3-13/2 | 3-13/2 |
4 NOVEMBER 2003
Art. 2
Dit artikel vervangen als volgt :
« In de gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter ingevoegd, luidende :
« Art. 1ter. De hoedanigheid van gemeenteraadskiezer kunnen eveneens verwerven, de onderdanen van de niet-lidstaten van de Europese Unie, op voorwaarde dat :
1º die onderdanen bij de gemeente een schriftelijke aanvraag indienen overeenkomstig het model, vastgesteld bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, met vermelding van :
a) hun nationaliteit;
b) het adres van hun hoofdverblijfplaats;
c) een verklaring waarin de indiener van de aanvraag zich ertoe verbindt de Grondwet, de wetten van het Belgische volk en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden na te leven.
Aan de betrokkene wordt een attest van die verklaring overhandigd. Zo hij later een aanvraag indient om in een andere gemeente op de kiezerslijst te worden ingeschreven, legt hij dat attest voor;
2º die onderdanen gedurende vijf jaar vóór de indiening van hun aanvraag hun hoofdverblijfplaats ononderbroken in België heben gevestigd.
Artikel 1, § 1, 2º, 3º, 4º en artikel 1bis, § 2, tweede lid en volgende, en §§ 3 en 4, zijn van toepassing op de onderdanen van de niet-lidstaten van de Europese Unie. »
Verantwoording
Het Parlement heeft tijdens de vorige zittingsperiode een debat aangevat over de toekenning van het kiesrecht aan de onderdanen van de landen die geen lid zijn van de Europese Unie.
Dat debat kon echter niet worden afgerond wegens de sfeer van politieke dramatisering waarin het algauw was terechtgekomen.
De MR heeft er bij die vroegere behandeling op gewezen dat voor dat vraagstuk een realistische en tegelijk menselijke oplossing moest worden gevonden, die zo ver mogelijk van enige passionele benadering dient te staan. De MR heeft er zich toen toe verbonden het debat opnieuw aan te gaan tijdens de volgende zittingsperiode, in een sfeer die hopelijk serener en rustiger zou zijn.
Dit amendement is de concrete invulling van die verbintenis.
Het strekt ertoe aan de niet-Europese buitenlandse ingezetenen kiesrecht te verlenen bij de gemeenteraadsverkiezingen.
Alleen het gemeentelijk niveau wordt beoogd omdat de gemeente de politieke instelling is die het dichts bij de burger staat, de instelling waarbij hij het gemakkelijkst en het snelst betrokken kan raken. Ofschoon de gemeente- en de provincieraadsverkiezingen nu gelijktijdig worden gehouden, is de provincie volgens de indieners van het amendement een politiek niveau dat door zijn geografische omvang en zijn politieke rol moeilijker te begrijpen en te vatten is voor een vreemdeling.
Aangezien de wet van 27 januari 1999 aan de burgers van de lidstaten van de Europese Unie het kiesrecht verleent bij de gemeenteraadsverkiezingen, lijkt het niet onlogisch dat kiesrecht uit te breiden tot de ingezetenen van de Staten die geen lid zijn van de Europese Unie. Hun aanwezigheid op het Belgisch grondgebied is heel gewoon geworden als gevolg van de internationalisering van de leefwijzen en van het economisch en handelsverkeer, bijvoorbeeld om beroepsredenen. Tal van ingezetenen van een groot aantal landen uit de hele wereld (op ons grondgebied verblijven burgers uit meer dan 180 landen) hebben tijdens hun langdurige aanwezigheid in België genoegzaam aangetoond dat zij perfect kunnen worden betrokken in alle geledingen van onze samenleving, in alle vormen van het verenigingsleven en ook bij de civiele refecties en acties. Om aan die burgerbetrokkenheid uiting te kunnen geven en ze ten volle te kunnen uitoefenen, ontbreekt hun alleen het meest wezenlijke instrument : het kiesrecht.
We moeten dus blijk geven van openheid. Voor zoveel mogelijk mensen dient de toegang tot de volledige burgerverantwoordelijkheid die het kiesrecht inhoudt en verleent, te worden bevorderd. Die openheid blijkt des te logischer en billijker omdat ze vooral betrekking heeft op de migranten die al lang in België verblijven (dus de « migranten van de eerste generatie ») die, om uiteenlopende gegronde en eerbare redenen, de Belgische nationaliteit nog niet hebben kunnen of willen verwerven en derhalve niet kiesgerechtigd zijn. Als gevolg van de bestaande aanzienlijk uitgebreide mogelijkheden om de Belgische nationaliteit te verwerven, hebben de recentere migrantengeneraties nagenoeg probleemloos het kiesrecht kunnen verkrijgen. Bijgevolg blijft het kiesrecht ontzegd aan de migranten die al het langst in België verblijven en zodoende het meest bij ons politiek bestel betrokken kunnen zijn.
De uitbreiding van het kiesrecht tot de ingezetenen van de landen die geen lid zijn van de Europese Unie past dus perfect in een humanistische aanpak van het begrip burgerschap.
Die aanpak moet echter ook gepaard gaan met een zeker realisme.
