2-695/2 | 2-695/2 |
8 JANUARI 2002
Art. 2
In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :
A. Een 1ºbis invoegen, luidend als volgt :
« 1ºbis « gameet » : een voortplantingscel, respectievelijk een eicel of een zaadcel, die zich met een andere voortplantingscel verenigt om een nieuw individu te gaan vormen; »
B. Een 1ºter invoegen, luidend als volgt :
« 1ºter « embryo » : bevruchte menselijke eicel in haar eerste ontwikkelingsstadia; »
C. Het 2º vervangen als volgt :
« 2º « embryo in vitro » : embryo dat zich buiten het vrouwelijk lichaam bevindt; »
D. Het 3º vervangen als volgt :
« 3º « overtallig embryo » : embryo dat is aangemaakt in het kader van een medisch begeleide voortplanting, maar dat niet bij een vrouw wordt ingeplant; »
E. Het 6º vervangen als volgt :
« 6º « reproductief klonen » : het creëren van één of meer individuen die genetisch identiek zijn aan een ander individu, dood of levend. Met genetisch identiek wordt bedoeld dat hun genetisch materiaal ontleend werd aan de nucleaire genenset van één andere persoon, dood of levend, of op identieke wijze nieuw werd samengesteld; »
F. Een 7º toevoegen, luidend als volgt :
« 7º « Federale Commissie » : de Federale Commissie voor medisch en wetenschappelijk onderzoek op embryo's als omschreven in artikel 9. »
Verantwoording
Bio-ethische vraagstukken zorgen vaak voor verwarring, louter vanwege het feit dat de gebruikte medische en biologische termen niet passen in het courante woordgebruik, of omdat de begrippen tot verschillende connotaties leiden. Het is daarom zaak alle niet-courante begrippen in de definities te omvatten. Daarmee wordt de wet toegankelijker voor een groter publiek.
1ºter en 2º. In de wettekst wordt de term « embryo » gebruikt, onafhankelijk van het bijvoegsel « in vitro ». Het is dus zaak « embryo » in een apart lid te definiëren, om vervolgens de specifieke categorieën van embryo's die gebruikt worden in de wettekst te definiëren.
3º Volgens de oorspronkelijke formulering is elk embryo aangemaakt voor begeleide voortplanting, dat (nog) niet bij een vrouw is ingeplant, overtallig. Dat kan uiteraard niet de bedoeling zijn van de definitie. Daarmee wordt immers elk embryo, dat in vitro bevrucht wordt, een overtallig embryo. Het gaat hier echter enkel om embryo's, die op geen enkel moment bij een vrouw zullen worden ingeplant, ook niet nadat er eventueel wetenschappelijk onderzoek op is uitgevoerd.
6º De omschrijving van reproductief klonen vergt een nadere specificatie. Het is immers niet ondenkbaar dat in de toekomst een genetisch identiek individu tot stand kan worden gebracht op basis van ander materiaal dan dat van het originele individu. Het gaat niet om de techniek, maar om de intentie één, meerdere of alle kenmerken van een individu opnieuw tot stand te brengen.
Art. 3
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 3. Onderzoek op embryo's in vitro is geoorloofd als het cumulatief voldoet aan de volgende voorwaarden :
A. Doelstellingen van het onderzoek
1º het onderzoek heeft ofwel een therapeutisch doel, ofwel een wetenschappelijk doel;
2º het onderzoek draagt bij tot een betere kennis inzake vruchtbaarheid, onvruchtbaarheid, transplantatie van organen of weefsels, ernstige genetische en aangeboren ziekten of oncologie.
B. Voorwaarden voor het onderzoek
1º onderzoek op menselijke embryo's is slechts toegelaten, wanneer geen enkele andere onderzoeksmethode beschikbaar is, ofwel alle andere onderzoeksmethoden volledig zijn uitgeput;
2º het onderzoek steunt op de recentste wetenschappelijke bevindingen;
3º de betrokkenen geven voorafgaandelijk hun toestemming voor het gebruik van hun celmateriaal in het onderzoek, met inachtneming van de bepalingen in artikel 8;
4º de onderzoeksresultaten worden openbaar gemaakt, en dienen het openbaar nut. De anonimiteit van het embryo en van de betrokken donoren blijft evenwel te allen tijde gegarandeerd;
5º het onderzoek wordt uitgevoerd op embryo's tijdens de eerste 14 dagen na de bevruchting, de periode van invriezing niet inbegrepen.
C. Procedurevereisten
1º het onderzoek kan slechts plaatsvinden na positief advies van de Federale Commissie voor medisch en wetenschappelijk onderzoek als bedoeld in artikel 9, § 2;
2º het onderzoek wordt uitgevoerd in een erkend laboratorium dat verbonden is aan een universitair zorgprogramma voor reproductieve geneeskunde en in aangepaste materiële en technische omstandigheden; onderzoek dat plaatsvindt in het kader van niet-universitaire zorgprogramma's voor reproductieve geneeskunde is alleen mogelijk na het sluiten van een overeenkomst met een universitaire instelling met een zorgprogramma voor reproductieve geneeskunde;
3º het onderzoek wordt uitgevoerd onder toezicht van een geneeskundige-specialist of van een doctor in de wetenschappen en door hiertoe gekwalificeerde personen. »
Verantwoording
Onderzoek op menselijke embryo's is slechts geoorloofd als geen enkele andere onderzoeksmethode tot het gewenste resultaat kan leiden. Zo moet het onderzoek op volwassen stamcellen primeren op onderzoek op embryo's. Embryo-onderzoek raakt immers aan de waardigheid van het menselijk celmateriaal : een embryo heeft de potentie uit te groeien tot een menselijk individu. Dergelijk onderzoek dient daarom met de grootst mogelijke voorzorgen en strikte voorwaarden te worden omgeven. Deze voorwaarden zijn dan ook cumulatief.
Een belangrijke voorwaarde die toegevoegd wordt, is dat de resultaten van het onderzoek openbaar moeten worden gemaakt en het openbaar nut moeten dienen. Bio-technologische ontwikkelingen en kennis mogen immers niet voorbehouden worden aan de welgestelde klasse : dit onderzoek dient de gezondheid van de hele bevolking te dienen.
De voorwaarden vallen uiteen in voorwaarden naar doel, naar zorgvuldigheid tijdens het onderzoek en naar procedure. Dit onderscheid dient daarom tot uiting te komen in de wettekst.
