2-263 | 2-263 |
De voorzitter. - De heer Wille, rapporteur, verwijst naar zijn schriftelijk verslag.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Het feit dat hier maar drie senatoren aanwezig zijn illustreert nogmaals dat de paarsgroene meerderheid niet deelneemt aan het parlementaire debat. Gelukkig tonen verkiezingsuitslagen in buurlanden aan dat de kiezer de roede niet spaart voor de partijen die zoveel minachting vertonen tegenover het democratische debat. Wellicht zal dat ook binnenkort in ons land blijken. Wij zullen er in onze campagne in elk geval op wijzen dat de besluitvorming niet meer in het parlement plaatsvindt.
Gisteren bij de bespreking van de genocidewet in de commissie voor de Justitie was niets meer te merken van de minimale beleefdheid die twaalf jaar lang heeft bestaan. De commissie zette haar werkzaamheden voort hoewel de CD&V-fractie de nieuwjaarsreceptie van de partij moest bijwonen. Dat was vroeger anders. Wij zorgden er altijd voor dat de commissievergaderingen bij zulke gelegenheid om vijf uur beëindigd waren, om de leden de kans te geven de receptie van hun partij bij te wonen. Van een minimale vorm van democratisch fatsoen en beleefdheid ten opzichte van de belangrijkste oppositiepartij van de Senaat is vandaag geen sprake. Ik zal mij tot het einde van de regeerperiode in elke uiteenzetting blijven beklagen over de manier waarop de CD&V-fractie door de meerderheid wordt gebrutaliseerd.
We nemen het niet dat meerderheid in achter- en zolderkamertjes met de betrokken belangengroepen beraadslaagt en niet reageert op de argumenten die we aanvoeren in het parlementaire debat waaraan we willen deelnemen en waarbij we amendementen willen indienen. In navolging van Pim Fortuyn zou ik aan de leden van de commissie voor de Justitie kunnen vragen hoeveel boeken ze hebben geschreven. Waar halen ze de pretentie vandaan om de CD&V-fractie zo minachtend te behandelen en het parlementaire debat te negeren? Ik zie mij genoodzaakt die kritiek hier te formuleren omdat ik moet vaststellen dat in de commissie wordt afgestapt van de geplogenheden die jarenlang hebben gegolden en omdat de commissievoorzitter zich gedraagt als de voorzitter van de meerderheid in plaats van als voorzitter van de commissie.
Ik kom nu tot het wetsontwerp betreffende de aansprakelijkheid van en voor personeelsleden in dienst van openbare rechtspersonen. Aan de basis van het ontwerp liggen de arresten van het Arbitragehof waaruit kon worden afgeleid dat er een gelijkschakeling moest komen op het gebied van de aansprakelijkheid voor de werknemers van de privé- en de openbare sector.
Het debat over de aansprakelijkheid is zeker niet onbelangrijk. Door allerlei omstandigheden zijn er kansen verloren gegaan om in de commissie een interessant parlementair debat te houden over het probleem. Ik zei het al, nooit voorheen werd de oppositie zo gediscrimineerd. Ik zie mij dan ook verplicht in openbare vergadering terug te komen op het onderwerp.
Sommigen zullen misschien zeggen dat de mensen van het probleem van de aansprakelijkheid niet wakker liggen. Met zulke uitspraak kan natuurlijke elke discussie in het parlement worden gebanaliseerd. Ik dacht dat een representatieve democratie als taak heeft bezig te zijn met de problemen van de maatschappij ook als de mensen nog niet beseffen dat er een probleem is.
De jongste tijd zien we een oerwoud aan wetten en besluiten ontstaan. Dat is voor mij een verrassing, want ik dacht dat met de groenen in de regering de bossen zouden worden gespaard. Het vertrouwen in de politiek kan maar worden herwonnen als wetten worden aangenomen die beantwoorden aan een fundamenteel rechtsgevoel van een brede meerderheid van de bevolking. Die heeft niets aan bureaucratische regels die op geen enkel ogenblik grondig zijn besproken in het parlement.
Uit de rechtspraktijk blijkt dat er veel gevallen van buitencontractuele aansprakelijkheid opduiken. Jaarlijks worden er tientallen gevallen behandeld inzake de aansprakelijkheid van de overheid. Ook wat de kostprijs voor het afwikkelen van het geschil betreft, is het van belang over duidelijke teksten te beschikken.
In voorliggende tekst wordt de aansprakelijkheid in het openbaar ambt in wezen gelijkgesteld met de aansprakelijkheid in de privé-sector.
Niet de mogelijke slachtoffers van foutief overheidsoptreden maar wel de mogelijke auteurs ervan staan centraal in het voorliggende ontwerp. Dat is niet noodzakelijk een foute benadering. Het is inderdaad belangrijk dat personen die in dienst staan van de overheid er enig vertrouwen in kunnen hebben dat zij niet zullen moeten opdraaien voor ieder gevolg van een mogelijke fout die zij hebben begaan. Het is normaal en zelfs nuttig dat de overheid zelf een belangrijk deel van het risico draagt dat ze opneemt door een aantal diensten te verlenen aan de gemeenschap. Een omgekeerde werkwijze zou er ongetwijfeld toe leiden dat de overheid eraan verzaakt deze diensten te verlenen, hetgeen zeker niet de bedoeling kan zijn.
Toch blijft er bij ons een wrang gevoel bestaan omdat de regering het niet nodig vindt een discussie te voeren over het beperken van de schade die mensen lijden door foutief overheidsoptreden. Ze wenst enkel in te gaan op de problematiek van de aansprakelijkheid van haar medewerkers. In die zin is de titel van het ontwerp bijzonder ongelukkig gekozen, vermits het enkel de onderlinge verhouding tussen de overheid en haar medewerkers betreft, en geenszins raakt aan de aansprakelijkheidsregeling voor overheidshandelen.
