3-221/1

3-221/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2003

8 OKTOBER 2003


Voorstel van resolutie betreffende de crisis in de koffieteelt

(Ingediend door mevrouw Jacinta De Roeck en de heer Jan Van Duppen)


TOELICHTING


Dit voorstel van resolutie neemt, met enkele wijzigingen, de tekst over van een resolutie dat reeds op 28 maart 2003 in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd ingediend door mevrouw Leen Laenens c.s. (stuk Kamer, nr. 50-2411/1 ­ 2002/2003).

Momenteel voltrekt zich een sociaal drama in de koffieproductie. Koffie is, na ruwe olie, het belangrijkste exportproduct voor ontwikkelingslanden. Ongeveer 20 tot 25 miljoen gezinnen zijn voor hun levensonderhoud afhankelijk van de koffieteelt. Tot 1989 leidde het koffieakkoord de wereldwijde koffiemarkt in goede banen. De Internationale Koffie Organisatie (ICO), die import- en exportlanden verenigt, regelde de markt door de verdeling van quota. Via de ICO werd jaarlijks het wereldverbruik van koffie geschat en werden er exportquota toegewezen om de wereldwijde productie te verdelen. De ICO bepaalde eveneens de minimum- en maximumprijs per pond koffie wat overproductie moest tegengaan : wanneer de marktprijs onder de minimumprijs zakte, werd het marktaanbod beperkt.

In 1989 trokken Brazilië en de VS zich echter terug uit de gereguleerde koffiebranche. Daardoor brachten ze de koffie op de vrije markt en openden ze de deur naar een chaotische markt en overproductie, met prijsschommelingen in de jaren negentig en de huidige prijsval als gevolg. De vrije markt verschafte ook toegang aan nieuwkomers. Vietnam dat mede met de steun van de Wereldbank zich op de koffiemarkt heeft gestort, is vandaag ­ na Brazilië ­ nummer twee als koffie-exporteur.

In 2001 werden wereldwijd 116,3 miljoen zakken (van 60 kilo) koffie geproduceerd. Bijna 10 miljoen zakken meer dan de geschatte consumptievraag van 106,7 miljoen zakken (1). De prijzen kelderden in vier jaar tijd met ruim 50 % en het prijspeil op de wereldmarkt is het laagste sinds 40 jaar (2). De producerende landen hebben nauwelijks invloed op de koffieprijs omdat deze wordt bepaald door vraag en aanbod op wereldniveau. Het aanbod is al een aantal jaar groter dan de vraag en het zijn vooral de koffiehandelaren die hiervan profiteren. De ontwikkelingslanden worden armer door de lage prijs en gaan geld lenen van de tussenhandelaars.

De negatieve gevolgen hiervan zijn legio. Armoede, hongersnood en ondervoeding slaan toe. Kinderen kunnen niet meer naar school en plantagearbeiders komen met hun gezinnen zonder enige voorziening op straat te staan. Gevolg is dat veel mensen hun grond verlaten en naar de stad trekken op zoek naar een betere toekomst. Die kunnen de duizenden boeren door gebrek aan een sociaal opvangnet niet opnemen. Anderen zoeken een nieuw leven door illegaal te emigreren, meestal naar de Verenigde Staten. Duizenden mensen uit Midden-Amerika worden onderweg, in Guatemala, Mexico of aan de grens met de VS opgepakt en naar hun land teruggestuurd. Velen sterven een gewisse dood in hermetisch gesloten vrachtwagens na urenlange blootstelling aan de hitte bij het doorkruisen van woestijnachtig gebied.

Naast deze mensonterende levensomstandigheden is er ook de negatieve ecologische impact van de koffiecrisis. In een aantal koffiestreken zorgen bomen voor schaduw voor de koffiestruiken. Armoede zorgt ervoor dat boeren vele bomen verwijderen om het hout te kunnen verkopen met alle gevolgen voor de koffieteelt en het milieu.

Jorge Cardenas, voorzitter van de World Coffee Conference, die in 2001 in Londen werd gehouden verwoordde het als volgt :

« We maken één van de meest dramatische momenten door in de koffiegeschiedenis van de afgelopen 100 jaar. Exportprijzen in constante Amerikaanse dollars zijn op het laagste punt sinds 1900, en zijn lager dan in de grote crisis van de jaren dertig. Die werden toen reeds als desastreus beschouwd voor de ontwikkelingslanden. Meer dan 20 miljoen families van koffieboeren strijden op verschillende continenten om te overleven in deze moeilijke omstandigheden; velen zijn aanzienlijk armer geworden en moeten leven van minder dan een dollar per dag » (3).

