3-12

3-12

Belgische Senaat

Handelingen

VRIJDAG 1 AUGUSTUS 2003 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Wetsontwerp betreffende ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht (Stuk 3-136)

Voortzetting van de algemene bespreking

De heer Jan Van Duppen (SP.A-SPIRIT). - Bij deze bespreking past het naar een niet onbelangrijk historisch citaat te verwijzen uit het beroemde propagandaschrift van de Romeinse generaal Caius Iulius Cæsar, die zijn De bello Gallico in het antieke Rome als een vorm van oorlogsverslaggeving probeerde te slijten met het oog op een eigen strategische machtsgreep binnen zijn rijk. Zijn commentarius primus opent als volgt: "Gallië in zijn geheel is verdeeld in drie delen, waarvan de Belgen er een bewonen, de Aquitaniërs een ander en zij die in hun eigen taal Kelten, in de onze Galliërs genoemd worden, het derde. Al dezen verschillen van elkaar in taal, instelling, wetten. De Garonne scheidt de Galliërs van de Aquitaniërs, de Marne en de Seine van de Belgen. Van al dezen zijn de Belgen het dapperst, en wel daarom, omdat zij van de beschaving en verfijnde levenswijze van de Provence het verst verwijderd zijn en omdat uiterst zelden kooplieden hen bezoeken en die artikelen die leiden tot het slap maken van de geesten invoerden en omdat zij zich het dichtst bij de Germanen bevinden, die aan de overzijde van de Rijn wonen, met wie zij aanhoudend oorlog voeren."

Het hele boek, inclusief de aanhef, is een belangrijke tactische zet in de politieke machtsstrijd die het einde van de SPQR, - Senatus Populusque Romanum - inluidde. Dat werd er doorgaans niet bij verteld.

`Propterea quod' - en wel hierom: de generaal met de grote ambities diende zichzelf aan de Romeinse burgerij te presenteren als de onverschrokken overwinnaar van de verschrikkelijke, sterke Galliërs, waaronder de Belgen nog wel de moedigste waren, want zij vochten naakt en waren bebaard.

Met het citaat van Cæsar kon en kan menigeen in ons land zich op de borst slaan. Als identiteitskaartje blijft het een mythologische opkikker van formaat, zeker in deze ruimte.

De buitenlandse politiek van ons land heeft de voorbije jaren een belangrijke bijdrage geleverd aan het onderbouwen en het uitbreiden van internationaal overleg en dus ook van de internationale sancties tegen personen die verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht.

In de aanloop - in 1993 - was de eerste genocidewet zeer ruim en zeer dapper opgevat - fortissimus - en heeft zo ongetwijfeld een belangrijk voorbeeld gesteld van wat een klein land ten noorden van de Marne en de Seine kan doen in het grote Europa en de hele wereld daarbuiten. Wat echter internationaal aanvankelijk als een modelwet werd beschouwd, draaide in de loop van de voorbije tien jaar in een nauwelijks ontwarbare knoop. Deze voormiddag hebben tal van collega's daarop gealludeerd. De universele bevoegdheid en het feit dat slachtoffers van ernstige schendingen die buiten België gepleegd werden, zich direct tot een Belgische rechter konden richten, resulteerde in een steeds ruimer aanzuigeffect waar noch ons justitieel apparaat, noch onze politieke situatie op berekend was, zeker niet na de wetswijziging in 1999, die buitenlandse toppolitici de immuniteit ontzegde.

Het wetsontwerp moet dit verhelpen. Het is een niet geringe stap terug van het Horum omnium fortissimi sunt Belgæ naar een bescheidener plaats in de huidige wereld.

Dat belet niet dat ons land de voorbije tien jaar wel degelijk een bijdrage heeft geleverd tot de uitbreiding van de mogelijkheden om personen die het internationaal recht ernstig geschonden hebben, te vervolgen. Mede daaruit is in de schoot van de Verenigde Naties het Internationaal Strafhof van Den Haag ontstaan, waarvan Kofi Annan heeft verklaard dat het een essentieel ontbrekend puzzelstuk vormt in het internationale veiligheidskader. Gesteld natuurlijk dat het Internationaal Strafhof door alle landen van de wereld wordt erkend en daar knelt het schoentje.

