2-1335/1

2-1335/1

Belgische Senaat

ZITTING 2002-2003

4 NOVEMBER 2002


Voorstel van resolutie betreffende de veroordeling tot de doodstraf door steniging van Amina Lawal in Nigeria

(Ingediend door de heer Paul Galand, de dames Fatma Pehlivan, Marie-José Laloy, Marie Nagy, Meryem Kaçar, Nathalie de T' Serclaes en Clotilde Nyssens)


TOELICHTING


In het afgelegen dorpje Bakori in de deelstaat Katsina in het noorden van Nigeria werd de vijfendertigjarige Amina Lawal veroordeeld door een sharia-rechtbank tot de dood door steniging omdat ze een buitenechtelijk kind heeft.

In noordelijk Nigeria, waar de moslimbevolking in de meerderheid is, is een nieuw Wetboek van strafrecht van kracht gebaseerd op de sharia. Deze nieuwe wetten leggen de doodstraf op voor misdaden zoals overspel en voeren ook wrede, onmenselijke en vernederende straffen in, zoals zweepslagen en amputatie.

In Nigeria zelf heerst diepe onenigheid over de invoering van de harde sharia. Sinds de invoering van de sharia twee jaar geleden zijn de spanningen tussen moslims en christenen aanzienlijk toegenomen, met minstens 3 000 doden tot gevolg.

De Nigeriaanse federale regering is van mening dat de toepassing van de sharia bij criminele zaken ongrondwettelijk is. De Nigeriaanse regering heeft, uit vrees voor een internationale veroordeling, in een brief aan de gouverneurs van de 19 noordelijke Staten laten weten dat de toepassing van de sharia de Grondwet schendt.

Door mensenrechtenorganisaties wordt verontwaardigd gereageerd op de schending van de mensenrechten door deze veroordeling. Amnesty International verzamelde meer dan 600 000 handtekeningen op een petitie voor Safiya Husseini die eerder in het jaar 2002 eveneens ter dood veroordeeld werd door een sharia-rechtbank en in beroep werd vrijgesproken. Ook voor Amina Lawal organiseert Amnesty International een petitieactie tegen de beslissing van een islamitische beroepsrechter in Nigeria omdat Amnesty principieel gekant is tegen de doodstraf in welke vorm ook.

Ook in de Verenigde Staten wordt ontzet gereageerd op deze schending van de mensenrechten. De veroordeling van Amina Lawal is met klem verworpen door de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW) en de Amerikaanse vrouwenorganisatie National Organization for Women (NOW). De NGO's bestempelen de veroordeling als « wreed en barbaars ».

Uit bovenstaande toelichting blijkt duidelijk dat de toepassing van deze strenge wetten gebaseerd op de sharia een inbreuk is op internationale mensenrechtenverdragen die door de Nigeriaanse regering zijn ondertekend en geratificeerd. De Europese Unie riep Nigeria al op om de mensenrechten te respecteren.

Paul GALAND.
Fatma PEHLIVAN.
Marie-José LALOY.
Marie NAGY.
Meryem KAÇAR.
Nathalie de T' SERCLAES.
Clotilde NYSSENS.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. gelet op de inbreuk op de mensenrechten die door deze veroordeling gepleegd wordt en die duidelijk veroordeeld wordt door mensenrechtenorganisaties in binnen- en buitenland;

B. gelet op het feit dat de internationale mensenrechtenverdragen ondertekend en geratificeerd zijn door de Nigeriaanse regering;

C. gelet op het feit dat de ongrondwettelijkheid van de toepassing van sharia-wetten in criminele zaken door de Nigeriaanse regering wordt erkend;

D. gelet op de door Nigeria geratificeerde internationale verdragen betreffende de rechten van de mens, in het bijzonder het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie jegens vrouwen en het Afrikaanse Handvest inzake de rechten van mensen en volkeren;

E. gelet op de Nigeriaanse Grondwet, zoals gewijzigd in 1999;

F. ernstig geschokt door het feit dat het islamitische hof van beroep van Funtua, in de staat Katsina, op 19 augustus 2002 de doodstraf door steniging van mevrouw Amina Lawal « wegens overspel » heeft bekrachtigd;

G. overwegende dat het sharia-hooggerechtshof van Nieuw Gawu in de staat Niger op 26 augustus 2002 twee jonge geliefden, Ahmadu Ibrahim en Fatima Usman, heeft veroordeeld tot de doodstraf door steniging wegens overspel;

