Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-28

ZITTING 2004-2005

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Vice-eerste minister en minister van Justitie

Vraag nr. 3-621 van de heer Vandenhove d.d. 21 januari 2004 (N.) :
Vertrouwen in justitie. — Recente onderzoeken.

Uit een onderzoek van de KU Leuven en de Université de Liège dat onlangs werd bekendgemaakt, blijkt dat iets meer dan de helft van de ondervraagden geen vertrouwen heeft in justitie. Dit is verontrustend. Vooral de doorzichtigheid, de toegankelijkheid, de bestraffing en de duur van processen baart de mensen zorgen.

Graag had ik volgende vragen gesteld aan de geachte minister :

1. Welke algemene conclusies zullen getrokken worden aan de hand van de resultaten van dit onderzoek ?

2. 80 % van de ondervraagden vindt dat justitie onvoldoende informatie verschaft en 75 % vindt de juridische taal onduidelijk. Zijn er plannen om dit in de toekomst te verhelpen ?

3. Een ruime meerderheid steunt het principe van alternatieve straffen. Is de geachte minister van plan om het systeem van alternatieve straffen nog verder uit te breiden ?

4. Het inschakelen van lekenrechters, zoals nu al het geval is voor sociale en commerciële geschillen, kan op de steun rekenen van 80 % van de ondervraagden. Is de geachte minister van plan om ook bij andere geschillen lekenrechters in te schakelen ?

5. Bijna alle ondervraagden vinden dat rechtszaken te lang aanslepen. 85 % is gewonnen voor het snelrecht in strafzaken. Welke maatregelen zal de geachte minister nemen om de duur van zaken te verminderen en zijn er plannen om het snelrecht uit te breiden ?

Antwoord : Op de vraag van het geachte lid kan ik volgende elementen van antwoord verstrekken.

1. Het vertrouwen herstellen van de burger in de justitie is voor mij des te meer een prioritaire doelstelling. Om dit te realiseren, dient met volgende elementen rekening te worden gehouden :

— een grotere transparantie van de rechtspleging;

— het uitwerken van alternatieve straffen;

— het inhalen van de gerechtelijke achterstand;

— een betere toegang tot het gerecht.

2. Tijdens de vorige regeerperiode en onder auspiciën van de Koning-Boudewijnstichting heeft een werkgroep een tekst uitgewerkt met als opschrift « Wet tot wijziging van een aantal bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en tot invoering van modellen van een aantal akten inzake de burgerlijke rechtspleging ». Dit initiatief paste in het kader van een programma gericht op de vereenvoudiging van de rechtstaal. De tekst voorziet immers in het verplicht gebruik van modellen van akten die begrijpelijk zijn voor de rechtsonderhorigen. Ik ben voornemens de resultaten van die werkzaamheden te gebruiken teneinde tegemoet te komen aan de legitieme verwachtingen van de rechtsonderhorigen.

3. Zoals ik aangaf in mijn algemene beleidsnota, dient de gevangenisstraf een ultimum remedium te zijn, beperkt tot de noodzakelijke gevallen. Ik zal in mijn beleid dan ook de nadruk leggen op het promoten van alternatieven voor vrijheidsberovende straffen. Ten aanzien van de bemiddeling in strafzaken, zal ik, samen met de betrokken actoren, nadenken over het beter bepalen van de misdrijven waarvoor de bemiddeling in strafzaken kan worden toegepast, teneinde het gebruik ervan te stimuleren. Met betrekking tot de herstelbemiddeling zullen de momenteel lopende projecten verder worden uitgeklaard om duidelijk te maken welke het toepassingsgebied van dit alternatief is en welke wettelijke basis dient te worden uitgewerkt. De Commissie « Strafuitvoeringsrechtbanken, externe rechtspositie van gedetineerden en straftoemeting » doet in haar eindrapport het voorstel om de probatie als een autonome straf in het Strafwetboek in te schrijven. Aangezien ik de mening ben toegedaan dat de probatie als autonome straf inderdaad een geschikt alternatief is voor een bepaalde doelgroep, ben ik van plan deze als autonome straf in het Strafwetboek in te schrijven. De werkstraf werd ingevoerd door de wet van 17 april 2002. Het evaluatieverslag met betrekking tot de toepassing van de werkstraf is in volle wording en zal eerstdaags aan het Parlement worden voorgelegd. Dit evaluatieverslag zal ons toelaten om de toepassing van de werkstraf in zijn geheel te evalueren en na te gaan of en zo ja, welke verbeteringen er kunnen worden aangebracht aan de huidige regelgeving en de toepassing ervan.

4. Een voorontwerp van wet zal — zo het aangenomen wordt — de benoeming mogelijk maken van lekenrechters bij het hof van beroep voor uitspraken in handelszaken.

Voor de andere jurisdicties, sta ik open voor discussie. Het is een spoor dat moet worden onderzocht. Dit thema wordt behandeld door de professoren Erdman en de Leval in hun werk De Justitiedialogen.

5. De oproepingsprocedure bij proces-verbaal, voorzien bij de wet van 11 juli 1994 betreffende de politierechtbanken en houdende een aantal bepalingen betreffende de versnelling en de modernisering van de strafrechtspleging, voldoet aan de noden van een procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken.

Een wetsontwerp ingediend bij het Parlement, bepaalt dat er bij de rechtspleging een verplichte uitspraak dient gedaan te worden binnen een termijn van twee maanden.

De strijd tegen de gerechtelijke achterstand moet het mogelijk maken om op afdoende wijze tegemoet te komen aan de problemen die de trage werking van het gerecht meebrengt.