Eerst werd het Verdrag ondertekend door maar liefst 160 landen, ook door de Amerikaanse president Bill Clinton. De huidige president van de Verenigde Staten van Amerika weigerde echter het verdrag te ratificeren en trok zelfs de oprichtingsondertekening in. De VS sloten inmiddels met 37 landen een bilateraal akkoord waarin die landen beloven - in ruil voor enige financiële klantenbinding - geen Amerikaanse staatsburgers uit te leveren aan het Internationaal Strafhof van de Verenigde Naties in Den Haag.

De Europese Unie stuurde op 23 mei jongstleden een brief naar enkele Balkanstaten en naar de tien lidstaten die volgend jaar toetreden, met de raad om geen bilaterale akkoorden te sluiten die buiten de richtlijnen van de Europese Unie vallen. "Als kandidaat-land wordt u sterk aangemoedigd om consistent te handelen. Wij zouden u daarom aanmoedigen geen overeenkomst te sluiten die deze principes niet respecteert." Slovenië ging hierop in. Roemenië, Albanië en Bosnië hebben al een bilaterale overeenkomst ondertekend, terwijl Kroatië te horen kreeg dat het maar liefst 19 miljoen dollar Amerikaanse hulp kan mislopen, als het niet vóór 1 juli de zogenaamde Overeenkomst artikel 98 ondertekent.

De Bush-administratie eist van haar bondgenoten wel dat ze hun eigenste staatsburgers aan de Amerikaanse justitie uitleveren wanneer ze verdacht worden van terroristische misdaden in of tegen de Verenigde Staten van Amerika, waar vandaag nog steeds de doodstraf wordt uitgesproken en ook uitgevoerd.

De Amerikaanse Senaat heeft trouwens een wet goedgekeurd waardoor Amerikaanse staatsburgers met geweld mogen worden bevrijd wanneer zij in een rechtszaak voor het Internationaal Strafhof van Den Haag worden gedaagd. We kunnen ons de beelden op CNN al voorstellen: zwaar bewapende en bepakte marines landen op de beach van Scheveningen tussen het naakstrand en de pier.

Dan mag de toekomstige ambassadeur van de Verenigde Staten in Brussel volgens het voorpagina-artikel van De Standaard van gisteren in de Amerikaanse Senaatscommissie voor de Buitenlandse Zaken nog verklaard hebben: "De voorwaarde om de bladzijde om te slaan, is en blijft dat de nieuwe Belgische wet over misdaden tegen de menselijkheid geen misbruiken meer mogelijk maakt en dat de hangende klachten tegen de Amerikaanse leiders snel verdwijnen." Hij verklaarde, nog steeds volgens de onlangs geadelde journaliste van De Standaard, dat "niet de meningsverschillen over Irak, maar wel de wet over de universele bevoegdheid de voornaamste reden van wrijving is geweest. (...) De verbetering van de relatie zal afhangen van de uitwerking van die veranderingen. We willen zien hoe de nieuwe wet functioneert. En natuurlijk oordeel ik als ambassadeur van de Verenigde Staten in België ten stelligste dat de lopende aanklachten afgewezen moeten worden en dat de wet geen ruimte mag laten voor nieuwe misbruiken." Dat volgen zal tot de hoogste prioriteiten behoren van deze zakenman, die aan het hoofd heeft gestaan van verschillende grote kabeloperatoren en een grote bijdrage heeft geleverd aan de presidentiële campagne van George W. Bush. Tot zover barones Doornaert in De Standaard.

Een cynische bedenking hierbij zou zijn of wij in het licht van die wereldvisie niet moeten overwegen om het wetgevende werk in dit huis niet alleen te voorzien van adviezen van de Raad van State, maar ook van de VS, al dan van de Amerikaanse ambassadeur in Brussel. Is dat misschien de betekenis van de opmerkingen over het voor het hoofd stoten van de geallieerden, onze bondgenoten, die ik vanmorgen hoorde?

Horum omnium fortissimi sunt Belgæ.