Daarom moet het kiesrecht, dat nu beperkt blijft tot het gemeentelijk niveau, ook worden onderworpen aan twee verplichtingen die in het amendement worden aangegeven.
Ten eerste moet de betrokken vreemdeling voor zijn inschrijving op de kiezerslijst minstens vijf jaar ononderbroken in België hebben verbleven. Wellicht voelen bijvoorbeeld seizoenarbeiders of mensen die hier louter om studieredenen verblijven zich niet geroepen ten volle deel te nemen aan het politieke leven van ons land, of hebben ze daartoe niet de reële wil. Volgens de indieners van dit amendement kan die wil of dat verlangen enkel aan de hand van een duurzaam en ononderbroken verblijf voldoende worden aangetoond. Bovendien kan de kiezer zijn politieke verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de uitoefening van het kiesrecht slechts dragen indien hij de politieke structuren en de werking ervan voldoende kent; die kennis kan hij uiteraard pas verwerven na een minimale periode van observatie en beleving.
Ten tweede wordt de toekenning van het kiesrecht afhankelijk gemaakt van een uitdrukkelijke en voorafgaande verklaring van de betrokkene waaruit blijkt dat hij bereid is onze Grondwet, de wetten van het Belgische volk en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden na te leven. Dat engagement is helemaal niet uitzonderlijk en wordt trouwens opgelegd bij artikel 21 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit. Een van de belangrijkste prerogatieven van de Belgische nationaliteit is precies het kiesrecht ...
Aan de hand van de vereiste verklaring kan worden nagegaan of de kandidaat-kiezer onze democratische waarden en de rechten van de mens onderschrijft.
Sommigen zouden er vanuit kunnen gaan dat het stellen van een dergelijke voorwaarde discriminerend werkt, aangezien ze niet geldt voor de ingezetenen van de Europese Unie; het zou de indieners van het wetsvoorstel toch verbazen mocht hij die vergelijking tegengeworpen krijgen. Uiteraard kan er geen twijfel over bestaan dat de Europese burgers dezelfde democratische waarden onderschrijven. Het verschil tussen die Europeanen en de andere vreemdelingen ligt in het feit dat de Europese landen zijn toegetreden tot een zelfde Europees project, waarvan in de oprichtingsverdragen een aantal gemeenschappelijke waarden verankerd liggen en die door alle landen, als één geheel, werden onderschreven. Het verschil in behandeling vormt dus geen tergende discriminatie.
Tot slot merken we op dat de verklaring van de vreemdeling waarbij hij onze democratische waarden onderschrijft, eenmalig is. Bij een eventuele wijziging van zijn verblijfplaats in ons land is dus geen nieuwe verklaring vereist. Als buitenlandse kiezer ontvangt hij immers een attest van zijn oorspronkelijke verklaring, dat voor elke verkiezing bewijswaarde heeft.
Art. 3
Dit artikel vervangen als volgt :
« Aan het slot van punt 1, van het tweede lid, van artikel 3, van dezelfde wet, de woorden « en 1bis » vervangen door de woorden « , 1bis en 1ter ». »
Verantwoording
Dit artikel moet in overeenstemming gebracht worden met de wijziging die amendement nr. 1 voorstelt.
Art. 4
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Zie verantwoording van het amendement op artikel 2.
Art. 5
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Wij willen buitenlandse onderdanen het recht toekennen om te stemmen, maar niet om uitvoerende ambten te bekleden.
Het is raadzaam te wachten tot na de verkiezingen van 2006 om de gevolgen van de wet van 27 januari 1999 betreffende de verkiesbaarheid van de Europese onderdanen te evalueren.
Art. 6
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Wij willen buitenlandse onderdanen het recht toekennen om te stemmen, maar niet om uitvoerende ambten te bekleden.
Het is raadzaam te wachten tot na de verkiezingen van 2006 om de gevolgen van de wet van 27 januari 1999 betreffende de verkiesbaarheid van de Europese onderdanen te evalueren.
Art. 6
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Wij willen buitenlandse onderdanen het recht toekennen om te stemmen, maar niet om uitvoerende ambten te bekleden.
Het is raadzaam te wachten tot na de verkiezingen van 2006 om de gevolgen van de wet van 27 januari 1999 betreffende de verkiesbaarheid van de Europese onderdanen te evalueren.
Art. 8
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Wij willen buitenlandse onderdanen het recht toekennen om te stemmen, maar niet om uitvoerende ambten te bekleden.
Het is raadzaam te wachten tot na de verkiezingen van 2006 om de gevolgen van de wet van 27 januari 1999 betreffende de verkiesbaarheid van de Europese onderdanen te evalueren.
Art. 9
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Wij willen buitenlandse onderdanen het recht toekennen om te stemmen, maar niet om uitvoerende ambten te bekleden.
Het is raadzaam te wachten tot na de verkiezingen van 2006 om de gevolgen van de wet van 27 januari 1999 betreffende de verkiesbaarheid van de Europese onderdanen te evalueren.
Christine DEFRAIGNE. Amina DERBAKI SBAÏ. Alain DESTEXHE. François ROELANTS du VIVIER. |