3-1774/2

3-1774/2

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

5 JULI 2006


Ontwerp van programmawet


Evocatieprocedure


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE HEER STEVERLYNCK

Art. 14

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Bij amendement nr. 1 op de programmawet (St. Kamer, nr. 51-2517/2) (artikelen 14 en 15 van de in de Kamer aangenomen tekst, St. Kamer, nr. 51-2517/14) werd een hoofdelijke aansprakelijkheid ingevoerd voor de bedrijfsvoorheffing en de BTW indien het niet-betalen ervan als fout wordt aangemerkt. Een weerlegbaar vermoeden van fout wordt voorzien in hoofde van de trimestriële of maandelijkse schuldenaar indien zij in gebreke blijven van respectievelijk ten minste twee of drie vervallen schulden binnen een periode van één jaar. De nieuwe regels zouden slechts van toepassing zijn op vennootschappen en grote VZW's. Voor de socialezekerheidsbijdragen wordt eveneens een hoofdelijke aansprakelijkheid ingevoerd (amendement nr. 1 sociale zaken St., Kamer, nr. 51-2517/3). De aansprakelijkheid ten aanzien van de RSZ veronderstelt een grove fout die zeer beperkend is omschreven.

Er is geen vermoeden van fout indien de elementen die op een fout wijzen, vervuld zijn voor de dag van de faillietverklaring (St. Kamer, nr. 51-2517/12, blz. 20). Om deze bestuurdersaansprakelijkheid te ontlopen, komt het er op aan om binnen de twee of drie maanden het faillissement of gerechtelijk akkoord aan te vragen.

De nieuwe bepalingen zijn vanuit legistiek oogpunt van bedenkelijke kwaliteit. De afwijking van het gemeen recht die hier alweer wordt gemaakt voor de fiscus roept toch wel wat vragen op over onze rechtsstaat en het vertrouwen dat we haar nog kunnen schenken.

1. het Nederlandse begrip bestuurder komt niet overeen met het Franse « dirigeant » (bedrijfsleider) in plaats van « administrateur ».

De staatssecretaris vult deze begrippen verkeerdelijk in met verwijzing naar artikel 32 Wetboek van de inkomstenbelasting 1992 (St. Kamer, nr. 51-2517/12). Het gaat evenwel om een foutaansprakelijkheid van bestuurders, met andere woorden een afwijking op het Wetboek van vennootschappen en de VZW-wet. Merk op dat voor de RSZ het Wetboek van vennootschappen wordt gewijzigd en niet één of andere RSZ-wet.

2. Men heeft er niet bij stilgestaan dat het begrip « vennootschappen » een autonome definitie heeft in het WIB 1992 (art. 2, § 1, 5º, WIB 1992) maar dat dit niet het geval is voor de BTW. Ook kleine VZW's vallen onder het fiscale begrip vennootschappen indien zij aan de vennootschapsbelasting onderworpen zijn. Er is in de Nederlandse tekst sprake van « bevoegdheid », in de Franse tekst van « le pouvoir de gérer ». In het vennootschapsrecht wordt een onderscheid gemaakt tussen vertegenwoordigingsbevoegdheid en bestuursbevoegdheid. Enkel de vertegenwoordigingsbevoegdheid is belangrijk voor derden (de fiscus is derde bij de inning van de belasting) (Overgenomen van het Duits recht via de vennootschapsrichtlijnen en dit omwille van de rechtszekerheid). Men geeft de indruk dan men die persoon wil aansprakelijk stellen die in feite bevoegd is voor de betaling van de bedrijfsvoorheffing en de BTW. Zo komt men uiteindelijk bij werknemers. Wat is dan de verhouding ten aanzien van art. 18 Arbeidsovereenkomstenwet ?

3. De ontvanger moet een kennisgeving (is dit de kennisgeving bedoeld in artikel 32, 2º Ger.W. ?) aan de aansprakelijke bestuurder versturen (toelaatbaarheidsvereiste voor de invordering in rechte). Veel geluk als hij de feitelijke bestuurders wil vinden. De hoofdelijkheid bestaat natuurlijk eens de fout bewezen wordt, zodat de ontvanger zich niet hoeft te haasten.