Art. 4
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 4. § 1. Het aanmaken van menselijke embryo's voor onderzoeksdoeleinden is verboden, behalve indien cumulatief aan de volgende voorwaarden is voldaan :
1º het doel van het onderzoek kan niet worden bereikt door onderzoek op overtallige embryo's;
2º er is aan de voorwaarden van deze wet voldaan;
3º de Federale Commissie als bepaald in artikel 9, § 2 heeft haar toestemming gegeven voor het betreffende onderzoek.
§ 2. Geen enkele vrouw mag gestimuleerd worden tot het produceren van eicellen, uitsluitend met het doel op deze eicellen of de daaruit ontstane embryo's wetenschappelijk onderzoek uit te voeren. »
Verantwoording
§ 1. Het aanmaken van embryo's voor wetenschappelijk onderzoek is slechts een allerlaatste middel. Het aanmaken van menselijke embryo's die niet gebruikt zullen worden voor inplanting bij een vrouw dient zoveel mogelijk te worden voorkomen.
Indien echter de aanmaak van embryo's in het kader van een onderzoek toch noodzakelijk is, dan dienen deze embryo's met dezelfde zorgvuldigheidseisen te worden omgeven als alle andere embryo's in vitro.
§ 2. In tegenstelling tot de zaadcellen van de man, kunnen eicellen niet zonder medisch ingrijpen bij een vrouw worden ingewonnen. Het is niet verantwoord een vrouw te doen overgaan tot hormonale behandeling en de ingreep van het inwinnen van de eicellen, met als uitsluitend doel deze eicellen te gebruiken voor wetenschappelijk onderzoek.
Art. 5
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 5. Het is verboden :
1º embryo's met menselijk celmateriaal in te planten bij dieren;
2º embryo's met dierlijk celmateriaal in te planten bij mensen;
3º embryo's waarop onderzoek is verricht in te planten bij mensen, met uitzondering van het onderzoek dat de inplantbaarheid van het betreffende embryo nagaat en dat de integriteit van het onderzoek niet schaadt;
4º embryo's te gebruiken voor commerciële doeleinden, of donoren geld aan te bieden voor het leveren van gameten of ander menselijk celmateriaal, anders dan een vergoeding van de reëel gemaakte kosten;
5º onderzoek of behandelingen uit te voeren die gericht zijn op geslachtsselectie van het embryo, met uitzondering van de selectie ter voorkoming van levensbedreigende, geslachtsspecifieke genetische en aangeboren ziekten;
6º onderzoek of behandelingen uit te voeren die tot doel hebben het menselijk ras te verbeteren;
7º kloontechnieken aan te wenden voor reproductief menselijk klonen, of anderszins onderzoek of behandelingen uit te voeren die tot doel hebben een mens te creëren die genetisch identiek is aan een andere levende of dode mens. »
Verantwoording
Dit artikel dient alle (onderzoeks)handelingen met embryo's te omvatten, die als ethisch onaanvaardbaar worden gezien. Daarbij kan niet enkel worden uitgegaan van de wetenschappelijke mogelijkheden waarover wij reeds beschikken, maar dient men ook te anticiperen op mogelijke nieuwe ontwikkelingen. Daarom werd « menselijke embryo's » uitgebreid naar « embryo's op basis van menselijk celmateriaal », en werd ook de omgekeerde situatie toegevoegd.
3º De omschrijving was te vrijblijvend, en beide voorwaarden werden niet cumulatief opgenomen.
5º Elke vorm van geslachtsselectie, anders dan ter voorkoming van een levensbedreigende genetisch bepaalde ziekte, is verwerpelijk.
6º en 7º werden overeenkomstig de eerste paragraaf van deze verantwoording uitgebreid.
Art. 6
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Het verbod op menselijk reproductief klonen is één van de basisverboden die onder artikel 5 vallen.
Art. 7
In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :
A. Het eerste lid van § 1 van dit artikel vervangen als volgt :
« § 1. Elk onderzoek op menselijke embryo's in vitro wordt voorafgaandelijk voorgelegd aan het plaatselijk ethisch comité dat verbonden is aan het ziekenhuis waarin het onderzoek zal worden verricht. »
B. De laatste zin van het derde lid van § 2 van dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
A. Gezien amendement nr. 7 is het van het grootste belang dat geen enkel onderzoek op embryo's plaatsvindt zonder een zeer zorgvuldige en onafhankelijke, voorafgaande toetsing. Dit amendement stelt duidelijk, dat een onderzoek in eerste instantie ter toetsing moet worden voorgelegd aan het plaatselijk ethisch comité. Volgens de oorspronkelijke formulering kon dit comité alleen een gunstig advies geven, en geen negatief.
B. Het niet-voldoen aan de termijnen mag geen reden zijn tot een automatische instemming tot het verrichten van het onderzoek. Elk onderzoek moet onafhankelijk en uniform getoetst worden door de Federale Commissie. De plaatselijke ethische comités kunnen immers nog sterk in hun beoordelingscriteria verschillen. De « nooduitgang » van de mogelijkheid tot verbod door de Federale Commissie van artikel 10 (dat artikel 9 wordt) is onvoldoende : binnen twee maanden kunnen immers al vele embryo's onterecht onderworpen zijn aan onderzoek.
Art. 8
Dit artikel, dat wordt vernummerd tot artikel 6, vervangen als volgt :
« Art. 6. Geen enkel onderzoek op of behandeling van gameten of embryo's mag plaatsvinden zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming daartoe van de betrokkenen.
Deze toestemming kan alleen gegeven worden nadat de betrokkenen duidelijke, volledige en begrijpelijke informatie hebben gekregen over :
1º het doel, de methodologie en de duur van het onderzoek of de behandeling;
2º het advies dat terzake is uitgebracht door het plaatselijk ethisch comité en de Federale Commissie.
De onderzoeker of behandelend arts informeert de betrokkenen over het recht dat zij hebben om :
1º te weigeren gameten of embryo's in vitro af te staan voor onderzoek en/of behandeling;
2º hun toestemming te allen tijde te kunnen intrekken. »
Verantwoording
Het enkel toekennen van een informatierecht aan de betrokkene is niet voldoende. Die zal immers meestal niet medisch geschoold zijn, en daarom de « taal van de onderzoeker » niet begrijpen. De betrokkene zal pas daadwerkelijk van haar of zijn rechten gebruik kunnen maken, als de informatie duidelijk, volledig en begrijpelijk is. Dit artikel wordt naar voren geschoven, omdat informatie en beslissingsrecht één van de basisvoorwaarden voor het onderzoek is, alvorens over te gaan naar de procedurevereisten. In de oorspronkelijke formulering stond de mogelijkheid van weigering of gedeeltelijke weigering [voor (bepaalde) onderzoeksdoeleinden] van toestemming niet gespecificeerd.