Voor een laatste opmerkelijke vaststelling verwijs ik naar Vrije Tribune in De Standaard van 20 januari 2003 met als titel De Amerikaanse pot verwijt de Belgische ketel. Dit artikel werd geschreven door Michaël Verhaeghe, advocaat van de overlevenden van de moordpartijen in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila in 1982 die in ons land een klacht hebben ingediend tegen de toenmalige Israëlische minister van Defensie Ariel Sharon. "Sinds het begin van de jaren tachtig bestaat in de VS een vaste rechtspraak, die op het burgerlijke vlak precies dezelfde bevoegdheid instelt als de Belgische genocidewet. Dankzij die zogeheten Alien Tort Claims Act - een wet die overigens dateert van 1789 - kan elke buitenlander in de VS een vordering tot schadevergoeding instellen als die haar grondslag vindt in een schending van fundamentele regels van het internationaal recht. De federale Amerikaanse rechtbanken aanvaardden dat het verbod op foltering deel uitmaakt van het internationaal recht en kenden hoge schadevergoedingen toe. In een zaak tegen ex-president Marcos werd zelfs een vordering wegens foltering ingewilligd voor feiten die hij pleegde toen hij nog staatshoofd was. Met dezelfde argumenten die het Britse House of Lords in de zaak tegen generaal Pinochet had gebruikt, onderstreepte een federaal hof van beroep in de Verenigde Staten dat folteren niet tot de normale functies van een staatshoofd behoort.

In 1991 werd de rechtspraak in de VS uitdrukkelijk goedgekeurd door de regering, die de beginselen ervan overnam in een bijzondere wet, de Torture Victim Protection Act. Die wet voegde een politieke dimensie toe, al was het alleen maar door de boodschap aan de slachtoffers van daden van foltering dat ze een beroep konden doen op de Amerikaanse rechtbanken. Grosso modo dezelfde boodschap als die van de Belgische wetgever in 1993 dus. Gaandeweg werd het toepassingsgebied van de Alien Tort Claims Act uitgebreid. Groeperingen van vrouwen uit Kroatië spanden met succes een zaak aan tegen de Servische leider Karadžiċ wegens verkrachtingen, gedwongen prostitutie en andere oorlogsmisdaden.

België heeft - had - de uitgesproken ambitie om hierin een voortrekkersrol te spelen. Maar de VS volgen op wel zeer korte afstand. Hun wet laat zelfs een veel bredere waaier van vorderingen toe dan onze genocidewet, die alleen geldt voor de misdaad van genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden." Tot zover de Brusselse advocaat Michaël Verhaeghe.

De reeds aangehaalde uitlatingen van de nieuwe Amerikaanse ambassadeur te Brussel staan volgens ons dan ook haaks op wat de Amerikaanse wetgeving zelf bepaalt.

Van de zwarte Amerikaanse succesauteur Walter Mosley verscheen eerder deze week het volgende in The Independent: "Voor de middenklasse is Amerika mooi. Maar dat Amerikaanse Eden is er niet voor iedereen: niet voor arm Amerika, niet voor de miljoenen mannen en vrouwen die door de draaideur lopen tussen getto en gevangenis. (...) En wat met de rest van de wereld? (...) We hoeven slechts naar onze recente geschiedenis te kijken om de bloedbaden te zien die we wereldwijd hebben aangericht: de bombardementen op Cambodja en de zinloze, eindeloze oorlog tegen het Vietnamese volk; de afslachting van duizenden mensen in Guatemala en de invasie van Panama. We hebben embargo's tegen de leiders van naties afgekondigd waaronder alleen de onschuldige bevolking lijdt. Voor onze vrijheid en ons comfort betalen onze eigen burgers en volkeren overal ter wereld een hoge prijs. De blanke Amerikaanse middenklasse koestert zich in zalige onwetendheid over deze situatie. Maar de zwarte Amerikanen hebben niet zoveel geluk."

Een andere Amerikaanse publicist, Robert Kaplan, die Brussel als verblijfplaats heeft gekozen, heeft de afschuw voor het krijgsgeweld in Europa ooit omschreven met het citaat "Amerikanen komen van Mars, Europeanen van Venus", waarop de Duitse minister van buitenlandse zaken Joschka Fischer repliceerde dat Europa uit de overlevenden van Mars bestaat.