Twee jaar later is de situatie in de koffiesector er niet op verbeterd, integendeel. Ondertussen profiteren de koffiemultinationals van de situatie. Zij maken dankzij de lage koffieprijzen extra winsten. De lage grondstoffenprijzen in de koffiesector hebben tot een verhoging van de winsten geleid. De koffiemarkt is het slachtoffer van de ongelijke winstverdeling. En dat is een gevolg van het liberaliserings- en globaliseringproces dat in de jaren negentig begon.

Oxfam lanceerde in september 2002 een wereldwijde campagne om de koffiecrisis aan te pakken. De internationale organisatie wil de koffie-industrie ­ goed voor 70 miljoen euro per jaar ­ ertoe aanzetten de koffieboeren een fatsoenlijke prijs te betalen (4). In het kader van deze campagne overhandigde Oxfam haar koffierapport aan de Belgische minister van Buitenlandse Zaken. In haar rapport stelt Oxfam een Coffee Rescue Plan voor. Koffie van mindere kwaliteit moet van de markt gehaald worden. De boeren moeten voor de geleden verliezen gecompenseerd worden. Daarnaast moet er een structurele oplossing komen : de ontwikkeling van een mechanisme dat productie en consumptie van koffie in balans brengen en op die manier de koffieprijs stabiliseert. Het Oxfam rapport vraagt tevens een verhoging van de consumptie van eerlijk verhandelde koffie (5).

Tijdens het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie kreeg Oxfam heel wat steun van verschillende ministers. Maar de EU blijft voorlopig aan de kant staan.

Op 24 januari werd een petitie met meer dan 130 000 handtekeningen overhandigd aan Douwe Egberts, leider op de Belgische koffiemarkt.

Uit bovenstaande toelichting blijkt duidelijk dat de koffiecrisis niet zal opgelost worden door de markt zijn gang te laten gaan. Het merendeel van de telers blijft afhankelijk van tussenhandelaars en kan nooit economisch zelfstandig worden. Bovendien kan een keurmerk (in casu Max Havelaar) niet voorkomen dat er koffiestruiken aangeplant blijven worden met verdere overproductie en prijsdaling tot gevolg. Het antwoord op de koffiecrisis heeft dus een groter kader nodig dan handelsrelaties en consumentengedrag alleen. Bovendien mag de marktlogica niet ten koste gaan van mens en milieu.

Jacinta DE ROECK.
Jan VAN DUPPEN.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A) Gelet op het feit dat de internationale gemeenschap zich heeft verplicht tot een halvering van de wereldwijde armoede in 2015 (één van de millenniumdoelstellingen). En dat zonder een structurele oplossing voor de koffiecrisis deze doelstelling verder weg is dan ooit;

B) Constaterend dat de historisch lage koffieprijzen grote ontwrichtende gevolgen voor ontwikkelingslanden hebben en 25 miljoen koffieboeren wereldwijd in hun bestaan bedreigen;

C) Vanuit de overweging dat de wereldmarkt jaarlijks een koffieoverschot van 540 000 ton baart, er 8 % meer koffie geproduceerd dan geconsumeerd wordt en de koffieprijzen hierdoor een dieptepunt sinds 1965 hebben bereikt. De prijsval heeft grote gevolgen. In Midden Amerika staan bijna 1,5 miljoen arbeidsplaatsen op de tocht. Koffieplanters emigreren illegaal naar het buitenland;

D) Overwegende dat de Wereldbank en het Internationaal Muntfonds landen aanmoedigden om te investeren in exportgewassen, maar hen niet waarschuwde voor de mogelijke catastrofale prijsdalingen van die grondstoffen;

E) Gelet op het feit dat 10 jaar geleden de koffielanden aan de export van koffie 30 % van de uiteindelijke consumentenprijs verdienden en het aandeel vandaag nog maar 10 % bedraagt;

F) Overwegende dat de voordelen van ontwikkelingshulp en schuldkwijtschelding die koffieproducerende landen genieten, wordt tenietgedaan doordat de koffiecrisis de economie van sommige landen compleet ontwricht;

G) Gelet op het feit dat de koffieproducerende landen de voorbije vijf jaar een totaal verlies aan inkomsten uit de koffie-export hebben geleden van 4 miljard dollar;

H) Uitermate bezorgd over de inhoud van het koffierapport van Oxfam die de schrijnende situatie van de koffieboeren aantoont;