Art. 9
In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :
A. § 1 van dit artikel vervangen als volgt :
« § 1. Er wordt een Federale Commissie voor medisch wetenschappelijk onderzoek op embryo's in vitro ingesteld. »
B. § 2 van dit artikel vervangen als volgt :
« § 2. De Federale Commissie is samengesteld uit 16 leden, deskundigen in de aangelegenheden waarvoor de commissie bevoegd is. Ieder lid heeft een plaatsvervanger.
In de Federale Commissie zijn ten minste vertegenwoordigd :
1º twee doctors in de geneeskunde die hoogleraar zijn aan een Belgische universiteit;
2º twee doctors in de geneeskunde;
3º vier juristen;
4º twee hoogleraren uit de faculteit wijsbegeerte of de faculteit menswetenschappen van een Belgische universiteit;
5º twee vertegenwoordigers van de patiënten- en gebruikersorganisaties;
6º twee beoefenaars van de gezondheidsberoepen, zoals vermeld in het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967, anders dan het beroep van arts;
7º twee leden van het Raadgevend Comité voor bio-ethiek.
De samenstelling van de Federale Commissie dient aan de volgende voorwaarden te voldoen :
1º de verschillende ideologische en filosofische strekkingen zijn evenwichtig vertegenwoordigd;
2º de commissie telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden;
3º ten hoogste twee derden van de leden zijn van hetzelfde geslacht. »
C. § 3 van dit artikel vervangen als volgt :
« De leden van de Federale Commissie worden door de Koning benoemd voor een vernieuwbare termijn van vier jaar.
De vacatures in de Federale Commissie worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
De Federale Commissie stelt, binnen drie maanden na de installatie, een huishoudelijk reglement op, dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het Parlement. »
Verantwoording
A. In de oorspronkelijke formulering komt hier ook de taak van de Federale Commissie aan bod. Daarmee is er een doublure : de taakomschrijving staat immers in artikel 10 (dat artikel 9 wordt). Bovendien kan het nooit de taak zijn van een ethisch-wetenschappelijke commissie om de naleving van de wet te controleren : dat is een opdracht van het justitieel apparaat.
B. De toetsing van onderzoek op embryo's in vitro is een maatschappelijke opdracht die breder gedragen dient te worden dan specialisten-artsen en juristen en hoogleraren : ook de betrokkenen (de gebruikers/patiënten) en andere betrokken beroepsgroepen verdienen een stem in de commissie. Bovendien is het van belang dat er een coherent beleid is inzake bio-ethiek. Het Raadgevend Comité inzake bio-ethiek en andere (advies)raden die nauw bij de materie betrokken zijn, dienen daarom betrokken te zijn bij de Federale Commissie.
De toevoeging dat maximaal twee derden van de leden van hetzelfde geslacht mag zijn, is gestoeld op wettelijke bepalingen inzake vertegenwoordiging van mannen en vrouwen, en volgt geheel de logica dat niet één bepaalde groep van mensen de beslissingen mag treffen voor alle mensen.
C. Een benoeming door de Koning onderstreept het onafhankelijk, deskundig en pluralistisch karakter van de Federale Commissie.
Art. 10
In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :
A. § 2 van dit artikel vervangen als volgt :
« § 2. De Federale Commissie heeft eveneens tot taak een bindend advies uit te brengen over alle onderzoeksprojecten, die haar krachtens het artikel 7, § 2, laatste lid, worden voorgelegd.
De Federale Commissie brengt haar advies uit binnen 90 dagen na ontvangst van het onderzoeksproject. Als de Federale Commissie een negatief advies geeft, wordt het project opgegeven.
Om haar taken uit te voeren, kan de Federale Commissie de onderzoeker horen en te allen tijde de laboratoria bezoeken waar het onderzoek zal worden uitgevoerd. »
B. § 4 van dit artikel vervangen als volgt :
« § 4. De Federale Commissie stelt per kalenderjaar een verslag op van haar activiteiten. Dit verslag wordt ten laatste op 30 april van het daaropvolgende kalenderjaar aan het Parlement overgezonden en openbaar gemaakt.
Het in het eerste lid bedoelde verslag omvat ten minste :
1º een lijst van de onderzoeksprojecten die gedurende dat jaar aan de Federale Commissie werden voorgelegd, met inbegrip van het advies van de Federale Commissie;
2º een overzicht van de met toepassing van deze wet lopende onderzoeken;
3º een overzicht van de in artikel 9, 4º en 5º, bedoelde aanbevelingen en adviezen. »
Verantwoording
A. De Federale Commissie is de centrale, onafhankelijke toetssteen voor het onderzoek op embryo's. Haar bevoegdheid in deze dient daarom onomwonden omschreven te staan in de wettekst.
B. Het jaarverslag vormt een cruciaal element van het zo transparant en openbaar mogelijk maken van de toetsing en voortgang van het onderzoek op embryo's. Zowel de inhoud, de openbaarheid, als de publicatietermijn dienen daarom in de wettekst opgenomen te worden.
Jacinta DE ROECK. Paul GALAND. |
Opschrift
Het opschrift vervangen als volgt :
« Wetsvoorstel betreffende het onderzoek op menselijke geslachtscellen en embryo's. »
Verantwoording
1. Geslachtscellen voorafgaandelijk aan embryo.
2. Waarom alleen « in vitro » ?
Quid met pre-implantatie diagnostiek ?
Quid met embryo's waarop pre-implantatiediagnose werd uitgevoerd die toch ingeplant worden ?
Quid met een embryo in vitro langer dan 14 dagen, gezien verbetering kweekbodems ?
Quid met actuele operaties bij foetus intra-uterien ?
Art. 1
Aan dit artikel een tweede lid toevoegen, luidend als volgt :
« Vanuit respect voor menselijk leven is het wenselijk de zeggenschap over de geslachtscellen en embryo's te regelen en de voorwaarden te stellen voor onderzoeken op geslachtscellen en embryo's ter verbetering van de medische kennis en zorg. »
Verantwoording
1. Bevestiging van respect voor « menselijk leven », in zijn potentialiteiten te onderscheiden van de eigenschappen die we toeschrijven aan de verwezenlijkte menselijke persoon.
2. « Medische zorg » te onderscheiden van eugenetica.