`En de Belgen dan?', hoor ik u denken. Welnu, de dappersten van alle Galliërs komen ongetwijfeld van de planeet Mercurius, genoemd naar de god van de kleinhandel, de dieven en de winst. Is dat denigrerend? Is dat erg? Helemaal niet. De kleinhandel voelt zeer goed aan waar de wind vandaan komt en wat de toekomst zal brengen. Die toekomst is ook voor de beschermelingen van Mercurius duidelijk: de internationale politiek zal hoe dan ook evolueren naar een verdere multipolariteit. Op één been kan men niet blijven staan, tenzij men tegen de toog blijft hangen, zoals iedere inwoner van dit land persoonlijk heeft ervaren. De internationale machtsverhoudingen zijn sinds 1948 fors gewijzigd en zullen in de toekomst voort evolueren. Ook internationaal recht is gebaseerd op machtsverhoudingen. De economische wetmatigheden zijn van die aard dat ze na verloop van tijd nieuwe politieke en dus ook militaire machtsverhoudingen creëren.

In het voorbije decennium heeft België een niet geringe bijdrage geleverd als zuurdesem of gist in de verdere Europese eenmaking én op het vlak van de uitbouw van het Internationaal Strafhof van de Verenigde Naties in Den Haag.

Daar heeft de vorige en huidige minister van Buitenlandse zaken als een snelvoetige Mercurius toe bijgedragen. Mercurius is immers ook de vleugelvoetige goddelijke boodschapper die onvermoeibaar de wereld rondreist en als een intellectuele zuurdesem de mening van een klein land met dappere mensen probeert te verkondigen. Het smaakt dan wel zuur, maar het zorgt voor het rijzende kruim van het dagelijks brood, waarvan de geur de sterksten onder hen naar hier drijft in de hoop op bescherming en respectvolle erkenning voor wat hen werd aangedaan.

Daarin staan we niet alleen, noch in Europa, noch in de rest van de wereld en zeker niet temidden van de mensen van de VS, waar de democratie haar rechten heeft en vroeg of laat haar rechten zal halen. Met dit wetsontwerp zet ons kleine land een pragmatische stap terug. Mercurius is immers ook de god van de winst. De leuze van Willem de Zwijger is ook hier van toepassing: `Het is niet nodig te hopen om te ondernemen, noch te slagen om te volharden.'

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - We weten dat de genocidewet heel wat gebreken vertoonde en politiek kon worden misbruikt. Spijtig genoeg hebben mensen van bepaalde partijen dat ook gedaan. Zij zijn mee verantwoordelijk voor wat wij vandaag zullen beslissen.

De genocidewet kaderde ook in het degelijke buitenlandse beleid van vice-eerste minister Michel. Hij heeft België op de kaart gezet. De manier waarop hij de kwestie Irak en de Amerikaanse houding op dat vlak aanpakte, verwoordde niet alleen de houding van de regering, maar ook die van de Belgische publieke opinie en zelfs van een deel van de opinie in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Het is dan ook logisch dat sommige `god-de-vaders' dit beleid minachten. Onder druk van één van hen werken wij nu aan de aanpassing of afschaffing van de genocidewet.

Ik begrijp niet dat deze wijziging niet op initiatief van de parlementsleden kon worden aangebracht, maar moest gebeuren met de pen van president Bush. Het is dan ook spijtig dat de genocidewet er niet meer is en dat België weer braaf in het Europese klasje van meester Bush zal gaan zitten, weliswaar op de laatste rij, omdat we ons niet zo goed hebben gedragen.

Ik hoop dat vice-eerste minister Michel er voor zorgt dat meester Bush ons af en toe aan de deur zet omdat we weer eens niet mooi in het rijtje lopen, dat we tijdens de volgende regeerperiode nog meer staaltjes te zien krijgen van het beleid dat de vice-eerste minister de voorbije vier jaar heeft gevoerd.

M. Louis Michel, vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères. - Le texte qui vous est présenté met en effet fin à la loi dite de compétence universelle qui avait été adoptée par le Parlement, le 16 juin 1993, à l'unanimité des partis démocratiques. Cette loi visait à transposer en droit belge les conventions internationales de Genève et leurs protocoles additionnels.

En 1999, elle fut modifiée pour étendre son champ d'application au crime de génocide et aux crimes contre l'humanité.

