3-108/1

3-108/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2003

22 JULI 2003


Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 25 mei 1999 betreffende de Belgische internationale samenwerking, met het oog op het vastleggen van nieuwe krachtlijnen

(Ingediend door de heer Luc Paque c.s.)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 31 maart 2003 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 2-1574/1 ­ 2002/2003).

De wet van 25 mei 1999 betreffende de Belgische internationale samenwerking legt tegelijkertijd de criteria, de doelstellingen en de grondbeginselen vast die aan de basis liggen van de Belgische activiteit op het vlak van de ontwikkelingssamenwerking.

Deze tekst betekent een grote stap vooruit, aangezien hij in ons land het enige wetgevende initiatief is dat ooit duidelijk omlijnde definities heeft gegeven van de elementen die bij de ontwikkelingssamenwerking een rol spelen.

Het internationale toneel verandert echter voortdurend en de bepalingen van deze wet zijn al drie jaar van toepassing. Het is dus relevant en noodzakelijk om nu over te gaan tot de aanpassing en de verbetering van verschillende punten in de tekst.

Ervaring toont aan dat het effect van onze bilaterale samenwerking voor de bevolking van het begunstigde land minimaal is wanneer de financiële omvang beperkt is. Bekeken op basis van de kosten voor het functioneren, het stroomlijnen, het omkaderen en het evalueren van de administratie, is het rendement van de samenwerking erg laag in verhouding tot de resultaten ervan.

De vraag is dan ook of het geld dat België uitgeeft in de landen waar zijn bilaterale samenwerking beperkt blijft tot twee of drie miljoen euro, wel kan bijdragen tot de ontwikkeling van het betrokken land.

Het aantal concentratielanden waarmee België aan bilaterale samenwerking doet, moet verminderen, ten minste zolang de financiële middelen die ervoor worden uitgetrokken niet merkbaar verhoogd worden. De bedragen die bestemd zijn voor bilaterale samenwerking met concentratielanden zouden ten minste vijf miljoen euro per jaar moeten belopen. Met dat referentiebedrag worden de minimumvoorwaarden gehaald voor kwaliteitsvolle samenwerking met een meetbaar effect en met een te verantwoorden aanwezigheid in het land van een afgevaardigde van de BTC (Belgische Technische Coöperatie).

Dit wetsvoorstel bepaalt dat het bedrag voor bilaterale samenwerking in een concentratieland ten minste 5 miljoen euro moet belopen, zonder daarbij het maximumaantal concentratielanden als bepaald in de wet van 25 mei 1999 te wijzigen. Dat bedrag schommelt op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Deze bepaling zal in de praktijk voorkomen dat de activiteiten van bilaterale samenwerking teveel versnipperd raken en ervoor zorgen dat zij verdeeld wordt over 15 tot 18 landen.

Indien er voortaan meer middelen naar de bilaterale samenwerking gaan, kan men binnen het kader van deze wet het aantal landen voor de bilaterale samenwerking nog altijd uitbreiden tot een maximum van 25.

In de wet van 25 mei 1999 dienen overigens nieuwe krachtlijnen te worden toegevoegd. Daarbij wordt meer bepaald gedacht aan :

1. het invoeren van duidelijke en regelmatig toegepaste evaluatiemechanismen met betrekking tot de lijst van concentratielanden, rekening houdend met de veranderingen van de internationale context;

2. het inachtnemen van de interculturele dialoog als criterium. Die vormt immers een zeer grote uitdaging in de internationale samenwerking. De actualiteit toont aan hoe nuttig het is de dialoog en de verstandhouding tussen de volkeren, de culturen, de levensopvattingen, de godsdiensten en de wereldbeelden aan te moedigen. Deze dialoog speelt een grote rol bij het bevorderen van de vrede;

3. het inachtnemen van de betrokkenheid van de migranten bij ontwikkelingsprojecten. België vangt soms grote aantallen mensen op die afkomstig zijn uit een bepaald concentratieland waar wij mee samenwerken.

Het zou nuttig zijn als de wet deze mensen kon beschouwen als belangrijke partners in de internationale samenwerking van ons land;

4. de noodzaak om de sociale economie te steunen als volwaardige sector binnen de samenwerking, waarvoor specifieke projecten ontwikkeld kunnen worden.

Luc PAQUE.
Christian BROTCORNE.
Clotilde NYSSENS.
René THISSEN.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 6 van de wet van 25 mei 1999 betreffende de Belgische internationale samenwerking wordt gewijzigd als volgt :

A) Paragraaf 1 wordt aangevuld met de volgende bepaling :

« 8º landen van oorsprong van de migrantenbevolking van België en waarvan die bevolking een belangrijke rol kan spelen bij de samenwerking. »;

B) er wordt een § 1bis ingevoegd, luidende :

« § 1bis. De directe bilaterale samenwerking moet ten minste vijf miljoen euro bedragen voor elk van de concentratielanden. Dat bedrag wordt gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen. »;

C) § 2, derde lid, wordt vervangen door het volgende lid :

« De minister stelt minstens om de vier jaar aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat een evaluatierapport voor over de internationale samenwerking, dat de mogelijkheid biedt om de lijst aan te passen op basis van de criteria bedoeld in § 1. »

Art. 3

Artikel 7 van dezelfde wet, gewijzigd door de wet van 2 januari 2001, wordt gewijzigd als volgt :

A) Paragraaf 1, 5º, wordt aangevuld als volgt :

« en met inachtneming van de interculturele dialoog; »;

B) Paragraaf 1 wordt aangevuld met de volgende bepaling :

« 6º sociale economie. »

Art. 4

Artikel 8, § 1, 3º, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :

« 3º de sociale rechtvaardigheid en de sociale solidariteit. »

23 juni 2003.

Luc PAQUE.
Christian BROTCORNE.
Clotilde NYSSENS.
René THISSEN.