3-1579/1 | 3-1579/1 |
17 FEBRUARI 2006
Dit wetsvoorstel moet samengelezen worden met onze andere wetsvoorstellen (3-905/1 tot 3-916/1) die allen kaderen in een geheel van maatregelen waarmee de indienster een oplossing wil bieden om de impact van de vergrijzing op onze sociale zekerheid op te vangen.
De wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 1991 door het koninklijk besluit van 12 maart 1999 was een goede zaak voor werknemers die de omschakeling naar een beroep als zelfstandige wilden maken. De aanpassing van artikel 30 van dit koninklijk besluit hield met name in dat de referteperiode, waarbinnen een aantal arbeidsdagen gepresteerd moesten worden om recht te hebben op een werkloosheidsuitkering, verlengd werd met 3 jaar.
De regelgeving voorziet erin dat een voormalige werknemer na het stopzetten of de mislukking van de zelfstandige activiteit onmiddellijk toegelaten wordt tot het systeem van werkloosheidsuitkeringen. Dat kan evenwel enkel gebeuren indien de terugkeer naar de werkloosheid aanvangt binnen de 9 jaar na de start van de zelfstandige activiteit, voorheen was dit slechts binnen de 6 jaar.
Die maatregel was een heel belangrijke stap. Hierdoor worden ongetwijfeld veel werknemers aangemoedigd om de stap naar de uitoefening van een zelfstandig beroep te zetten. Als de overstap die ze gemaakt hebben niet succesvol blijkt te zijn, hebben ze altijd nog het vangnet van de werkloosheidsuitkering. Het zijn namelijk veelal degene die gedwongen moesten ophouden met hun activiteit als zelfstandige, die dubbel gestraft worden. Eerst door de financiële verliezen door de uitoefening van hun activiteit, vervolgens door het ontbreken van inkomen. Een sociaal vangnet is hier dus volkomen terecht.
In het kader van de toenemende vergrijzing is de indienster echter van mening dat dit sociale vangnet verder dient uitgebreid te worden. Wanneer werknemers op oudere leeftijd besluiten om de overstap naar een zelfstandig beroep te maken, nemen ze een groter risico dan jongere werknemers.
Ook zij kunnen gedurende de eerste 9 jaar terugvallen op ons systeem van werkloosheidsuitkeringen. Maar wat als zij pas nà 9 jaar in de problemen komen bij het uitoefenen van hun zelfstandige activiteit ? Stel dat iemand van 57 jaar na een uitoefening van een zelfstandig beroep gedurende 10 jaar plots zijn activiteit moet stopzetten wegens faillissement, dan komt die persoon zeer zwaar in de problemen. Hij zal de financiële gevolgen van zijn faillissement op zich moeten nemen en de kans is gering dat hij na stopzetting meteen terug als werknemer aan de slag kan. Hij zit dus met andere woorden zonder inkomen, want hij kan niet onmiddellijk terugvallen op een werkloosheidsuitkering.
Heeft die persoon dan geen onmiddellijk recht op een werkloosheidsuitkering ? Volgens de huidige wetgeving niet. Als hij op 20-jarige leeftijd als werknemer aan de slag is gegaan, wil dit zeggen dat hij gedurende zijn loopbaan 27 jaar werknemer is geweest. Hij heeft dus met andere woorden 27 jaar bijgedragen als werknemer, heeft daarna de keuze gemaakt om een andere wending aan zijn loopbaan te geven en omwille van die keuze vervallen na 9 jaar plots zijn rechten die hij 27 jaar als werknemer heeft opgebouwd !
De indienster wil daarom met dit wetsvoorstel het behoud van het recht op werkloosheidsuitkering onbeperkt in tijd maken voor werknemers die gedurende ten minste 6 maanden een ander beroep uitoefenen dat niet onder het statuut van werknemer valt. Die werknemers moeten dan wel de leeftijd van 50 jaar bereikt hebben én een loopbaan van minstens 25 jaar als voltijdse werknemer kunnen bewijzen.
De indienster hoopt hiermee oudere werknemers die een zelfstandig beroep willen uitoefenen aan te moedigen. Het bovenvermelde voorbeeld kan immers een grote rem betekenen voor werknemers die de overstap willen maken. De mogelijkheid om van het ene statuut naar een ander statuut over te stappen, mag niet hinderlijk zijn. Het moet soepel kunnen en met een maximum behoud aan zekerheid voor degene die de overstap maken. Zeker als het dan gaat om kwetsbare groepen zoals oudere werknemers.
De indienster wil zo ook vermijden dat oudere werknemers die de overstap de voorbije 9 jaar reeds gemaakt hebben, net voor het verstrijken van de termijn van 9 jaar hun zelfstandige activiteit opgeven of verkopen. Op deze manier kunnen zij nog enkele jaren, vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, terugvallen op een werkloosheidsuitkering. Iets wat uiteindelijk ook hun pensioenuitkering ten goede komt, vermits die jaren dan meetellen in hun pensioenopbouw als aan arbeid gelijkgestelde periodes.
| Annemie VAN de CASTEELE Stefaan NOREILDE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 30, derde lid, 3º, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsuitkering, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 maart 1999, wordt aangevuld met het volgende zinsdeel :
« de beperking tot 9 jaar kan onbeperkt verlengd worden voor de werknemer die de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt en die een loopbaan van ten minste 25 jaar als voltijdse werknemer kan bewijzen; ».
Art. 3
Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
15 juli 2005.
| Annemie VAN de CASTEELE Stefaan NOREILDE. |