vullen met enkele vage vragen. Tenzij de diensten beschikken over andere documenten dan die welke het Rekenhof heeft meegedeeld ?

Mevrouw De Schamphelaere meent dat uit de bijzondere wet tot hervorming der instelling van 8 augustus 1980 niet kan worden afgeleid dat secundaire preventie een federale aangelegenheid zou zijn, zoals de minister beweert. Artikel 5, § 1, I, 2º, van deze wet verleent immers de bevoegheid aan de gemeenschappen inzake « de gezondheidsopvoeding alsook de activiteiten en diensten op het vlak van de preventies gezondheidszorg, met uitzondering van de nationale maatregelen inzake profylaxies ». Hier wordt geen onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire preventie.

Zelfs indien het zou gaan om een federale aangelegenheid, acht spreekster het wenselijk om toch ten minste een sleutel uit te werken over de verdeling van het Fonds tot bestrijding van de verslavingen tussen de verschillende gemeenschappen. Dit gebeurt evenmin : men oordeelt aan de hand van concrete projecten, maar die blijken toevallig wel voor driekwart plaats te vinden in het Franstalig landsgedeelte.

De heer Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, antwoordt dat de Raad van State uitdrukkelijk het gebruik van een verdeelsleutel verwerpt. Bovendien merkt hij op dat de gemeenschappen op dit ogenblik niet de minste financiële bijdrage leveren tot de werking van het Fonds en tot een gemeenschappelijke aanpak van de strijd tegen het gebruik van tabak. Hij meent dan ook dat, vanaf het ogenblik dat de gemeenschappen dit wél zouden doen, zij kunnen worden betrokken worden bij de werking van het Fonds.

Wat de verdeling van de werkingsmiddelen van het Fonds tot bestrijding van de verslavingen over de verschillende landsgedeelten betreft, preciseert de minister dat er in 2004 daadwerkelijk heel wat meer middelen gingen naar Franstalige projecten. Ook de aanvragen tot steun komen echter in grote mate uit Franstalige hoek omdat in de Franstalige gemeenschap hierover heel wat beter werd gecommuniceerd dan in de Vlaamse gemeenschap. De minister stelt aan de commissie voor de Sociale Aangelegenheden een overzicht ter beschikking van de ingediende projecten en de toegekende middelen. Hieruit zal blijken dat er helemaal geen scheeftrekking is en dat het Fonds voor het ganse land werkt.

Mevrouw Van de Casteele wijst op de verschillen in interpretatie met betrekking tot de bevoegdheidsverdeling in de gezondheidszorg tussen de federale overheid en de gemeenschappen. Zelf interpreteert zij op een brede wijze de bevoegdheid van de gemeenschappen terzake en betreurt zij dat er vanuit de gemeenschappen te weinig inspanningen worden gedaan op een aantal vlakken. Spreekster is voorstander van de organisatie en van de financiering van de strijd tegen tabak door de gemeenschappen, zodat de federale middelen beter kunnen worden aangewend, bijvoorbeeld voor de opvang van alcoholverslaafden of de hulpverlening aan slachtoffers van asbest.

Het lid neemt akte van de analyse van de minister dat, wanneer de aanvragen voornamelijk vanuit een taalgemeenschap worden ingediend, zij ook de meeste middelen toegestopt krijgt. Dit was eveneens het geval met het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten, waar aanvankelijk ook een scheeftrekking ontstond doordat de communicatie aan Franstalige zijde beter verliep. Dit neemt niet weg dat ook een globaal evenwicht in de besteding van de middelen moet worden gezocht tussen beide grote gemeenschappen in ons land. Een correctie is nodig.

Mevrouw Van de Casteele is, in persoonlijke naam, voorstander van een rookverbod dat verder gaat dan wat de regering hieromtrent heeft uitgewerkt. Zij stelt vast dat de geesten evolueren, zoals blijkt uit een recente enquête in de horecasector, waar de voorstanders van een algemeen rookverbod groeien.