4. De ontvanger mag reeds bewarende maatregelen nemen in hoofde van de bestuurder die mogelijk aansprakelijk is. Met andere woorden de fout moet nog worden bewezen. In afwijking van het gemeen recht dat voorziet dat enkel voor zeker, vaststaande en opeisbare schulden bewarende maatregelen kunnen genomen worden (artikel 1415 Ger.W. tenzij in spoedeisende gevallen artikel 1413 Ger.W.) kan de ontvanger het vermogen van de bestuurder bewarend immobiliseren.

5. Deze hoofdelijke aansprakelijkheid is misschien als individuele maatregel op zich verdedigbaar maar als men hem combineert met alle andere wettelijke bepalingen (bijvoorbeeld hoofdelijke aansprakelijkheid BTW-carrousselfraude, zie opsomming stuk Kamer, nr. 51-2517/12, blz. 10) dan krijgt men toch wel wat schrik van zoveel machtsmiddelen en moet men zich ernstig de vraag durven stellen hoe het komt dat ondanks zoveel macht de fiscus er niet in slaagt zijn schuldvorderingen te innen en de RSZ wel.

Nr. 2 VAN DE HEER STEVERLYNCK

Art. 15

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie verantwoording bij amendement op artikel 14.

Nr. 3 VAN DE HEER STEVERLYNCK

Art. 16

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie verantwoording bij amendement op artikel 14.

Jan STEVERLYNCK.

Nr. 4 VAN DE HEER BEKE

Art. 47

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Preventie tegen verslavingen is een gemeenschapsbevoegdheid.

Bovendien is er geen transparantie over de besteding van de middelen.

Ook het Rekenhof heeft bemerkingen over de doelmalige aanwending van de middelen van het tabaksfonds.

Wouter BEKE.

Nr. 5 VAN DE HEER DELPÉRÉE

Art. 63

In het voorgestelde 1º van dit artikel de woorden « in hetzelfde gerechtelijk arrondissement of in dat waar het personeelslid werkzaam is » vervangen door de woorden « binnen een straal van 20 km rond het vorige logement ».

Verantwoording

Sommige gerechtelijke arrondissementen kunnen uitgestrekt zijn. Het voorgestelde logement kan dan relatief ver verwijderd zijn van de plaats waar het personeelslid van de geïntegreerde politiedienst werkt. Dan moet hij niet alleen zijn vorige logement verlaten, maar ook de plaats waar zijn echtgenote of partner werkt of waar de kinderen naar school gaan.

Francis DELPÉRÉEE.

Nr. 6 VAN MEVROUW de BETHUNE

Art. 65

Dit artikel aanvullen als volgt :

« Deze machtiging vervalt indien de minister niet voldaan heeft aan de wettelijke verplichting jaarlijks een verslag bij het Parlement neer te leggen over de wapenverkoop door het leger. »

Verantwoording

In augustus 2003 werd de wapenwet geregionaliseerd, met uitzondering evenwel voor de wapenuitvoer en -invoer met betrekking tot het leger en de politie. Conform artikel 17 van de wet van 5 augustus 1991 is de federale regering verplicht voor beide materies een verslag neer te leggen bij het Parlement. Naar aanleiding van een parlementaire vraag bleek dat de regering voor de jaren 2003 (vanaf 1 september), 2004 en 2005 nog steeds geen jaarlijks verslag bij het Parlement heeft ingediend. Bovendien ontsloeg de defederalisering van de wapenwet de federale regering niet van haar verplichting om het globale wapenverslag voor de periode van 1 januari tot 31 augustus 2003 in te dienen bij het federale Parlement. Ook dit verslag ontbreekt nog steeds.

Dit getuigt niet alleen van een gebrek aan respect voor de wetgevende macht, maar ook van een gebrek aan goed bestuur. Daarom wil dit amendement een sanctiemechanisme in artikel 65 inschrijven waardoor de machtiging voor de minister van Landsverdediging vervalt indien hij zijn wettelijke verplichtingen jegens het parlement niet nakomt conform de wet van 5 augustus 1991 door het jaarlijks verslag niet tijdig in te dienen.

Sabine de BETHUNE.