3-35

3-35

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 8 JANUARI 2004 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Voorstel van resolutie betreffende het toekennen van hulp aan Burundi (Stuk 3-410)

Bespreking

Mevrouw Erika Thijs (CD&V), corapporteur. - Het is onze plicht Burundi te helpen bij de wederopbouw van een sociaal-economisch en infrastructureel kader. We moeten dat niet alleen doen uit historische overwegingen, maar vooral om humanitaire redenen. Wij moeten een wezenlijke bijdrage leveren aan de duurzame opbouw van Burundi. Indien de laatste vredesgesprekken tussen de regering en de rebellen tot een goed einde kunnen worden gebracht, komen we in een post-conflictsituatie. Op een dergelijk moment heeft een land meer dan ooit nood aan de opbouw van het overheidsapparaat en van de infrastructuur en de omschakeling van een oorlogseconomie naar een vredeseconomie. Burundi is één van de armste landen ter wereld en komt uit een lange en diepe crisis. De mogelijke vrede biedt op zich al een perspectief voor vele Burundezen die sinds lang het grootste slachtoffer zijn van het aanslepende conflict. Daarom verwachten wij van de regering de nodige inspanningen om met haar budgettaire steun ervoor te zorgen dat Burundi in aanmerking komt voor het programma poverty reduction and growth facilities. Ook de steun aan programma's die good government beogen behoort tot de prioriteiten van een degelijk ontwikkelingsbeleid. Hoe klein onze bijdrage ook is in vergelijking met de financiële nood van Burundi, we kunnen een duidelijk signaal geven aan de Burundezen en de internationale gemeenschap. Vandaag werd trouwens een alarmerend bericht over de millenniumdoelstellingen verspreid. Met vele beloften en mooie woorden hebben de rijke landen zich ertoe verbonden te komen tot de halvering van het hongerprobleem en tot het terugdringen van de kindersterfte met twee derden tegen 2015. Vandaag weet men al dat deze doelstellingen niet zullen worden bereikt. Inspanningen zijn dan ook dringend nodig. Ons land en onze regering moeten de resultaten van het onderzoek niet afwachten. Daarom ben ik blij dat deze resolutie over de partijgrenzen heen de regering de kans geeft om werk te maken van haar verbintenissen tegenover één van de MOL-landen. Alle partijen zullen er in de Senaat kritisch over waken dat de regering gevolg geeft aan onze beide aanbevelingen. Gelet op het belang ervan voor de Burundezen en gelet op het signaal vanuit deze Senaat dat we werk willen maken van de millenniumdoelstellingen, zullen ikzelf als mede-indienster van de resolutie én ook de CD&V-fractie dit initiatief met volle overtuiging goedkeuren.

De heer Patrick Hostekint (SP.A-SPIRIT). - In 1997 maakte ik deel uit van de onderzoekscommissie van de Senaat over de gebeurtenissen in Rwanda. Er is mij altijd een uitspraak van collega Ludwig Caluwé bijgebleven die terecht de vraag stelde: `Who cares about Rwanda?' Inderdaad, wie bekommerde zich in de jaren '90 om Rwanda en Centraal-Afrika? Niemand, tenzij om de grondstoffen te plunderen en wapens te leveren! Centraal-Afrika was toen het vergeten continent.

Gelukkig is daar de jongste tijd een kentering in gekomen, vooral onder impuls van ons land, van de regering en het parlement. In de Senaat houden wij ons nu bezig met Congo, Rwanda en Burundi. We zullen voor de regering ook een aantal aanbevelingen formuleren. Centraal-Afrika, met de ex-kolonies, Congo, Rwanda en Burundi, is een topprioriteit van het Belgisch buitenlands beleid en het ontwikkelingsbeleid. Ons land heeft ook het voortouw genomen om vrede te brengen in de regio. Dat is zeker niet de gemakkelijkste opdracht voor een klein land. Volgende week start te Brussel een donorconferentie op initiatief van de Belgische regering. Voorliggende resolutie komt dus precies op tijd. Dat is de verdienste van de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, in het bijzonder van haar voorzitter, collega Anne-Marie Lizin. Burundi is na tien jaar burgeroorlog één van de armste landen ter wereld geworden, waar de bevolking geen toegang heeft tot de meest essentiële basisvoorzieningen, zoals drinkwater, gezondheidszorg en onderwijs. Bovendien wordt het land geteisterd door Aids. Ik kan alleen maar hopen dat de doelstellingen van de resolutie worden bereikt en dat de Belgische regering terdege rekening houdt met de aanbevelingen van de resolutie, opdat op heel korte termijn de meest dringende noden van de Burundese bevolking worden gelenigd. Het gaat hier om leven of dood van duizenden mensen. De SP.A-SPIRIT-fractie zal de resolutie in ieder geval met overtuiging en met enthousiasme goedkeuren.