Art. 2
In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :
A. Het 1º van dit artikel vervangen als volgt :
« 1º « Onderzoek » : wetenschappelijk experimenteren als een actieve ingreep op de natuur van de cellen met het doel kennis te verwerven over de verschijnselen en hun onderlinge relaties; »
B. Een 1ºbis invoegen, luidend als volgt :
« 1ºbis « geslachtscellen » : menselijke zaad- en eicellen; »
C. Een 1ºter invoegen, luidend als volgt :
« 1ºter « embryo » : cel of samenhangend geheel van cellen met het vermogen uit te groeien tot een mens »
D. Een 7º toevoegen, luidend als volgt :
« 7º « kiembaancellen » : geslachtscellen en cellen van het jonge embryo waarbij veranderingen in het genoom erfelijk zijn; »
E. Een 8º toevoegen, luidend als volgt :
« 8º « foetus » : embryo in het menselijk lichaam; »
F. Een 9º toevoegen, luidend als volgt :
« 9º « degene die het wetenschappelijk onderzoek verricht » : degene die de opdracht heeft gegeven voor de organisatie of uitvoering van een onderzoek; »
G. Een 10º toevoegen, luidend als volgt :
« 10º « degene die het wetenschappelijk onderzoek uitvoert » : degene die belast is met de feitelijke uitvoering van het onderzoek. Indien de feitelijke uitvoering geschiedt door een werknemer of een andere hulppersoon, wordt degene die van deze persoon gebruik maakt aangemerkt als degene die het onderzoek uitvoert. »
Verantwoording
A. Onderscheid met bijvoorbeeld pre-implantatie-diagnostiek.
C. Specificatie bevruchten ontbreekt; er is geen tijdslimiet ingesteld.
Art. 7
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 7. Wetenschappelijk onderzoek met embryo's, daaronder begrepen wetenschappelijk onderzoek met geslachtscellen waarbij embryo's tot stand worden gebracht, wordt verricht overeenkomstig een daartoe opgesteld onderzoeksprotocol dat een volledige beschrijving van het voorgenomen onderzoek bevat.
Het bestuur van een instelling waar buiten het menselijk lichaam embryo's tot stand worden gebracht of alleszins handelingen met embryo's worden verricht, maakt voor de plaatselijke ethische commissie die belast is met het beoordelen van onderzoeksvoorstellen voor medisch wetenschappelijk onderzoek in de instelling, een protocol betreffende handelingen met geslachtscellen en embryo's. Wijzigingen en aanvullen van het protocol behoeven eveneens voorafgaand advies van bedoelde commissie.
In het protocol worden vastgelegd de zeggenschap over geslachtscellen en embryo's, die embryo's tot stand brengen buiten het menselijk lichaam, het tot stand brengen van een zwangerschap met die embryo's, het gebruik van geslachtscellen en embryo's voor andere doeleinden.
Het protocol bevat in ieder geval regels met betrekking tot :
a) de wijze waarop de ovulatiestimulatie plaatsvindt;
b) de wijze waarop geslachtscellen worden verkregen;
c) de werkwijze bij de bevruchting en bij de ontwikkeling en implantatie van de embryo's;
d) de wijze waarop geslachtscellen en embryo's worden bewaard en waarop de herkomst en de bewaring worden vastgelegd in de administratie van de instelling;
e) de termijn gedurende welke geslachtscellen en embryo's worden bewaard en de gang van zaken daarna;
f) de werkwijze betreffende het ter beschikking stellen van geslachtscellen en embryo's voor andere doeleinden en gebruik na overlijden.
Het protocol, evenals de wijzigingen daarvan, wordt tezamen met het advies van de plaatselijke ethische commissie ter kennis gebracht van de Federale Commissie. Het onderzoek is slechts toegestaan, indien over het onderzoeksprotocol een positief oordeel is verkregen van de Federale Commissie.
Degene die het wetenschappelijk onderzoek verricht draagt zorg voor de naleving van artikel 7. »
Art. 8
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 8. Degene die het wetenschappelijk onderzoek uitvoert, draagt er zorg voor dat de persoonlijke levenssfeer van degenen van wie de geslachtscellen afkomstig zijn en van degenen die het embryo ter beschikking hebben gesteld, zoveel mogelijk wordt beschermd.
Degene die het wetenschappelijk onderzoek uitvoert, draagt er zorg voor dat, alvorens de uitvoering van het onderzoek een aanvang neemt, degenen wier beroepsmatige medewerking nodig is bij de uitvoering van het onderzoek over de aard en het doel van het onderzoek zijn ingelicht. »
Jan REMANS. |
Art. 2
Het 1º van dit artikel vervangen als volgt :
« 1º « onderzoek » : wetenschappelijke proeven of experimenten op embryo's in vitro met het oog op een potentieel individueel voordeel voor het embryo dat bij het onderzoek is betrokken, of met het oog op de ontwikkeling van biologische en medische kennis. »
Verantwoording
Het is belangrijk de wetenschappelijke ingrepen bij het embryo in vitro voor diagnostische of therapeutische doeleinden die het embryo zelf ten goede kunnen komen en die voorafgaan aan de inplanting ervan, te onderscheiden van de cognitieve ingrepen die tot doel hebben de wetenschappelijke kennis te vergroten en die de vernietiging van het betrokken embryo impliceren.
Art. 3
Het 1º van dit artikel vervangen als volgt :
het met een therapeutisch doel wordt uitgevoerd bij het embryo dat betrokken is bij het onderzoek of
het de verbetering beoogt van de technieken op het gebied van de vruchtbaarheid of de behandeling van onvruchtbaarheidsproblemen beoogt of
het strekt tot een hogere doeltreffendheid van de technieken inzake conceptiecontrole of
het bijdraagt tot een betere kennis van ernstige erfelijke ziekten, tot het bepalen van de oorzaken van die ziekten en tot een verbetering van de methoden om die ziekten op te sporen.
Een lijst van die ernstige erfelijke ziekten wordt vastgesteld door de in artikel 9 bepaalde commissie. »
Verantwoording
Het woord « therapeutisch » alleen is onvoldoende duidelijk om het onderzoeksgebied af te bakenen dat door de wet wordt toegestaan. Gaat het om wetenschappelijke ingrepen in het kader van een uiteindelijke behandeling van het embryo zelf, wat impliceert dat dit onderzoek voorafgaat aan de inplanting van het embryo of gaat het om loutere proeven met therapeutische doeleinden die de vernietiging van het beoogde embryo impliceren ?
