2-833/5 | 2-833/5 |
10 OKTOBER 2001
Evocatieprocedure
Art. 2
Dit artikel doen vervallen.
Art. 3
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 3. Artikel 2 van de wet van 7 mei 2000 houdende toekenning van een jaarlijkse dotatie aan Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Filip en van een jaarlijkse dotatie aan Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Astrid wordt vervangen als volgt :
« Art. 2. Met ingang van 1 januari 2002 wordt de jaarlijkse dotatie aan Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Filip teruggebracht tot 0 euro. »
Art. 3bis (nieuw)
Een artikel 3bis (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 3bis. Artikel 3 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 3. Met ingang van 1 januari 2002 wordt de jaarlijkse dotatie aan Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Astrid teruggebracht tot 0 euro. »
Art. 3ter (nieuw)
Een artikel 3ter (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 3ter. Artikel 5 van dezelfde wet wordt opgeheven. »
Wim VERREYCKEN. Joris VAN HAUTHEM. Jurgen CEDER. Frank CREYELMAN. Yves BUYSSE. Gerda STAVEAUX-VAN STEENBERGE. |
Art. 4
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
1. Het artikel is strijdig met artikel 89 van de Grondwet.
Luidens artikel 89 wordt de civiele lijst door de wet vastgesteld door de duur van de regering van elke Koning. Uit de tekst van artikel 89 blijkt duidelijk dat de wet die de civiele lijst vastlegt, geldt voor de volledige regeerperiode van een Koning.
Ter voldoening van het beginsel van de onverantwoordelijkheid van de Koning wordt de periodieke herhaling van parlementaire debatten over de monarchie aldus vermeden (zie onder meer A. Alen, Handboek van het Belgisch Staatsrecht, Deurne, Kluwer, 1995, blz. 120; M. Uyttendaele, Regards sur un système institutionnel paradoxal, Brussel, Bruylant, 1997, blz. 782; R. Senelle en E. Clement, Dotaties, Die Keure, 1990, blz. 4). Het eenmalige karakter van de discussie over het bedrag van de dotatie en over de toekenning van het recht op gebruik van de koninklijke woningen is tevens geïnspireerd door de bekommernis van de grondwetgever om tijdens de regeerperiode noch de Koning, noch het Parlement hun respectieve invloed te moeten zien aanwenden. Zulks zou immers een schadelijke band van financiële afhankelijkheid kunnen tot stand brengen en onderhouden (stuk Kamer, 1992-1993, nr. 1155/3, blz. 2).
De civiele lijst van de opvolgende Koning moet door de wetgever worden vastgelegd bij de aanvang van zijn regeerperiode. Het nieuwe artikel 4, dat de civiele lijst van de opvolgende Koning nu reeds ten dele vastlegt, is derhalve strijdig met artikel 89 van de Grondwet.
2. Bovendien heeft artikel 4 geen normatieve draagwijdte en hoort het bijgevolg niet thuis in een wet.
Het ontworpen wetsartikel bepaalt een aantal voorwaarden die in acht zouden moeten worden genomen bij de vaststelling van de civiele lijst van de opvolgende Koning. De civiele lijst moet echter op grond van artikel 89 van de Grondwet zelf ook worden vastgesteld bij wet.
De huidige wetgever kan de toekomstige wetgever in geen geval binden. Dit is a fortiori het geval wanneer, zoals in casu, de toekomstige wetgever zijn bevoegdheid rechtstreeks ontleent aan de Grondwet. De toekomstige wetgever zal de civiele lijst van de toekomstige Koning bijgevolg in volledige vrijheid kunnen vastleggen, ongeacht de initiatieven van de huidige wetgever.
Artikel 4 heeft derhalve geen rechtskracht en hoort dan ook niet thuis in een wet.
Philippe MONFILS. René THISSEN. |
Art. 3
In het voorgestelde artikel 3bis de volgende wijzigingen aanbrengen :
A. in het eerste lid de woorden « met ingang van 1 juli 2001 » vervangen door de woorden « met ingang van 1 november 2001 »;
B. in het tweede lid de woorden « 1 juli 2001 » en « 11 000 000 frank » respectievelijk vervangen door de woorden « 1 november 2001 » en « 1 833 333 frank ».
Verantwoording
Vermits deze wet pas van toepassing wordt op 1 november, dienen de betrokken bepalingen worden aangepast.
Vincent VAN QUICKENBORNE. |