Mme Anne-Marie Lizin (PS). - La commission des Relations extérieures du Sénat a travaillé rapidement en utilisant l'article 22.3 pour aboutir, comme Mme Thijs l'a bien expliqué, à une résolution générale, avec les qualités et les défauts que cela implique.

Le plus important est qu'elle appuie la démarche du ministre Verwilghen qui organise les 13 et 14 janvier prochains, à Bruxelles, la réunion de ceux qui peuvent enfin commencer à soutenir le Burundi dans la pratique.

Certes, ce n'est pas la meilleure façon de limiter la dette et nous pourrions aider mieux encore ce pays par d'autres moyens. Mais compte tenu des pratiques internationales en vigueur actuellement en matière de transfert de dette, il importe tout d'abord de rendre un peu d'argent à ce pays dont les caisses sont vides.

Nous avons reçu en décembre la ministre du Plan, Mme Wakana, qui nous a expliqué de manière extrêmement dramatique la situation catastrophique que connaît le Burundi aujourd'hui.

Depuis le 5 janvier, nous avons vu que la dernière composante réticente aux accords de paix, à savoir le FNL, entrait dans le processus de paix. Nous pensons donc que cette résolution mérite d'être perçue comme un encouragement.

Nous avons reçu, hier, un appel téléphonique de Mme Wakana qui nous demandait de penser à son pays et nous remerciait d'avoir attiré l'attention sur l'importance de cette réunion qui englobe beaucoup d'éléments de soutien à la balance des paiements.

Je sais que M. Lionel Vandenberghe est particulièrement attentif au processus militaire. Il est vrai que nous ne souhaitons pas qu'une partie importante de ce budget soit affectée à des dépenses militaires. Néanmoins, l'accord de paix comprend un volet de défense qui permet de restructurer les forces armées. Il est important que nous y participions également.

Un soutien au ministre Verwilghen, tel est l'objectif de la résolution qui nous est vraiment demandée par les autorités burundaises.

M. Pierre Galand (PS). - Cette résolution importante en faveur du Burundi suscite chez moi la nécessité d'attirer l'attention de mes collègues sur un point précis. S'il faut travailler avec enthousiasme en faveur des pays en voie de développement, et particulièrement ceux de l'Afrique centrale, il faut prendre toute la mesure des démarches que l'on entreprend.

Que fait-on en l'occurrence ? On va demander à la Belgique de se substituer au Rwanda qui est en cessation de paiement. Nous allons mettre, au titre de la coopération au développement, de l'argent à disposition non pas du développement du Burundi mais du renflouement de la caisse de la BAD - la Banque Africaine de Développement - et de la Banque Mondiale. Ce sont des processus profondément vicieux.

Certes, ces dettes sont souvent très contestables et c'est le cas pour le Burundi dont la dette pourrait être qualifiée d'odieuse. Ce genre de dette devrait purement et simplement être annulée.

Bien entendu, je voterai en faveur de cette proposition de résolution car nous ne pouvons pas mettre le Burundi dans une situation d'impossibilité d'accès aux marchés financiers internationaux. Mais il faut savoir que l'on n'aide pas ce pays ; on l'enfonce un peu plus dans son endettement.

Je pense que nous devrions réfléchir, en matière de coopération, à la possibilité d'apporter à ces pays des solutions de longue haleine, sur la distance, afin de résoudre le problème du financement de leur développement, sans devoir approfondir leur endettement.

-De bespreking is gesloten.

-De stemming over het voorstel van resolutie in zijn geheel heeft later plaats.