Het woord « therapeutisch » kan ook verwijzen naar de techniek van het therapeutisch klonen. Het moet duidelijk zijn of het wetsvoorstel ook die techniek beoogt.
Zo kan men zich ook afvragen wat men verstaat onder « transplantatie van organen of weefsels ». Volgens het verslag van de Office parlementaire français d'évaluation des choix scientifiques et technologiques sur le clonage, la thérapie cellulaire et l'utilisation thérapeutique des cellules embryonnaires, kunnen die begrippen naar drie zaken verwijzen :
1º de reeds geteste toepassingen van de celtherapie (transplantatie van hematopoiëtische stamcellen en huidcellen);
2º experimenten (weefselengineering, transplantatie van foetale en adulte cellen, onder meer voor de behandeling van neurodegeneratieve ziekten);
3º de vooruitzichten die geboden worden door de multipotente embryonale stamcellen (ES) of multipotente foetale stamcellen (EG) en de adulte stamcellen.
De twee eerste toepassingen doen niet dezelfde ethische problemen rijzen als de laatste omdat uitsluitend gebruik wordt gemaakt van adulte cellen of van foetale cellen.
De woorden « transplantatie van organen of weefsels » kunnen evenwel verwijzen naar de in dit Franse verslag beoogde derde toepassing, namelijk die van de vooruitzichten die geboden worden door de stamcellen, ongeacht of zij van embryonale herkomst zijn of afgeleid zijn van gedifferentieerde weefsels. In de toelichting bij het voorstel wordt overigens uitgegaan van de behandeling op basis van stamcellen. Het woord « stamcel » wordt in het voorstel echter niet gebruikt en al evenmin gedefinieerd. Dit zorgt voor vaagheid die moet worden weggewerkt.
De volgende vragen behoren dus op de agenda te komen :
beoogt dit voorstel het stamcelonderzoek ?
op welk soort stamcellen mag, in voorkomend geval, het onderzoek betrekking hebben ? Zoals de EGE heeft opgemerkt hangt de ethische aanvaardbaarheid van het stamcelonderzoek niet enkel af van de doelstellingen maar ook van de herkomst van de stamcellen.
Daarbij onderscheiden we :
de (multipotente) adulte stamcellen;
de stamcellen van foetale herkomst, namelijk :
· de hematopoiëtische stamcellen die geïsoleerd werden uit navelstrengbloed,
· cellen die geïsoleerd werden uit foetaal weefsel, afkomstig van al dan niet spontaan afgebroken zwangerschappen (dit weefsel kan multipotente stamcellen voortbrengen, maar ook multipotente embryonale kiemcellen (EG-cellen);
de embryonale stamcellen [multipotente cellen verkregen uit een embryo in het blastocyst-stadium (ES-cel)] :
· of uit (rest-)embryo's aangemaakt via in-vitrofertilisatie,
· of uit embryo's die uitsluitend voor onderzoeksdoeleinden zijn aangemaakt. Die embryo's kunnen zijn aangemaakt :
* of op basis van donatie van gameten,
* of via splitsing van het embryo of via somatische celkerntransplantatie (de kern van een somatische cel van een volwassene wordt ingebracht in een vooraf ontkernde menselijke eicel (kloontechniek).
Het begrip « transplantatie van organen of weefsels » kan aldus ook verwijzen naar de kloontechniek.
Het is dus belangrijk het onderzoeksgebied nauwkeurig af te bakenen.
De Britse wet Human Fertilisation and Embryology Act 1990 kan in dit verband als voorbeeld dienen. De gebruikte begrippen zijn daarin uiterst nauwkeurig omschreven.
Opgemerkt zij ook dat het belangrijk is een onderscheid te blijven maken tussen het onderzoek op stamcellen, enerzijds, dat geenszins de aanmaak van embryo's voor onderzoeksdoelseinden vergt, zoals reeds werd opgemerkt door de EGE en door de Britse Nuffield Council on Bioethics daar er ander bronmateriaal voorhanden is (cellen uit navelstrengbloed, stamcellen uit restembryo's, adulte stamcellen, foetale stamcellen, ...) en het onderzoek met het oog op het zogenaamde therapeutisch klonen, anderzijds. Indien deze beide onderzoeksgebieden beoogd worden, zou in het voorstel duidelijk een onderscheid moeten worden gemaakt.
De in het amendement voorgestelde opsomming brengt het onderzoek op het embryo in vitro onder bij het onderzoek inzake fertiliteit, steriliteit, conceptiecontrole en ernstige erfelijke aandoeningen.
In verband met dit laatste punt is het, met het oog op het voorkomen van eugenetisch onderzoek, belangrijk dat door de commissie op voorhand een lijst van de ernstige erfelijke ziekten wordt opgesteld. Deze lijst kan vanzelfsprekend worden aangepast aan de recentste wetenschappelijke bevindingen en behandelingstechnieken. Een specifieke wet over de preïmplantatiediagnostiek is noodzakelijk, gelet op de specificiteit van dit vakgebied. De Federale Commissie voor medisch wetenschappelijk onderzoek op embryo's in vitro, heeft in dit verband een doorslaggevende rol te spelen.
(Subsidiair amendement op haar amendement nr. 16)
Art. 3
In het 1º van dit artikel de woorden « het een therapeutisch doel heeft » vervangen door de woorden « het voor het embryo dat betrokken is bij het onderzoek, een therapeutisch doel heeft ».
Verantwoording
Er moet worden verduidelijkt dat het onderzoek op embryo's in vitro geoorloofd is als het voor het embryo dat betrokken is bij het onderzoek, een therapeutisch doel heeft.
Zonder deze verduidelijking is de term « therapeutisch » te vaag om het onderzoek werkelijk ethisch af te bakenen.
(Subsidiair amendement op haar amendement nr. 16)
Art. 3
In het 1º van dit artikel het woord « of » vervangen door het woord « en ».
Verantwoording
Dit amendement strekt ertoe te benadrukken dat onderzoek op embryo's in vitro niet louter cognitief mag zijn. Een dergelijk experiment is immers louter op kennisvergroting gericht en houdt in principe geen rechtstreeks voordeel in voor de proefpersonen. Het is dus eigenlijk synoniem van een niet-therapeutisch experiment.
Een therapeutisch experiment strekt er daarentegen toe de wetenschappelijke kennis erop vooruit te laten gaan, middels een procédé voor behandeling, diagnostiek of preventie uit te testen op personen, die daar tegelijker tijd een rechtstreeks gezondheidsvoordeel bij kunnen hebben (inleidend verslag bij advies nr. 13 van het Raadgevend Comité voor bio-ethiek).