I) Gelet op het feit dat de stichting Max Havelaar de boeren al meer dan twee jaar niet meer kan uitbetalen dan de afgesproken minimumprijs;

J) Gelet op het feit dat diverse regeringsleiders uit ontwikkelingslanden alsook internationale instellingen hun steun hebben uitgesproken aan het Coffee Rescue Plan van Oxfam, dat het Spaanse en Nederlandse parlement en de Amerikaanse Senaat en Kamer van volksvertegenwoordigers en recentelijk ook het Europees Parlement een resolutie dienaangaande goedgekeurd hebben en dat België daarom niet achterwege kan blijven;

K) Gelet op het feit dat de Association of Coffee Producing Countries (ACPC), de International Coffee Organization (ICO) en de Wereldbank de structurele problemen van overproductie, grote voorraden, stagnerende consumptie en gebrek aan alternatieven erkennen, maar dat de afgesproken maatregelen genomen door de internationale koffiegemeenschap onvoldoende zijn om de koffieprijzen weer tot een aanvaardbaar niveau te laten stijgen;

L) Gelet op het feit dat veel van de koffie wordt verbouwd op grond die niet geschikt is voor andere producten. Bovendien is het moeilijk om een alternatief landbouwproduct te telen dat een goede prijs oplevert;

M) Gelet op het feit dat ofschoon minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel de koffieproblematiek op de agenda van de Europese ministerraad plaatste en er bijgevolg met de lidstaten werd overeengekomen dat initiatieven nodig zijn om dit drama aan te pakken, er vooralsnog vanuit de EU geen gevolg werd gegeven om de koffiecrisis te verhelpen;

Vraagt de federale regering :

1. Een voortrekkersrol te spelen in de koffiecrisis op het Europees niveau door zich uit te spreken over de nood van de implementatie van het Coffee Rescue Plan dat er op korte termijn voor zorgt dat de prijs van de koffie opnieuw stijgt;

2. Een nieuwe regulering van de handel in koffie, en van grondstoffen in het algemeen, op de internationale agenda te plaatsen en onderhandelingen te starten. Waarbij wordt aangedrongen op een herintreding van de Verenigde Staten in de ICO;

3. Het kwaliteitsprogramma van de ICO te ondersteunen dat voorziet in het van de markt halen van koffie van lagere kwaliteit, door de Europese Commissie te steunen bij haar poging via onafhankelijke controle de kwaliteit van de in de Europese Unie ingevoerde koffiebonen te screenen en de gegevens beschikbaar te stellen aan de ICO;

4. Samen met de Europese Commissie te werken aan een concreet, tijdsgebonden actieplan voor de structurele aanpak van de crisis in de sector van de landbouwgrondstoffen, zowel op korte, als op middellange en lange termijn;

5. De verkoop van koffie met Max Havelaar keurmerk op alle terreinen te ondersteunen met de verbintenis dat voor deze koffie prijzen betaald worden die tegemoet komen aan sociale behoeften en milieueisen, en worden geïmplementeerd in samenwerking met stakeholders;

6. Initiatieven rond diversificatie te financieren om koffieboeren kansen te geven producten te produceren voor de lokale markt;

7. Onderhandelingen op te starten rond een Commodity Management Initiative dat er toe moet leiden dat lange termijnoplossingen gevonden worden voor de structurele overproductie van diverse landbouwgrondstoffen zoals koffie;

8. Een nieuw Kenniscentrum voor maatschappelijk verantwoord ondernemen op te richten, dat bedrijven kan stimuleren transparante en controleerbare gedragscodes te ontwikkelen;

9. In eigen diensten maximaal het gebruik van het Havelaar-keurmerk te stimuleren en zo haar voorbeeldfunctie als publieke overheid op te nemen.

15 september 2003.

Jacinta DE ROECK.
Jan VAN DUPPEN.

(1) De Wereld morgen : http//www.dwm.ngonet.be.

(2) Politiek moet ingrijpen in koffiecrisis : http//www.fairtrade.org.

(3) Brief aan de Nederlandse minister van Ontwikkelingssamenwerking door Stefan Durwael, directeur Fair Trade organisatie : www.fairtrade.org/download/08briefez.doc.

(4) Persbericht Oxfamwereldwinkels VZW : http://wwww.oww.be/actualiteit/artikel.php?itemID=59.

(5) Charis Gresser, Sophia Tickell, « Mugged poverty in your coffee cup », Oxfam International, 2002, blz.54.