H. overwegende dat nog meer doodstraffen door steniging zijn uitgesproken op grond van de sharia-wetgeving die van kracht is in twaalf staten in Noord-Nigeria;

I. ernstig verontrust over de regels die zijn opgesteld door de landen die de sharia-wetgeving toepassen, volgens welke vrouwen 's nachts thuis moeten blijven, in het openbaar vervoer een strikte scheiding is ingesteld op grond van geslacht, en vrouwen geen gelijke rechten hebben op het gebied van het erfrecht;

J. overwegende dat Opper-Niger, Jigawa, Sokoto en Katsina tot de twaalf staten in het noorden van het land behoren die sinds 2000 een strikte islamitische sharia-wetgeving kennen, met steeds ernstiger gevolgen voor de burgervrijheden en de eerbiediging van de mensenrechten;

K. overwegende dat de huidige juridische interpretatie van de sharia-strafrechtwetgeving door sommige sharia-rechtbanken in Nigeria de toepassing van de doodstraf impliceert, hetgeen een schending betekent van de door Nigeria geratificeerde internationale mensenrechtenovereenkomsten, met inbegrip van het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie jegens vrouwen, het Verdrag tot uitbanning van folteringen en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten;

L. overwegende dat leden van de Nigeriaanse regering het standpunt hebben ingenomen dat de sharia onrechtvaardig is voor vrouwen en dat de doodstraf wegens overspel een schending van de mensenrechten betekent, waarbij zij met name verklaarden dat de veroordeling door de islamitische rechtbank van Amina Lawal duidelijk bewijst dat de sharia getuigt van een zeer kwalijk vrouwbeeld en vrouwen onrechtvaardig straft voor een handeling waaraan twee personen hebben deelgenomen;

M. overwegende dat de vonnissen van sharia-rechtbanken in sommige noordelijke Nigeriaanse staten een uitholling betekenen van de burgervrijheden en een aantasting van de mensenrechten en dat hierdoor pogingen om de verschillende etnische en religieuze groeperingen met elkaar te verzoenen, tot mislukken zijn gedoemd;

N. overwegende dat de kans bestaat dat bij de presidentsverkiezingen in 2003 de toepassing van de sharia-wetgeving een verkiezingsthema wordt, aangezien islamitische partijen druk uitoefenen op de voormalige militaire gezaghebber generaal Ibrahim Babangida om zich kandidaat te stellen;

O. overwegende dat straffen als steniging, geseling of amputatie moeten worden aangemerkt als een behandeling die naar internationale mensenrechtenmaatstaven wreed, onmenselijk en vernederend is;

P. overwegende dat alle vormen van religieuze onverdraagzaamheid veroordeeld moeten worden;

Q. overwegende dat de fundamentalistische interpretatie en toepassing van de sharia-wetgeving in sommige Nigeriaanse staten haaks staat op de fundamentele mensenrechten;

Vraag de federale regering

1. druk uit te oefenen op de Nigeriaanse regering opdat het respect voor de mensenrechten en de strikte eerbiediging van de Grondwet en de rechtsstaat in elk deel van Nigeria zouden worden gewaarborgd. Dit houdt in elk geval in : verbod op foltering, onmenselijke en vernederende behandeling alsook lijfstraffen. De Nigeriaanse regering zou ook moeten bewerkstelligen dat de doodstraf definitief wordt afgeschaft;

2. druk uit te oefenen op de Nigeriaanse regering opdat niemand tegen de wet in wordt gediscrimineerd vanwege zijn of haar godsdienstige overtuiging, geslacht of maatschappelijke status;

3. aan te dringen bij de Nigeriaanse regering om het grondwettelijke recht van beroep te waarborgen voor alle personen die veroordeeld zijn op grond van de sharia-strafwetgeving en ervoor te zorgen dat zij in staat worden gesteld in beroep te gaan bij een hogere rechtbank, niet alleen op deelstaatniveau, maar tevens op federaal niveau;

4. waarborgen te eisen van de Nigeriaanse regering dat Amina Lawal, die ter dood door steniging veroordeeld werd op beschuldiging van overspel in Bakori, in de staat Katsina, onder geen enkele omstandigheid zou worden terechtgesteld;

5. om slachtoffers van fundamentalistische vervolgingspraktijken te beschouwen als personen die in aanmerking komen voor politiek asiel, met name in geval van veroordeling tot de dood door steniging.

8 oktober 2002.

Paul GALAND.
Fatma PEHLIVAN.
Marie-José LALOY.
Marie NAGY.
Meryem KAÇAR.
Nathalie de T' SERCLAES.
Clotilde NYSSENS.