Art. 3
In het 3º van dit artikel tussen de woorden « het onderzoek wordt » en het woord « uitgevoerd » de woorden « , nadat het is toegestaan overeenkomstig artikel 7, » invoegen.
Verantwoording
Uit de voorgestelde tekst blijkt niet duidelijk genoeg dat het onderzoek slechts kan worden aangevat nadat het onderzoeksproject overeenkomstig het voorgestelde artikel 7 een gunstig advies heeft gekregen van het plaatselijk ethisch comité of van de Federale Commissie voor medisch en wetenschappelijk onderzoek of, wanneer deze commissie zich niet heeft uitgesproken na het verstrijken van de termijn van twee maanden bedoeld in artikel 7, laatste lid.
Art. 3
Het 5º en 6º van dit artikel doen vervallen.
Art. 3bis (nieuw)
Een artikel 3bis (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 3bis. § 1. Het onderzoek naar embryo's in vitro heeft een subsidiair karakter.
Het kan slechts worden toegepast bij gebrek aan andere even doeltreffende onderzoeksmethodes, die op ander celmateriaal van dierlijke of menselijke oorsprong kunnen worden uitgevoerd.
§ 2. Onderzoek op embryo's in vitro is bovendien enkel toegestaan indien het aan volgende voorwaarden beantwoordt :
1º het kan enkel worden uitgevoerd op ingevroren embryo's in vitro, afgestaan door koppels die, na schriftelijk akkoord overeenkomstig artikel 8, hun ouderplannen hebben opgegeven en beslist hebben hun embryo niet langer te bewaren en het ten dienste te stellen van het onderzoek;
2º levensvatbare menselijke embryo's kunnen alleen voor onderzoeksdoeleinden worden gebruikt indien de verwachte resultaten onmogelijk kunnen worden bereikt met niet-levensvatbare embryo's;
3º het moet worden uitgevoerd binnen zeven dagen na de bevruchting, de periode van invriezing niet meegerekend.
§ 3. Embryo's mogen enkel worden aangemaakt met het oog op medisch ondersteunde voortplanting.
Het is verboden meer embryo's aan te maken dan nodig om een zwangerschap te verwekken en tot een goed einde te brengen, gelet op de stand van de wetenschap en de medische ervaring. »
Verantwoording
Het voorgestelde artikel 3 verwart de doelstellingen van het onderzoek met de wettelijke voorwaarden om onderzoek uit te voeren. Dit amendement strekt ertoe een duidelijk onderscheid te maken tussen deze elementen door te benadrukken dat onderzoek op embryo's in vitro volstrekt subsidiair is. Dit amendement houdt ook een gradatie in van de ethische aanvaardbaarheid van onderzoek op embryo's in vitro. Om te beginnen kan het slechts worden toegepast bij gebrek aan andere onderzoeksmethodes met een vergelijkbare efficiëntie, die op ander celmateriaal van dierlijke of menselijke oorsprong kunnen worden uitgevoerd. Bovendien mag het slechts worden toegepast op overtallige embryo's in het kader van de medische begeleide voortplanting, waarbij de toestemming van het betrokken koppel vereist is. Ten slotte moet het onderzoek bij voorrang worden uitgevoerd op niet-leefbare embryo's en binnen zeven dagen na de bevruchting, de invriesperiode niet meegerekend.
Er wordt ook verduidelijkt dat er niet meer embryo's mogen worden aangemaakt dan nodig voor de medisch begeleide voortplanting. Hiermee worden hypocriete initiatieven verijdeld, waarbij er in het kader van de medische begeleide voortplanting met opzet teveel embryo's worden geproduceerd om daarmee het wetenschappelijk onderzoek te plezieren.
(Sobsidiair amendement op amendement nr. 20)
Art. 3
In het 5º van dit artikel het getal « 14 » vervangen door het getal « 7 ».
Verantwoording
Voor de meeste onderzoeken moeten de embryo's worden gekweekt tot het stadium van de blastocyst, dit wil zeggen tot vijf tot zeven dagen na de bevruchting. In dit stadium kan men de interne cellen (20 tot 30 cellen) die het embryo vormen, isoleren en kweken in aanwezigheid van bepaalde groeifactoren, en zo pluripotente embryonale stamcellen verkrijgen (ES-cellen). Deze stamcellen zijn fundamenteel voor een hele reeks onderzoeksgebieden :
om de fundamentele biologie van de ontwikkeling en de oorzaken van aangeboren misvormingen, onvruchtbaarheid en miskramen te begrijpen;
om specifieke, gedifferentieerde cellijnen te kweken, bestemd voor farmactologische studies en toxicologische proeven;
voor het gebruik van stamcellen als vector in de gentherapie;
voor de productie van specifieke cellijnen met het oog op therapeutische transplantatie.
Het is dus in geen geval nodig om het kweken van embryo's na dit stadium voort te zetten (bijvoorbeeld : Bijlage, advies nr. 15 van de Europese Groep Ethiek, blz. 63, Zweden; blz. 114, Verenigd Koninkrijk).
In het Verenigd Koninkrijk wordt deze periode van 14 dagen als referentiepunt gebruikt, omdat dan de primitieve lijn (primitive streak) verschijnt, maar wetenschappers zijn het erover eens dat deze limiet volstrekt willekeurig is.
(Subsidiair amendement op amendement nr. 20)
Art. 3
In het 6º van dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :
A. De woorden « het wordt verricht indien » doen vervallen.
B. Na het woord « bestaat » de woorden « , die kan worden uitgevoerd op ander celmateriaal van dierlijke of menselijke oorsprong en » invoegen.
C. Het 6º aanvullen als volgt :
« Bovendien kunnen levensvatbare embryo's in vitro enkel voor onderzoeksdoeleinden worden gebruikt als de verhoopte resultaten onmogelijk kunnen worden bereikt via onderzoek op niet-levensvatbare embryo's. »
Verantwoording
A. Technische verbetering met het oog op een betere leesbaarheid van de tekst. Zoals het nu is geformuleerd, kan uit het 6º ten onrechte worden afgeleid dat onderzoek op embryo's toegestaan is na de uitvoering van een onderzoek, dat door de wet verboden is.
