3-1072/4

3-1072/4

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

3 MEI 2005


Voorstel van resolutie met betrekking tot de nagedachtenis van de holocaust en de veroordeling van antisemitisme en racisme


TEKST AANGENOMEN DOOR DE COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE ZAKEN EN VOOR DE ADMINISTRATIEVE AANGELEGENHEDEN


De Senaat,

A. gelet op de Universele Verklaring van de rechten van de mens, aangenomen door de plenaire vergadering van de Verenigde Naties op 10 december 1948;

B. gelet op het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en bijbehorende Protocollen, goedgekeurd bij de wet van 13 mei 1955;

C. gelet op de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden;

D. gelet op de goedkeuring door de Senaat op 9 februari 1995, van de resolutie inzake de strijd tegen racisme, xenofobie, antisemitisme en onverdraagzaamheid;

E. gelet op de goedkeuring door de Senaat op 21 december 1995, van de resolutie betreffende de instelling van een dag ter herdenking van de door nazi-Duitsland gepleegde genocide;

F. gelet op de goedkeuring door het Europees Parlement op 27 januari 2005, van de resolutie over antisemitisme;

G. overwegende dat 27 januari 2005, de 60e verjaardag van de dag waarop de poorten van het vernietigingskamp in het Poolse Auschwitz opengingen, een aanleiding is om elke vorm van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme, alsook de vervolging van minderheden, onvoorwaardelijk te veroordelen;

H. overwegende dat het toenemende antisemitisme steeds zorgwekkender wordt in België en in de rest van Europa waar nog steeds uitingen van antisemitisme voorkomen gericht tegen de joodse gemeenschappen, en dit onder meer in de vorm van herhaalde aanvallen en schendingen van religieuze plaatsen en openbare instellingen zoals synagogen, begraafplaatsen, scholen, cultuurcentra enz.;

I. Overwegende dat de geopolitieke context met de aanslagen van 11 september 2001 in New York en van 11 maart 2004 in Madrid, de oorlog in Irak en de escalatie van het Israëlisch-Palestijns conflict de islamofobie en het antisemitisme in België lijkt aan te wakkeren en dat de incidenten gericht tegen beide gemeenschappen de laatste vijf jaar duidelijk opnieuw zijn toegenomen; 

J. overwegende dat racisme en xenofobie nieuwe en uiterst verontrustende gedaanten en uitingsvormen hebben aangenomen, wat een gevaar zou kunnen betekenen voor de democratie en de fundamentele grondrechten;

K. overwegende dat racistische en xenofobe daden zijn gepleegd tegen migranten en buitenlanders en tegen minderheden;

L. overwegende dat deze toename van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme bijdraagt tot een sfeer van angst en onveiligheid;

M. overwegende dat discriminatie op grond van godsdienst en etnische afstamming nog steeds op diverse niveaus voorkomt;

N. overwegende dat verdraagzaamheid een basisvoorwaarde is voor het samenleven van alle burgers;

verzoekt de regering,

1. elke daad van onverdraagzaamheid en het aanzetten tot rassenhaat, alsook elke daad van intimidatie en racistisch geweld blijvend te veroordelen;

2. alle vormen van antisemitisme hoe deze zich ook uiten onvoorwaardelijk en blijvend te veroordelen met name door de daders van antisemitische, racistische en xenofobe handelingen systematisch te vervolgen, de beveiliging te versterken van de joodse gemeenschap en van de andere gemeenschappen die op ons grondgebied worden vervolgd, en binnen de grenzen van het beschikbare budget daarvoor de nodige middelen te reserveren;

3. alle gewelddaden te veroordelen die worden ingegeven door godsdienst- of rassenhaat of door onverdraagzaamheid, met inbegrip van aanvallen op religieuze plaatsen, locaties en heiligdommen van joden, moslims of andere geloofsrichtingen;

4. alle extremistische stromingen te veroordelen die de bestaande economische omstandigheden als voorwendsel hanteren om sociale spanningen te focussen op migranten, vluchtelingen en minderheden;

5. de educatie met betrekking tot de holocaust te stimuleren, door alle instellingen gewijd aan de herinnering van de holocaust te steunen;

6. onder meer in de scholen en de media positieve initiatieven te bevorderen die in het bijzonder de jongeren meer bewust maken van de gevaren die voortkomen uit totalitaire en racistische ideologieën alsook in het kader van buitenschoolse en schoolprogramma's didactische activiteiten (tentoonstellingen, bezoeken, getuigenissen ...) te organiseren die ertoe strekken de jongeren te wijzen op de feiten van racisme, antisemitisme en xenofobie en hen te doen begrijpen hoe belangrijk het is die kwalen te bestrijden en de lessen uit het verleden door te geven aan de toekomstige generaties.