3-60 | 3-60 |
De heer Jan Van Duppen (SP.A-SPIRIT). - In de vorige regeerperiode heeft de federale regering een akkoord bereikt om het gebruik van het elektronisch medisch dossier of EMD door huisartsen aan te moedigen. Niet alleen biedt dat EMD een groot voordeel voor de kwaliteit en de efficiëntie van het werk als huisarts, ook de patiënt zelf heeft baat bij een correct en degelijk beheer van zijn of haar dossier. Medische informatica biedt erg veel voordelen, tot en met de bewaking van nevenwerkingen, allergische reacties, overgevoeligheid voor medicatie, snelle en leesbare uitwisseling van medische gegevens, briefwisseling, enzovoort. Bovendien kan wetenschappelijk onderzoek naar alle mogelijke aspecten van huisartsenwerk, dossierbeheer, ziektebenadering, epidemiologie en voorschrijfgedrag op een degelijke manier worden uitgebouwd. Het voordeel is dat de schat aan informatie voor de huisarts, de wetenschap en de overheid dankzij het EMD gekoppeld wordt aan een perfect gewaarborgde anonimiteit van de patiënt én de huisarts.
Een moderne huisarts kan eigenlijk niet meer zonder. De regering heeft dat begrepen en heeft destijds beslist dat het RIZIV jaarlijks een bedrag van 743 euro zou uitkeren aan huisartsen die geregeld zware financiële investeringen doen voor de aankoop van gepaste hardware en software om het EMD te bewaren en te bewerken. Ter illustratie kan ik u vertellen dat ikzelf - intussen 17 jaar geïnformatiseerd - in die periode voor een server met drie terminals het ongelooflijke bedrag van meer dan 100.000 euro heb betaald. Dat komt neer op een klein miljoen oude Belgische frank elke vier jaar, louter en alleen voor de hardware.
Op de valreep bleek dat de formulering voor erkenning en uitbetaling door het RIZIV gewijzigd werd in een `tegemoetkoming in de kosten van een EMD-softwarepakket'. Dat is nog wel iets anders dan de hardware die nodig is om de boel te laten draaien. Nochtans werd in de voorbereidende discussies en onderhandelingen oorspronkelijk bepaald dat de tegemoetkoming zou dienen als `informatiseringssubsidie' en niet alleen als een softwaresubsidie, zoals het nu omschreven wordt.
Wat is nu het gevolg van het hele verhaal? De monopolievorming in de sector van de medische informatica neemt zeer snel toe en dit heeft uiteraard de prijzen van de softwarepakketten nog eens verhoogd. Een niet onbelangrijk concern, waarin zeer veel verschillende pakketten van medische software zijn ondergebracht, heeft als reactie op de RIZIV-uitkering van 743 euro de kostprijs van hun softwarepakket met 743 euro verhoogd. Bijgevolg kunnen we eigenlijk zeggen dat de uitkering van het RIZIV een vorm van `subsidiëring van softwareleveranciers' is geworden. Meer nog, de producent van het enige softwarepakket voor artsen waarvan de prijs niet werd verhoogd, werd naar verluidt door de grootste concurrent voor de rechtbank gedaagd wegens concurrentievervalsing.
Om die monopoliesituatie te versterken voldoen de erkende EMD-pakketten niet aan de labeleis om elektronische uitwisselbaarheid van medische informatie en dossiers mogelijk te maken. Iemand die werkt met pakket A moet zonder problemen de informatie kunnen overzetten naar pakket B, wanneer bijvoorbeeld de patiënt een andere huisarts neemt of wanneer specialisten en huisartsen met elkaar moeten communiceren. Twee jaar na de invoering van de converteerbaarheid lukt dat in de praktijk nog steeds niet, tenzij voor zeer veel geld en veel werk van de huisarts en de informaticus, die de conversie bij wijze van spreken met de hand moet uitvoeren. Bovendien is er nog steeds geen universeel laboformaat, laat staan dat er een uniforme labocodering werd ingevoerd. De uitwisseling van gegevens tussen specialisten, ziekenhuizen en huisartsen is ook nog steeds niet gereglementeerd of geüniformeerd.
Is de minister zich bewust van deze uitermate vervelende en oneigenlijke situatie? Zou het niet verstandiger en efficiënter zijn indien de overheid de uitwisselbaarheid van de gegevens in de labeling zou opleggen? Als we op deze manier blijven aanmodderen belanden we opnieuw in een tijdperk waar communicatie van medische gegevens een onmogelijkheid is.
M. Rudy Demotte, ministre des Affaires sociales et de la Santé publique. - Sur le fond, M. Van Duppen a entièrement raison : il est inacceptable que quelques firmes cherchent à éviter le transfert de données afin de garantir une position qu'elles estiment dominante. Il ne s'agit pas d'une situation de monopole, car il existe une quinzaine de labels, mais d'une difficulté de communication des données, nuisible en termes de santé publique et d'efficacité globale du système informatique.
La possibilité d'échanger la totalité des données dans les différents dossiers médicaux électroniques nécessiterait que chaque producteur de logiciel écrive et tienne à jour les scripts d'exportation de toutes les données vers ses concurrents. Cette voie ne semblant pas réaliste, on pourrait définir des « sets », c'est-à-dire des paquets de données, dans un format convenu, universel - par exemple, XML Query -, sets qui seraient échangés entre différents logiciels. L'outil étant le set de données, la labellisation doit soutenir l'inscription dans les logiciels de sets de données préformatés dans un langage universel qui permette, en cas de changement de médecin ou de pratique, de bénéficier des données. Cette question est importante non seulement dans un souci de santé publique, mais également du point de vue financier, car devoir changer de set logiciel serait très onéreux pour le médecin.
Ces sets de données peuvent revêtir deux formes : des sets limités au résumé « patient » ou des dossiers « patient » partagés. Je n'ai pas encore pris de décision à ce sujet mais je me réjouis que M. Van Duppen m'ait posé cette question, car la situation actuelle n'est pas pleinement satisfaisante.
De heer Jan Van Duppen (SP.A-SPIRIT). - Het is waar dat geen enkel bedrijf een echt monopolie heeft op de medische software. Maar omdat een arts onmogelijk van het ene systeem naar het andere kan overstappen en omdat steeds meer systemen onderdak gevonden hebben bij één - nota bene farmaceutische - firma, bestaat er de facto wel een monopoliepositie. Want als een arts van systeem wil veranderen, kost hem dat heel veel geld en vooral heel veel werk.
Over de definitie van de set, waarover de minister het had, hebben we een jaar of drie, vier geleden al een discussie gevoerd. Daarvan herinner ik me dat die set toen al was gedefinieerd. Daaronder vielen de personalia, de persoonlijke en familiale antecedenten, de medische en therapeutische antecedenten en de verdere begeleiding, inclusief resultaten van laboratoriumonderzoeken en brieven van specialisten.
Het is allemaal voorhanden. Het is de taak van de minister om die sets nu ook op te leggen. Want sommigen hebben er belang bij om de implementatie van de sets uit te stellen, zodat een effectieve uitwisseling van gegevens onmogelijk blijft. Dat is een slechte zaak zowel voor de overheid als voor de artsen en de patiënten.