Avec cette loi, la Belgique a assurément joué un rôle de pionnier dans la lutte contre l'impunité des graves violations du droit international. Malheureusement, la noble cause qui avait poussé nos parlementaires à adopter cette loi s'est heurtée à la manipulation abusive, à des fins bassement politiques, que certains en ont fait. Aussi l'image de la Belgique à l'étranger en a-t-elle été ébranlée, à tel point, et la presse s'en est fait largement l'écho, que cette loi nous a valu de graves tensions diplomatiques avec certains pays ; nous entretenons pourtant traditionnellement d'excellents rapports avec ceux-ci qui, en outre, n'ont rien à nous envier sur le plan de la défense des valeurs démocratiques. Nos entreprises en quête d'expansion sur les marchés internationaux ont, elles aussi, connu des difficultés.

Ce n'est donc pas sous la pression des États-Unis que le gouvernement a décidé d'abroger la loi de compétence universelle mais à cause de ces plaintes abusives. On ne peut d'ailleurs que regretter, comme l'a dit très justement M. Vandenberghe, la banalisation des crimes de droit humanitaire que la multiplication de ces plaintes risquait d'engendrer. Il était donc urgent de mettre un terme à l'utilisation abusive de la loi. C'est ce que le gouvernement a entrepris avec le projet de loi qui vous est aujourd'hui présenté, qui vise à abroger la loi du 16 juin 1993 et à en transférer les dispositions-clés dans le droit commun.

Aldus wordt u voorgesteld om in Boek II van het strafwetboek een nieuwe titel onder de hoofding `Ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht' in te voegen. Onder deze titel worden alle schendingen ondergebracht die vermeld worden in de wet van 16 juni 1993, gewijzigd door de wetten van 10 februari 1999 en 23 april 2003. Ze vinden hun plaats in de nieuwe artikelen 136bis tot 136octies van het strafwetboek.

De wet van 1993 vestigde de bevoegdheid van het Belgische gerecht in alle omstandigheden, zelfs in die gevallen waar er geen enkel aanknopingspunt was tussen de zaak en België; de procedure kon zelfs gevoerd worden terwijl de vermoedelijke dader niet op het nationale grondgebied was.

Om de extraterritoriale bevoegdheid van onze rechtbanken in te perken, grijpt het wetsontwerp terug naar de concepten van actief en passief personaliteitsbeginsel om als aanknopingspunt te dienen; ze worden wel enigszins aangepast om rekening te houden met de realiteit van de hedendaagse internationale criminaliteit.

Le concept de personnalité active signifie que lorsque l'auteur de l'infraction est belge ou qu'il a sa résidence principale en Belgique, le juge est compétent pour connaître d'une plainte dirigée contre lui avec constitution de partie civile. Peu importe qu'il soit présent ou non sur le territoire du Royaume pour engager l'action publique.

Le procureur fédéral peut également décider d'agir d'initiative, sans dépôt de plainte, s `il vient à constater les faits à charge de cet auteur présumé. Les poursuites sont également possibles sans qu'il faille tenir compte du principe de double incrimination puisqu'il s'agit de crimes internationaux.

Le deuxième principe auquel fait appel le projet est celui de la personnalité passive, c'est-à-dire lorsque la victime est de nationalité belge ou réside effectivement, habituellement et légalement en Belgique depuis au moins trois ans au moment des faits. Dans ce cas, la mise en mouvement de l'action publique est décidée par le procureur fédéral et il n'est plus possible pour le plaignant de se constituer partie civile.

Ici, les critères de rattachement doivent s'apprécier au moment où les faits ont été commis.

Waarom heeft de regering het niet opportuun geacht in die specifieke gevallen de mogelijkheid te handhaven zich burgerlijke partij te stellen?

Ten eerste legt het internationaal recht ons niet de verplichting op het passief personaliteitsbeginsel als aanknopingspunt te zien.

Ten tweede betreft het hier, in tegenstelling tot de andere misdrijven bedoeld in artikel 10, misdrijven die vervolgd kunnen worden op basis van het internationaal recht, zonder dat het internationaal recht de vereiste van de dubbele strafbaarstelling stelt waardoor een specifieke regeling en de uitsluiting van de mogelijkheid van burgerlijke partijstelling gerechtvaardigd zijn.