Het belangrijke onderwerp dat overheidsaansprakelijkheid is, verdient beter dan de paarse nonchalance van de opstellers van het ontwerp, een keurmerk van de huidige meerderheid als het ware.
De Raad van State heeft er al op gewezen dat artikel 6 van het ontwerp zonder voorwerp is, aangezien het ontwerp de aansprakelijkheid regelt van de personeelsleden van het vrij onderwijs die niet onderworpen zijn aan de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Zoals de Raad van State opmerkte, bestaan dergelijke personeelsleden niet. We regelen hier dus de aansprakelijkheid van personen die niet bestaan! Les anges passent au Sénat...
M. René Thissen (CDH). - C'est internet : ce sont des personnes virtuelles...
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Vroeger werd gelachen met degenen die in engelen geloven. Vandaag kunnen we lachen met degenen die in virtuele personen geloven. Het is bijzonder jammer dat de bevoegde minister niet de moed heeft dat toe te geven en niet bereid is artikel 6 te schrappen. Of om het met de woorden van de zopas overleden Françoise Giroud te zeggen: Wat is intelligentie zonder moed? De meerderheid zou er goed aan doen over die oneliner eens grondig na te denken. De schrapping van artikel 6 zou de samenhang van het ontwerp zeker niet bedreigen.
Veeleer dan te kiezen voor een echte wetgevende politiek in de tweede kamer gericht op de keurigheid van de norm, bewijst de paarse regering voor de zoveelste maal dat ze naar de Senaat komt om haar meerderheid, de meest dociele meerderheid sedert 1831, nogmaals te verplichten met alles in te stemmen, zelfs met fictieve artikelen, voor fictieve personen met een fictieve aansprakelijkheid. Het paarse beleid biedt stof genoeg voor de studentenrevues die in aantocht zijn.
Ernest Claes zei: "Het is om te lachen, maar met een traan in de ogen". Dat is het gevoel dat bij me opkomt als ik zie met welk gebrek aan ernst deze wetgevende problematiek wordt behandeld. Even ondoorzichtig is de situatie die ontstaat door artikel 8 van het ontwerp, dat alle afwijkende aansprakelijkheidsregelingen voor bepaalde categorieën van personeelsleden van openbare rechtspersonen onverlet laat.
Is dat de manier waarop men de mensen klaar wil laten zien in hun verhouding tot de overheid? Een dergelijke bepaling is de ontkenning zelf van de doelstellingen van de wet, namelijk een eenheidsstatuut voor het overheidspersoneel inzake aansprakelijkheid. Met artikel 8 wordt de deur wijd opengezet voor een stortvloed aan afwijkende regelingen die de rechtszekerheid in het gedrang zullen brengen en die noch voor de overheid, noch voor haar personeel, noch voor de bevolking enige meerwaarde hebben.
Samengevat kan ik over het ontwerp maar één ding zeggen: de overheidsaansprakelijkheid verdient veel beter. Het gaat om een dermate belangrijk vraagstuk dat het pijnlijk wordt te moeten vaststellen hoe het op een drafje wordt afgeraffeld. Hoe belangrijker het onderwerp, hoe lachwekkender de afhandeling in de Senaat. Wie van de commissie Binnenlandse Zaken is hier aanwezig? We missen de eeuwige voorzitster van de commissie Binnenlandse Zaken, de eminente mevrouw Lizin, die zich beweegt op de kracht van de kernenergie door plaatsen, duinen en landschappen. Ze komt wellicht straks en we hopen dat ze de Senaat dan in lichterlaaie zet. Maar op dit ogenblik is ze afwezig. Waarom? Omdat het over ernstige zaken gaat, over zaken waarvoor je wat geduld moet opbrengen. In een nieuwe wet heeft elk woord zijn betekenis. Een tekst die het aansprakelijkheidsrecht grondig wijzigt, vereist reflectie en kennis van de materie. Snel de vergaderingen binnen en buiten lopen is daarbij uit den boze. (Men glimlacht)
Bij een onderwerp waarvan we toch van de paarsgroene coalitie hadden verwacht dat ze aandacht zou hebben voor de medeburgers, voor de slachtoffers van de daden van de overheid, is de slordigheid en de juridische onkunde die hier wordt tentoongespreid, onaanvaardbaar. Ik zal daar in mijn amendementen op terugkomen. Het is misschien een kenmerk van revoluties dat ze niet doordacht zijn en spontaan verlopen, maar het is evenzeer een kenmerk van wetgeving die naam waardig, dat ze wel doordacht is en blijk geeft van een minimale coherentie.
Omdat de voorliggend tekst juridisch niet coherent is, geschreven is zonder kennis van zaken, niet tegemoetkomt aan de verschillende vragen die ik in de commissie heb gesteld, kan de CD&V- fractie dit ontwerp onmogelijk goedkeuren. Vanzelfsprekend zijn we het ermee eens dat er geen discriminatie mag bestaan tussen het aansprakelijkheidsrecht in de privé-sector en in de openbare sector, zoals ook blijkt uit meerdere arresten van het Arbitragehof. Daarom zullen we niet tegen het ontwerp stemmen.
Ik wens echter de aandacht te vestigen op het feit dat de toepassing van deze wetgeving aanleiding zal geven tot nieuwe problemen. Het is eens te meer een voorbeeld van het kernpunt van het paarsgroene beleid: de organisatie van de maatschappelijke onzekerheid.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De vergadering wordt geschorst om 10.45 uur. Ze wordt hervat om 11.10 uur.)