2-1082/1

2-1082/1

Belgische Senaat

ZITTING 2001-2002

15 MAART 2002


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 487 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992

(Ingediend door de heren Olivier de Clippele en Jan Remans)


TOELICHTING


De administratie van het Kadaster legt de kadastrale inkomens vast voor een periode van tien jaar. Alle nieuwe bepalingen tussen twee algemene perekwaties moeten betrekking hebben op dezelfde referentieperiode.

De huidige kadastrale inkomens zouden nog steeds moeten overeenstemmen met de normale netto inkomens geldend op 1 januari 1975.

Artikel 30 van de wet van 28 december 1990 heeft de kadastrale perekwatie immers uitgesteld tot 1 januari 1994. Sedertdien stelt het ministerie van Financiën deze herziening steeds opnieuw uit omdat zij erg moeilijk toe te passen is en enorm veel inspanningen vergt van zowel de eigenaars als de administratie van het Kadaster.

Het probleem is dat zolang deze herziening niet is uitgevoerd, de kadastrale inkomens geïndexeerd worden. Voor het aanslagjaar 1991 bedroeg de indexatie 5,03 %, voor het aanslagjaar 1992 bedroeg zij 8,29 %, voor het aanslagjaar 1994 bedroeg zij 10,93 %, voor het aanslagjaar 1995 bedroeg zij 16,69 % ... en voor het aanslagjaar 2001 bedroeg de indexatie 28,57 %. Bij dit alles komt nog eens 40 % door het effect van het globaal plan van 1993. De totale verhoging bedraagt dus 80 % in 2001.

Een ander nadeel van dit voortdurend uitstel van de kadastrale perekwatie is dat de administratie van het Kadaster een verdoken perekwatie heeft doorgevoerd door te beweren dat er schrijf- of rekenfouten werden begaan als bedoeld in artikel 494, § 1, 5º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB).

In 1999 bijvoorbeeld hebben heel wat belastingplichtigen een bericht ontvangen waarin hun werd gevraagd de nodige inlichtingen te verstrekken voor het vastleggen van een nieuw kadastraal inkomen. Anderen hebben hun kadastraal inkomen aanzienlijk zien stijgen terwijl ze slechts werken van bescheiden omvang hadden uitgevoerd.

Op te merken valt dat de belastingplichtigen in principe niet verantwoordelijk zijn voor materiële fouten (schrijf- of rekenfouten). Bovendien hebben zij slechts weinig middelen om na te gaan of er werkelijk fouten gemaakt zijn aangezien dit begrip uiteraard subjectief is.

Algemeen gezien worden als « materiële fouten » beschouwd substantiële fouten die de administratie gemaakt heeft, zoals bijvoorbeeld het meedelen van een bedrag dat verschilt van dat in de kadastrale documenten of een fout bij de berekening, en waarvoor het kadaster beschikt over interne gegevens.

De belastingplichtige kan zich tegen deze procedure niet verdedigen.

Instructie nr. 10 van 14 februari 2001 van de administratie van het Kadaster legt een herziening van de kadastrale inkomens op voor alle bescheiden woningen die verkocht werden en waarvoor de koper de verlaagde registratierechten heeft aangevraagd. Op die manier herziet het kadaster het kadastraal inkomen van deze woningen.

Artikel 482 van het WIB geeft de algemene regel volgens welke het kadastraal inkomen bij vergelijking wordt vastgesteld.

Het tweede lid van dit artikel bepaalt echter dat in afwijking van de regel het kadastraal inkomen van terreinen « met handels- of nijverheidsgebruik » mag worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 478 van het WIB vermelde methode. Daarin wordt het kadastraal inkomen bepaald op 5,3 % van de verkoopwaarde van deze terreinen op het referentietijdstip.

Dit referentietijdstip ligt steeds verder van de werkelijkheid verwijderd. De administratie neemt de huidige waarde van nieuwe gebouwen en deelt die door de index van de bouwkostprijs (ABEX).

De ABEX-index is echter langzamer geëvolueerd dan de kostprijs per m2 van deze gebouwen aangezien de technische, stedenbouwkundige en ecologische vereisten sedert 1975 aanzienlijk zijn veranderd. Het resultaat hiervan is dat de kadastrale inkomens abnormaal hoog zijn.

De verschillende directies van het kadaster zijn het niet steeds eens over de methode. Sommige gebruiken de methode van artikel 482, eerste lid, terwijl andere de vage mogelijkheid gebruiken die artikel 482, tweede lid, van het WIB biedt door de toepassing van de berekeningswijze in artikel 478 van het WIB.

Om deze problemen op te lossen moeten alle eigenaars op gelijke voet behandeld worden inzake kadastraal inkomen. Er wordt dan ook voorgesteld iedere eigenaar die het nodig vindt, de mogelijkheid te bieden een herziening van het kadastraal inkomen van zijn goed te vragen na een termijn van tien jaar.

Olivier de CLIPPELE.
Jan REMANS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 487 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt aangevuld met de volgende bepaling :

« § 3. Indien binnen de gestelde termijn van tien jaar geen kadastrale perekwatie is uitgevoerd, kan iedere eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker een herziening vragen van het kadastraal inkomen van een of meerdere goederen die hem toebehoren, volgens de procedure bepaald in hoofdstuk II van deze titel, op voorwaarde dat de verlaging betrekking heeft op ten minste 20 % van het kadastraal inkomen. »

19 december 2001.

Olivier de CLIPPELE.
Jan REMANS.