2-142

2-142

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 19 JULI 2001 - AVONDVERGADERING

(Vervolg)

Wetsontwerp houdende de aanpassing van de arbeidsongevallenverzekering aan de Europese richtlijnen betreffende de directe verzekering met uitzondering van de levensverzekering (Stuk 2-849) (Evocatieprocedure)

Algemene bespreking

De voorzitter. - Het woord is aan de heer Remans voor een mondeling verslag.

De heer Jan Remans (VLD), rapporteur. - Het voorliggend ontwerp, waarop de facultatief bicamerale procedure van toepassing is en dat op 12 juli door de Kamer van volksvertegenwoordigers werd goedgekeurd met 122 stemmen bij 11 onthoudingen, werd op 17 juli door de Senaat geëvoceerd op verzoek van vijftien leden.

De minister van Sociale Zaken en Pensioenen gaf in de commissie een inleidende uiteenzetting. Daarna stelde een lid twee vragen: ten eerste, in welke mate heeft de regering rekening gehouden met de opmerkingen van de Raad van State en, ten tweede, om welke reden werd artikel 20, 10°, van de wet van 16 december 1851 betreffende hypotheken en voorrechten opgeheven. De minister beloofde antwoord te geven in deze vergadering.

De heer Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen. - In de commissie heb ik inderdaad beloofd te antwoorden in plenaire vergadering.

Sta me toe eerst een technische tekst voor te lezen, die evenwel in het Frans is opgesteld.

La suppression de l'article 20, 10° de la loi hypothécaire ne pose pas de problème. Cet article prévoyait en effet un privilège sur les fonds de réserve et les cautionnements constitués par les assureurs accidents du travail au bénéfice des créanciers des indemnités.

D'une part, les fonds de réserve et cautionnements n'existent plus sous cette forme dans le cadre des troisièmes directives.

D'autre part, l'article 18 de la loi du 9 juillet 1975 relative au contrôle des entreprises d'assurances prévoit déjà un privilège semblable.

Ce privilège porte sur les valeurs représentatives, c'est-à-dire la contrepartie à l'actif du bilan des réserves et provisions constituées par l'assureur pour payer les sinistres.

On a fait le choix du régime de la loi du 9 juillet 1975 précitée pour plusieurs raisons.

Premièrement, le système est identique pour toutes les branches d'assurances : c'est une simplification administrative tant pour les entreprises que pour les contrôleurs.

Deuxièmement, le privilège est constitué par gestion distincte, ce qui évite, par exemple, que le privilège en accidents du travail serve pour les assurés en automobile.

Troisièmement, le régime s'intègre parfaitement au contrôle prudentiel exercé par l'Office de contrôle des assurances. En particulier, il définit exactement le périmètre du privilège, par référence à l'article 16 définissant les réserves et provisions techniques ; il tient compte des cas particuliers des entreprises en difficultés, références aux articles 17 et 17bis. Dans ce cas, les sommes privilégiées sont déterminées par l'Office et non par l'entreprise.

Il n'y a donc aucune crainte à avoir en ce qui concerne les travailleurs créanciers d'une indemnité d'accident du travail.

De wijziging houdt dus effectief in dat het gemeen recht inzake voorrechten niet meer van toepassing is op het afzonderlijk bijzonder vermogen van de arbeidsongevallenverzekering. Doordat de betrokkenen bij een polis arbeidsongevallenverzekering echter als enigen een voorrecht hebben op het afgesplitst vermogen van de arbeidsongevallenverzekering, garandeert de wijziging een betere bescherming van de slachtoffers van arbeidsongevallen. Hun voorrechten zijn immers niet langer onderhevig aan de andere voorrechten die in artikel 20 van de wet van 16 december 1851 op de voorrechten en hypotheken opgesomd worden. Ik verwijs ook naar artikel 18, maar zal het niet helemaal voorlezen.

De heer Jan Remans (VLD), rapporteur. - De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst die de Kamer heeft overgezonden. Het wetsontwerp werd in de commissie door de twaalf aanwezige leden eenparig aangenomen.

-De algemene bespreking is gesloten.