3-572/2 | 3-572/2 |
23 MAART 2004
Evocatieprocedure
Dit optioneel bicameraal wetsontwerp werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers oorspronkelijk ingediend als een wetsvoorstel van de heren Rik Daems, André Frédéric, Daniel Bacquelaine, Philippe De Coene en Pieter De Crem (stuk Kamer, nr. 51-898/1).
Het werd op 18 maart 2004 aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers, met 115 stemmen bij 20 onthoudingen.
Het werd op 19 maart 2004 overgezonden aan de Senaat en dezelfde dag geëvoceerd.
De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 23 maart 2004, samen met het ontwerp van bijzondere wet tot wijziging van de artikelen 6, § 1, VIII, 4º, eerste lid, en 31, § 5, eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en van artikel 22, § 5, eerste en tweede lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, teneinde de controlebevoegdheid van de Raden inzake verkiezingsuitgaven en inzake de voor het publiek bestemde mededelingen en voorlichtingscampagnes te verduidelijken (zie stuk Senaat, nrs. 3-571/1 en 2).
Voorliggend wetsontwerp heeft een dubbele doelstelling, namelijk enerzijds, de overdracht van de controlebevoegdheid inzake verkiezingsuitgaven en regeringsmededelingen uitvoeren, die toegekend is aan de Gemeenschaps- en Gewestraden door de bijzondere wet van 13 juli 2001 en anderzijds, het parallellisme herstellen tussen de wet van 19 mei 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de Gewest- en Gemeenschapsraden en de basiswet terzake, namelijk de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, zoals ze gewijzigd werd door de zogenaamde « wet-Coveliers » van 2 april 2003.
De minister merkt op dat die tweede doelstelling gerealiseerd werd wat de verkiezing van het Europees Parlement betreft, door de wet tot wijziging van de wet van 19 mei 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van het Europees Parlement (zie stuk Senaat, nrs. 3-546/1 en 2).
Concreter strekt het wetsontwerp er hoofdzakelijk toe de volgende wijzigingen aan te brengen of de volgende bepalingen in te voeren :
1º de kandidaten moeten de sancties in acht nemen die hun worden opgelegd door de Federale Controlecommissie of door een Raad krachtens artikel 4bis van de wet van 4 juli 1989 : wanneer er sprake is van een mededeling of van een voorlichtingscampagne om het persoonlijke imago van de minister te verbeteren van wie ze afkomstig is, worden de kosten die werden gemaakt om die communicatie te verspreiden of om die campagne te financieren, door de commissie aangerekend op de uitgaven die de minister zal doen voor de eerstvolgende verkiezingen waaraan hij deelneemt.
Ingeval het advies van de Controlecommissie niet is gevraagd, wordt de kostprijs van de mededeling of van de campagne van rechtswege aangerekend op de uitgaven die de betrokken minister maakt om propaganda te voeren, voor de eerstvolgende verkiezingen waaraan hij deelneemt;
2º wat betreft de aangiften door de Raden of de door de door hen aangewezen organen gedane aangiften van overtredingen, beschikt de procureur des Konings in ieder geval over een termijn van dertig dagen voor de uitoefening van de strafvordering;
3º artikel 5 van het ontwerp voorziet in een overgangsmaatregel om het aantal lijsttrekkers vast te stellen (artikel 2, § 3, 1º, van de wet van 19 mei 1994 heeft betrekking op deze kandidaten) voor de politieke partijen die een kartellijst hebben ingediend tijdens de verkiezing van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 13 juni 1999, maar die afzonderlijke lijsten indienen voor de verkiezingen van 13 juni 2004;
4º ten slotte heft artikel 18 van dit wetsontwerp de overgangsbepalingen op waarop de artikelen 12 tot 14bis van de wet van 19 mei 1994 betrekking hebben.
De commissie neemt bij eenparigheid van de 9 aanwezige leden het wetsontwerp in zijn geheel aan.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het uitbrengen van een mondeling verslag in de plenaire vergadering van de Senaat.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Christian BROTCORNE. | Ludwig VANDENHOVE. |
In de Nederlandse tekst van artikel 3 van het wetsontwerp wordt in A) van het eerste lid het woord « toegevoegd » vervangen door het woord « ingevoegd ».
Voor het overige is de door de commissie aangenomen tekst dezelfde als de tekst van het wetsontwerp aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers (zie stuk Kamer, nr. 51-898/2 2003/2004)