Nu de bevoegdheden van het vroegere Fonds ter bestrijding van tabaksgebruik worden uitgebreid naar alle verslavingen, vraagt spreekster ook de nodige aandacht voor de strijd tegen de doping. De commissie voor de Sociale Aangelegenheden van de Senaat heeft hieromtrent reeds verschillende aanbevelingen uitgewerkt (stuk Senaat, nr. 3- 366/7), die meer dan ooit actueel zijn. Ook de boodschap dat op een gezonde wijze aan sport moet gedaan worden kan via de middelen van dit Fonds worden verspreid.

B. Pensioenen

Mevrouw De Schamphelaere verwijst naar artikel 70 van voorliggend ontwerp. Zij meent dat hier een eigenaardige procedure wordt toegepast : in de programmawet van 27 december 2005 wordt een volmacht aan de Koning gegeven inzake de overname van de pensioenverplichtingen, weliswaar met de verplichting om het koninklijk besluit te bekrachten bij wet. Dit laatste gebeurt alweer met gebruikmaking van de techniek van een programmawet. De bekrachtiging bij wet heeft evenwel tot doel een democratische controle mogelijk te maken van de handelingen van de uitvoerende macht middels een grondig debat in het parlement. Dit wordt compleet onmogelijk gemaakt doordat de bekrachtiging alweer in een programmawet wordt opgenomen die allerhande bepalingen bevat, waarvoor de regering telkens opnieuw de spoedbehandeling vraagt.

IV. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING

Artikel 46

Mevrouw De Schamphelaere stelt vast dat door artikel 46, dat betrekking heeft op het globaal beheer, de opbrengst van de bijdragen van de aanvragers voor het provisiefonds voor uitgaven inzake geneesmiddelen door het RIZIV worden gestort aan de globale beheren van de werknemers en van de zelfstandigen ten belope van 79 miljoen euro. Indien het provisiefonds wordt aangesproken, dient dit opnieuw te worden gespijsd. Betekent dit dat er ten opzichte van de begroting voor het jaar 2006 een overschrijding is geweest inzake het geneesmiddelenverbruik van 79 miljoen euro ? Wat zijn hiervan de voornaamste oorzaken ?

De minister antwoordt dat dit artikel enkel een technische, boekhoudkundige wijziging beoogt. Het geld van het provisiefonds wordt doorgestort aan de globale beheren met het oog op een grotere coherentie tussen beide stelsels van sociale zekerheid, maar de principes inzake het spijzen van dit fonds blijven ongewijzigd.

Mevrouw De Schamphelaere meent dat een provisiefonds bedoeld is om te kunnen worden gebruikt als « buffer » wanneer er zich onverwachte overschrijdingen voordoen. Bedraagt die overschrijding 79 miljoen euro ?

De minister antwoordt ontkennend. Het provisiefonds is inderdaad bedoeld om overschrijdingen in de begroting te kunnen dekken, maar wanneer deze gelden worden aangewend moet het fonds opnieuw worden gespijsd.

Artikel 47

Amendement nr. 4

De heer Beke en mevrouw De Schamphelaere dienen amendement nr. 4 in (stuk Senaat, nr. 3- 1774/2) dat ertoe strekt om artikel 47 te doen vervallen. Zij verwijzen daarbij naar de schriftelijke verantwoording bij het amendement en naar de algemene bespreking van de problematiek van het Fonds tot bestrijding van de verslavingen.

V. STEMMINGEN

Amendement nr. 4 wordt verworpen met 9 tegen 2 stemmen.

Het geheel van de aan de commissie toegewezen artikelen wordt aangenomen met 9 stemmen bij 2 onthoudingen.


Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteurs voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteurs, De voorzitter,
Jacinta DE ROECK. Jihane ANNANE. Annemie VAN de CASTEELE.

Tekst gecorrigeerd door de commissies (zie stuk Senaat, nr. 3-1774/7 - 2005/2006)