B. Dit amendement strekt ertoe te verduidelijken dat het onderzoek op embryo's in vitro een subsidiaire functie moet behouden. Vanwege de eerbied die voor het embryo moet worden betoond als potentieel menselijk wezen, moet het onderzoek zich bij voorkeur ontwikkelen op basis van niet-embryonaal menselijk celmateriaal of dierlijk materiaal. Pas als er geen alternatief materiaal bestaat dat even doeltreffend is, kan overeenkomstig de door de wet opgelegde voorwaarden, onderzoek worden uitgevoerd op embryo's in vitro.
C. In de bijlagen bij advies nr. 15 van de EGE aangaande de ethische aspecten van het onderzoek op menselijke stamcellen en hun gebruik, worden de wetenschappelijke aspecten van de kwestie bestudeerd. Daaruit blijkt en dat is bevestigd tijdens de hoorzittingen van de bijzondere Senaatscommissie voor de bio-ethische problemen dat het bij medisch ondersteunde voortplanting nu gebruikelijk is om slechts één embryo in te planten als de prognose gunstig is. Op basis van hun morfologie worden de beste embryo's geselecteerd om te worden ingeplant. De klinische ervaring leert dat de kans op een zwangerschap hoog is als de blastomeren van het embryo dezelfde grootte hebben, als de cellen slechts één kiem hebben, als het embryo minder dan 20 % celfragmenten telt en als het het stadium van vier cellen heeft bereikt op de tweede dag of van acht cellen op de derde dag na de bevruchting. Deze embryo's kunnen ook worden ingevroren, met redelijk goede resultaten wat het aantal zwnagerschappen betreft, maar de minder goede embryo's overleven het invriezen en ontdooien niet. Zels als dat wel het geval is, leidt het inplanten zelden tot een zwangerschap. Bepaalde embryo's in vitro hebben een verdachte morfologie en worden sowieso niet teruggeplaatst. Het onderzoek moet zoveel mogelijk op deze embryo's worden uitgevoerd.
Zo wordt in Zweden het onderzoek uitgevoerd op embryo's van zogenaamde « slechte kwaliteit », namelijk op blastocysten die niet kunnen worden gebruikt voor de klinische behandeling van onvruchtbare personen (bijlagen, blz. 63).
Art. 3bis
Een artikel 3bis (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 3bis. In het kader van de doelstellingen genoemd in artikel 3 moet het onderzoek naar de oorzaken van onvruchtbaarheid voorgaan die verbhand houden met het milieu of met de opvoeding. »
Verantwoording
Er wordt momenteel weinig onderzoek gevoerd naar de mogelijke oorzaken van onvruchtbaarheid die verband houden met het milieu en met de opvoeding. Dit zou prioritair onderzoek moeten worden.
Art. 4
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 4. Het aanmaken van embryo's voor onderzoeksdoeleinden is verboden. »
Verantwoording
Het menselijke embryo dient beschouwd te worden als « een potentieel menselijk wezen », wat inhoudt :
dat het embryo niet als een werkelijke persoon wordt beschouwd, die in staat is zijn eigen waardigheid te verdedigen. Hier komt die taak toe aan derden, meer bepaald de ouders of de voogd;
dat men het potentiële menselijke wezen in het embryo moet respecteren, opdat het alle kansen krijgt om op te groeien tot een volwaardig wezen. Die eerbied behoort te gaan naar de huidige toestand, waarin de toekomst van het embryo vervat is.
Het moet echter mogelijk zijn om, binnen een strikte regelgeving, bepaalde onderzoeken uit te voeren op overtallige menselijke embryo's die het resultaat zijn van een medisch ondersteund voortplantingsproces, dat zijn oorsprong heeft in een gewone kinderwens. Deze onderzoeken moeten wel aan een sociale controle onderworpen zijn, aangezien onderzoek op menselijke embryo's altijd gevolgen heeft voor de voorstelling die men heeft van « de mens als wezen ». Men mag er dus niet van uitgaan dat de wetenschappers zelf wel kunnen beslissen om bepaalde onderzoeken op embryo's al dan niet uit te voeren. Het is de taak van de samenleving in haar geheel om, na een democratische voorbereiding van de regelgeving, bepaalde vormen van onderzoek, die ook bepaalde opvattingen over het menselijk wezen inhouden, te aanvaarden of te verwerpen. Vanuit dit standpunt is het mogelijk om een aantal regels op te stellen met betrekking tot de doelstellingen en tot de controle van het onderzoek, waarbij de prioritaire belangen in acht worden genomen en ervoor gezorgd wordt dat het welzijn van de mens primeert op de belangen van de samenleving en de wetenschap. Onderzoek op overtallige embryo's binnen het kader van deze strikte regels, waarbij meer bepaald rekening wordt gehouden met het feit dat dit soort onderzoek als subsidiair geldt, wordt dan een moreel aanvaardbaar alternatief voor de donatie of de vernietiging van grote aantallen van deze embryo's die oorspronkelijk aangemaakt waren om een kinderwens te vervullen.
Men dient echter, naast de antropologische, culturele en ethische aspecten van een beginnend mensenleven, ook oog te hebben voor de gevolgen of de te ingrijpende veranderingen die bepaalde praktijken kunnen meebrengen voor de toekomst van de mensheid. Wat dit betreft is het belangrijk dat men zich, de principes van verantwoordelijkheid en van omzichtigheid indachtig, uitspreekt tegen het aanmaken van menselijke embryo's voor loutere onderzoeksdoeleinden, aangezien het risico bestaat dat men op die manier een « instrumentalistische » visie van het menselijk wezen invoert. Dit standpunt sluit nauw aan bij dat van het Franse CCNE, dat waarschuwt voor bevruchting met zuiver wetenschappelijke doeleinden, zelfs wanneer de betrokkenen ermee instemmen. Dit soort bevruchting verlaagt het menselijke embryo gewoon tot een middel of een object, zonder enig respect voor de menselijke waardigheid die eigenlijk zou moeten voorgaan op de belangen van het wetenschappelijk onderzoek.
Bovendien leidt deze praktijk niet alleen tot de instrumentalisatie van het menselijke embryo, maar tot de instrumentalisatie van de vrouw wier eicellen gebruikt worden voor de bevruchting. Hoe kan men immers een vrouw onderwerpen aan de medische ingrepen die nodig zijn voor de aanmaak van een embryo, als er geen verband bestaat met haar eventuele vruchtbaarheidsproblemen ? Zij zal zich alleen op deze manier laten gebruiken indien daar een prijs tegenover staat. Dit is echter onverenigbaar met het principe van het niet verhandelen van producten uit het menselijk lichaam.