Ten derde, in tegenstelling tot de andere misdrijven bedoeld in artikel 10, kunnen de internationale misdrijven bedoeld in artikel 10, 1bis, het voorwerp uitmaken van vervolging, zelfs indien de vermoedelijke dader niet in België wordt gevonden, ook als het geen misdrijven betreft die op zich een essentieel element van de soevereiniteit in het Rijk in gevaar brengen.

Uit die uitleg mag blijken hoe specifiek de juridische procedure met betrekking tot bedoelde misdrijven is, wat dan ook specifieke regels rechtvaardigt.

Een derde punt betreft het territorialiteitsbeginsel. Indien het misdrijf op Belgisch grondgebied is gepleegd, blijft een klacht met burgerlijke partijstelling uiteraard mogelijk.

Qu'implique exactement pour la Belgique l'obligation de respecter ses engagements internationaux ? Dans tous les cas où une règle de droit international, conventionnelle ou coutumière, le prévoit, les juridictions belges seront compétentes. Cette compétence s'exercera selon la même procédure qu'en cas de compétence personnelle passive. Cela veut dire que la constitution de partie civile n'est plus possible.

Je tiens à souligner que les règles de compétence personnelle active et passive ainsi que celles pouvant résulter de nos obligations internationales ne s'appliqueront pas de manière concurrente : l'article 10 du titre préliminaire du code de procédure pénale ne s'appliquera qu'à défaut d'application des articles 6, 7 et 9 du même titre ; de même l'article 12bis du même titre préliminaire ne s'appliquera que de manière strictement subsidiaire aux autres règles de compétence extraterritoriale établies par le chapitre II du titre préliminaire du code de procédure pénale.

Il est bon de rappeler que l'article 18 du projet n'a pas pour objectif de réintroduire une compétence universelle par défaut dans notre droit. Cet article n'a pour autre objectif que de permettre à notre pays de respecter ses obligations internationales. Or, aucune règle de droit international, conventionnelle ou coutumière, ne nous oblige à établir une compétence par défaut.

En matière de violations graves du droit international humanitaire, il n'y a pas d'autre obligation internationale pour la Belgique que celle de donner à ses juridictions la compétence nécessaire pour rechercher et poursuivre une personne prévenue d'avoir commis un crime de guerre lorsque celle-ci se trouve sur le territoire du royaume.

La question de l'immunité est également un élément important de la loi que le gouvernement propose. C'est pourquoi le projet de loi rappelle le principe des immunités de juridiction et d'exécution découlant du droit international. Il précise également que toute personne invitée par une organisation internationale ayant un accord de siège avec la Belgique, quel que soit le statut de cette personne et même en l'absence de tout statut, bénéficie de l'immunité d'exécution. Il n'est donc pas question pour la Belgique de poser des actes de contrainte à l'égard de ces personnes invitées.

Un autre point important du projet est celui du régime transitoire prévu pour les affaires en cours en matière de violations graves du droit international humanitaire. La philosophie générale est que les affaires pendantes qui respectent les nouvelles règles de compétence territoriale ou extraterritoriale seront poursuivies. Les autres devront être classées sans suite si elles sont au stade de l'information ou faire l'objet d'un dessaisissement si elles sont au stade de l'instruction. Le gouvernement a jugé important de faire exception pour les affaires déjà à l'instruction lorsqu'un lien objectif s'est créé avec nos juridictions depuis le dépôt de la plainte. En raison de ce lien particulier, objectif, il est normal que le gouvernement ait souhaité laisser ces affaires entre les mains des juridictions.

Y a-t-il un risque, comme certains l'ont prétendu, que la procédure de dessaisissement organisée par l'article 29 en projet soit inefficace ? Ma réponse est très clairement négative. La décision de la Cour se fera sur la base des critères très clairs prévus au 29.3 et précisés dans le corps du texte. Il est évident que la Cour de cassation prononcera le dessaisissement dès que et dans tous les cas où les nouveaux critères de rattachement ne sont pas réunis. N'oublions pas que le rôle de la Cour de cassation est de défendre l'oeuvre du législateur. Son travail est donc guidé par le texte de la loi, en l'occurrence dénué d'ambiguïté.

Le gouvernement est convaincu qu'avec cette loi, notre pays pourra toujours lutter contre les violations graves du droit humanitaire, tout en évitant les abus engendrés par la loi de 1993.

-De algemene bespreking is gesloten.