3-826/1 | 3-826/1 |
16 JULI 2004
Het Belgische politieke bestel verkeert reeds een aantal jaren in een diepe vertrouwenscrisis. De vertrouwensbreuk tussen de burgers en de overheidsinstellingen vraagt om grondige en fundamentele hervormingen. Die hervormingen moeten in de eerste plaats geschieden ten aanzien van de instellingen die de Natie vertegenwoordigen, met name de federale Kamers. Slechts een doorgedreven democratisering en modemisering van ons politiek bestel kunnen het vertrouwen in de instellingen van ons land herstellen. Daarom moet de opkomstplicht bij de federale verkiezingen worden afgeschaft.
Niet gaan stemmen is immers ook een keuze. Politici en partijen worden democratisch gelegitimeerd door het aantal kiezers dat op hen stemt. Bij een kiessysteem dat de burgers de vrijheid laat al dan niet te gaan stemmen, moeten de partijen veel meer moeite doen om de kiezers te overtuigen. De noodzaak om kiezers te overtuigen naar de stembus te gaan, komt de legitimiteit van de vertegenwoordigende wetgevende vergaderingen ten goede. Er dient ook vermeld te worden dat in een vrij kiessysteem het kiesrecht als een maatschappelijke plicht wordt beschouwd en het is duidelijk dat de personen die gebruik willen maken van dat grondrecht een doelbewustere keuze maken.
De vervanging van de stemplicht door het stemrecht impliceert uiteraard dat de sancties op de niet-naleving van de stemplicht worden opgeheven. Aangezien de opkomstplicht in de Grondwet verankerd is, stelt de VLD ook voor om artikel 62, derde lid, van de Grondwet voor herziening vatbaar te verklaren (stuk nr. 3-830), en om artikel 68, § 2, van de Grondwet te herzien (stuk nr. 3-825). Als tussenstap zou men echter de sancties op de niet-naleving van de opkomstplicht kunnen afschaffen, zodat de stemplicht de facto tot een stemrecht herleid wordt. Die sancties zijn vervat in titel VI van het Kieswetboek, meer bepaald de artikelen 207 tot 210 van dat wetboek. De opheffing van die bepalingen zal dan met zich brengen dat de burger die niet aan zijn stemplicht heeft voldaan, niet meer door het parket kan worden vervolgd.
Jacques GERMEAUX. Annemie VAN de CASTEELE. Patrik VANKRUNKELSVEN. Stefaan NOREILDE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
Titel VI van het Kieswetboek, die de artikelen 207 tot 210 omvat, gewijzigd bij de wetten van 26 juni 1970, 5 juli 1976, 18 juli 1991 en 30 juli 1991, wordt opgeheven.
15 juni 2004.
Jacques GERMEAUX. Annemie VAN de CASTEELE. Patrik VANKRUNKELSVEN. Stefaan NOREILDE. |