3-1774/5 | 3-1774/5 |
4 JULI 2006
I. INLEIDING
Dit optioneel bicameraal wetsontwerp werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers oorspronkelijk ingediend als een wetsontwerp van de regering (stuk Kamer, nr. 51-2517/1).
Het werd op 29 juni 2006 aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers, met 85 tegen 42 stemmen bij 3 onthoudingen. Het werd op 30 juni 2006 overgezonden aan de Senaat, dat het op 3 juli 2006 heeft geëvoceerd.
In toepassing van artikel 27, 1, tweede lid, van het Reglement van de Senaat, heeft de commissie voor de Binnenlandse Zaken en administratieve Aangelegenheden, de bespreking van de artikelen 63 en 64 van het wetsontwerp aangevat vóór de eindstemming in de Kamer van volksvertegenwoordigers.
De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergaderingen van 27 juni en 4 juli 2006 in aanwezigheid van de minister van de Vice-Premier en minister van Binnenlandse Zaken.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE VICE-PREMIER EN MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN
De minister zet uiteen dat de voorgestelde artikelen 63 en 64 beogen de verkoop van leegstaande logementen van ex-rijkswachters te vergemakkelijken door maximaal leegstaande gebouwen te gelde te kunnen maken. Daartoe wordt in artikel 63 bepaald dat, indien beslist wordt het gebouw, waarvan het logement deel uitmaakt, te verkopen, er aan de persoon, die dit logement betrekt, een gelijkwaardig alternatief moet worden aangeboden.
Artikel 63, 2º, biedt een interpretatie van de duur van het recht voor de personeelsleden die dat recht verliezen wegens bevordering tot een graad van officier. De memorie van toelichting werd aangepast aan de opmerkingen van de Raad van State en biedt thans een duidelijk antwoord op de kwestie van het gelijkheidsbeginsel. Ook de datum van inwerkingtreding werd aangepast aan de opmerkingen van de Raad van State.
Met deze bepalingen wordt er enerzijds rechtszekerheid gecreëerd voor zij die momenteel zulk logement betrekken. Deze onzekerheid was blijkbaar inherent aan de bestaande tekst in het Mammoetbesluit. Nu wordt dus duidelijk bepaald dat de bewoner van zulk logement kan worden uitgezet, doch dat voor hem of haar een gelijkwaardig alternatief moet worden gezocht.
Anderzijds wordt hiermee voor de Regie der gebouwen de mogelijkheid gecreëerd om gebouwen maximaal vrij te maken en ook met succes, tegen een valabele prijs, te kunnen verkopen. Wat niet gegarandeerd was, zolang het gebouw bewoond werd.
III. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING
Artikel 63
Amendement nr. 5
De heer Delpérée dient amendement nr. 5 in (stuk Senaat, nr. 3- 1774/2) dat ertoe strekt om in het door artikel 63 ontworpen nieuwe derde lid van artikel XII.XI.38, § 1, van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, niet langer het gerechtelijk arrondissement als criterium te nemen maar wel een straal van 20 kilometer vanaf het vorig logement.
De heer Delpérée verwijst naar de schriftelijke verantwoording bij het amendement. Hij verduidelijkt dat gerechtelijke arrondissementen vrij uitgestrekt kunnen zijn en dat het logement waarvan sprake aldus zeer ver verwijderd kan zijn van de plaats van tewerkstelling van de betrokkene.
Amendement nr. 5 wordt verworpen met 6 tegen 2 stemmen bij 1 onthouding.
IV. STEMMING OVER HET GEHEEL VAN DE NAAR DE COMMISSIE VERWEZEN ARTIKELEN
De aan de commissie toegewezen artikelen worden in hun geheel goedgekeurd met 6 tegen 3 stemmen.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Fauzaya TALHAOUI. | Ludwig VANDENHOVE. |
Tekst verbeterd door de commissies (stuk Senaat, nr. 3-1774(7))