Het aanmaken van menselijke embryo's voor onderzoeksdoeleinden is voor het ogenblik trouwens niet nodig. Tijdens de hoorzittingen hebben zowel professor Cassiman als professor Debry bevestigd dat er voldoende overtallige embryo's zijn. Volgens professor Debry worden er jaarlijks ongeveer 30 000 overtallige embryo's gecreëerd. Een groot aantal van deze embryo's zijn, indien de donoren hiermee instemmen, voor onderzoek bruikbaar, waardoor de noodzaak van het aanmaken van menselijke embryo's voor onderzoeksdoeleinden zeer klein wordt.
Het aanmaken van menselijke embryo's voor experimentele doeleinden is trouwens in zowat heel Europa verboden. Alleen Groot-Brittannië vormt hierop een uitzondering. Door een wetgeving aan te nemen die het creëren van menselijke embryo's voor onderzoeksdoeleinden goedkeurt loopt België het risico om, jammer genoeg, de draaischijf te worden van dit soort praktijken.
Een aantal vragen blijft onbeantwoord :
Is de situatie geëvolueerd sedert de resolutie inzake het Verdrag over de biogeneeskunde van 1998, waarbij destijds is gezegd dat het aanmaken van embryo's alleen voor onderzoeksdoeleinden gezien het groot aantal overtallige embryo's noch wetenschappelijk noch ethisch verdedigbaar kon zijn, maar dat de vraag later opnieuw ter sprake zou kunnen komen ?
Is het mogelijk om tegenwoordig op wetenschappelijke wijze te bewijzen dat het noodzakelijk is om embryo's aan te maken voor onderzoeksdoeleinden ?
Vallen de evaluatie- of beveiligingstechnieken van de nieuwe technieken voor medisch ondersteunde voortplanting onder het begrip « onderzoek » en moet men ervan uitgaan dat hierbij het aanmaken van embryo's in de zin van de wet noodzakelijk is ? De twee voorbeelden die in het voorstel genoemd worden zijn dezelfde als in 1998, namelijk het onderzoek naar een veilige methode om onrijpe eicellen in te vriezen en te ontdooien en de pre-implantatiediagnose uitgevoerd op embryo's vooraleer ze worden ingeplant. Valt de pre-implantatiediagnostiek onder het begrip « onderzoek » ?
Artikel 4 gaat uit van het principe dat het in vitro aanmaken van embryo's voor onderzoeksdoeleinden verboden is, behalve indien het doel van het onderzoek niet bereikt kan worden door onderzoek op de overtallige embryo's.
Wie gaat vaststellen dat dit doel niet haalbaar is door onderzoek op de overtallige embryo's ?
Moet het antwoord op deze vraag niet komen van een echte controle door een onafhankelijke instelling ?
Artikel 4 houdt nauw verband met artikel 3. Zolang de doeleinden van het in artikel 3 genoemde onderzoek niet duidelijker bepaald zijn, blijft het onmogelijk om te oordelen over de uizonderingen hierop. Men kan geen algemene uitzondering op het verbodsprincipe dulden : de uitzondering moet wetenschappelijk en ethisch verdedigbaar zijn vanuit het oogpunt van het gestelde doel.
Het voorstel zegt niets over de methode om eventueel embryo's voor onderzoeksdoeleinden aan te maken. Dat is haalbaar via donatie van gameten, door splitsing van het embryo of door het overbrengen van de celkern (kloontechniek). Wanneer men artikel 4 samen met artikel 8 leest, lijkt het alsof men alleen het afstaan van gameten bedoelt. Is dat zo ?
Art. 5
Aan het 3º van dit artikel de woorden toevoegen :
« en onderzoek uit te voeren met een winstoogmerk of met rechtstreekse en/of onrechtstreekse vergoeding van de betrokken personen ».
Verantwoording
Men moet het principe van het niet-verhandelen van het menselijk lichaam en de hieraan verbonden gevolgen nauwkeurig omschrijven.
Clotilde NYSSENS. |
Art. 2
In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :
A. Een 1ºbis invoegen, luidend als volgt :
« 1ºbis « embryo » : cel of samenhangend geheel van cellen met het vermogen uit te groeien tot een mens, dat zich in de eerste 14 dagen van het ontwikkelingsstadium bevindt, de periode van invriezing niet inbegrepen; »
B. Het 2º vervangen als volgt :
« 2º « embryo in vitro » : een embryo zoals hierboven omschreven dat zich buiten het vrouwelijk lichaam bevindt; »
Verantwoording
De definitie van embryo dient tevens asexuele embryo's te omvatten. Daarenboven moet voor de toepassing van deze wet tevens duidelijk gesteld worden wat een embryo in vitro betekent.
Marcel COLLA. |
(Subamendement op amendement nr. 10 van de heer Remans)
Opschrift
In het voorgestelde opschrift het woord « onderzoek » vervangen door het woord « bescherming ».
Ingrid van KESSEL. Clotilde NYSSENS. |
Art. 2
In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :
A. Een 1ºbis invoegen, luidend als volgt :
« 1ºbis « geslachtscellen » : menselijke zaad- en eicellen. »
B. Een 1ºter invoegen, luidend als volgt :
« 1ºter « embryo » : cel of samenhangend geheel van cellen met het vermogen uit te groeien tot een mens. »
C. Een 7º toevoegen, luidend als volgt :
« 7º « kiembaancellen » : geslachtscellen en cellen van het jonge embryo waarbij veranderingen in het genoom erfelijk zijn. »
Patrik VANKRUNKELSVEN. |
(Subamendement op amendement nr. 29 van de heer Vankrunkelsven)
Art. 2
Het voorgestelde 1ºter van dit artikel aanvullen met de woorden « , tijdens de eerste ontwikkelingsstadia, met name de eerste veertien dagen na de bevruchting, de periode van invriezing niet inbegrepen ».
Ingrid van KESSEL. |
Art. 2
In het 1º van dit artikel de woorden « met het oog op de ontwikkeling van biologische of medische kennis » doen vervallen.
Verantwoording
In het inleidend verslag bij advies nr. 13 van 9 juli 2001 betreffende experimenten met mensen van het Raadgevend Comité voor bio-ethiek wordt « experimenteren » gedefinieerd als « onderwerpen aan een proefneming ». De ontwikkeling van biologische of medische kennis is een doelstelling die beter vermeld behoort te staan in artikel 3 over de doelstellingen van het onderzoek, waartoe ook het therapeutisch doel behoort.
Clotilde NYSSENS. |