2-702/3

2-702/3

Belgische Senaat

ZITTING 2000-2001

16 MEI 2001


Wetsontwerp tot wijziging van artikel 357 van het Gerechtelijk Wetboek


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE UITGEBRACHT DOOR MEVROUW KAÇAR


Dit wetsontwerp, dat onderworpen is aan de verplicht bicamerale procedure, is door de Kamer van volksvertegenwoordigers op 22 maart 2001 met 123 stemmen bij 1 onthouding aangenomen, en werd op diezelfde datum naar de Senaat overgezonden.

De commissie voor de Justitie heeft het tijdens haar vergadering van 16 mei 2001 besproken in aanwezigheid van de minister van Justitie.

I. INLEIDING DOOR DE MINISTER VAN JUSTITIE

Dit wetsontwerp strekt ertoe de weddebijslag voor de substituten gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden te verhogen. Die financiële impuls is nodig om voldoende kandidaten voor deze fucties aan te trekken.

De basisweddebijslag van 105 000 frank die nu wordt toegekend aan de substituut-procureur des Konings gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden, wordt behouden. Het ontwerp wil dit bedrag verhogen tot 264 000 frank na twee jaar dienst. Dit verhoogde bedrag wordt echter onmiddellijk toegekend aan de substituut-procureur des Konings gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden die houder is van een diploma waaruit een gespecialiseerde opleiding in het fiscaal recht blijkt.

Tijdens de besprekingen in de Kamer heeft de regering de strekking van het ontwerp verruimd door een amendement in te dienen dat het de huidige regeling voor het toekennen van premies voor nacht- en weekendprestaties wijzigt.

Substituut-procureurs des Konings die ingeschreven staan op de rol van de wachtprestaties, krijgen momenteel een premie van 12 000 frank per maand, voor zover zij ten minste 18 nacht- of weekendprestaties per jaar leveren. Dit systeem is onbillijk omdat de substituut die 17 nacht- of weekendprestaties levert helemaal niets ontvangt terwijl een collega die één prestatie meer levert de volledige premie op jaarbasis incasseert.

Het ontwerp stelt voor een premiestelsel van 9 500 frank per nacht- of weekendprestatie in te voeren, met een maximum van 171 000 frank op jaarbasis.

II. ALGEMENE BESPREKING

Een lid onderschrijft de doelstellingen van het ontwerp. Spreekster vraagt zich echter af of de voorgestelde maatregelen overeenstemmen met het grondwettelijke beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie.

De memorie van toelichting is zeer onvolledig wat betreft de redenen die een dergelijke voorkeurbehandeling van de fiscale substituten verantwoorden. Er wordt slechts melding gemaakt van moeilijkheden bij het werven van substituut-procureurs des Konings gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden. « In periodes van economische hoogconjunctuur is een job in overheidsdienst weinig gegeerd. In dergelijke periode wordt een bepaalde kennis en/of ervaring financieel beter gehonoreerd door de privé-sector dan door de overheid » (stuk Kamer, nr. 50-1078/001). Is deze verantwoording voldoende ?

De minister antwoordt dat het onderhavige ontwerp een aanpassing beoogt van de huidige regeling van weddebijslagen ten voordele van de substituten gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden om deze betrekking aantrekkeljker te maken. Er is dus geen sprake van discriminatie ten voordele van de substituten gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden.

Spreker meent overigens dat er objectieve redenen zijn die de voorgestelde maatregel verantwoorden : het is onontbeerlijk dat kandidaten aangetrokken worden tot de loopbaan van substituut gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden.

Ten slotte herinnert de minister eraan dat de substituut gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden « specifiek » benoemd wordt in tegenstelling tot de « algemene » benoeming als substituut-procureur des Konings. Het is dus een specifieke categorie van substituten waarvoor een afwijkend loon gemotiveerd wordt door de noodzaak om een oplossing te vinden voor de problemen bij de werving.

Een commissielid vraagt of ook andere categorieën van magistraten een weddebijslag genieten, dan wel of dit alleen geldt voor de substituten gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden.

De minister antwoordt dat weddebijslagen ook aan andere magistraten worden toegekend met toepassing van artikel 357 van het Gerechtelijk Wetboek. Hij citeert bijvoorbeeld de voorzitter van het Hof van Cassatie, de jeugdrechter, de onderzoeksrechter, de eerste substituut van de procureur des Konings.

Een lid vraagt de minister hoe het staat met de hervorming van het statuut van de stagiairs : krijgen ook zij compensaties voor nacht- of weekendprestaties ?

De minister antwoordt dat het premiestelsel voor nacht- of weekendprestaties waarin het ontwerp voorziet, niet geldt voor stagiairs. Er wordt onderhandeld over het toekennen van premies voor nachtprestaties voor stagiairs, maar tot nu toe werd geen resultaat geboekt.

III. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING

Artikel 1

Dit artikel geeft geen aanleiding tot opmerkingen.

Artikel 2

Mevrouw De Schamphelaere dient amendement nr. 1 in (stuk Senaat, nr. 2-702/2), dat ertoe strekt in dit artikel een 7º in te voegen om een weddebijslag voor tweetaligheid in te voeren.

Volgens de indienster zou het toekennen van een weddebijslag aan de magistraten die geslaagd zijn voor het taalexamen een financiële stimulans betekenen zodat meer kandidaten aangetrokken worden voor de openstaande betrekkingen in het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, waar het kader niet ingevuld raakt.

Een lid is het met dit amendement niet eens. Spreekster deelt de bezorgdheid van de indienster voor het probleem van de openstaande betrekkingen in het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Zij vreest echter dat de voorgestelde oplossing ertoe zal leiden dat meer en meer Nederlandstalige rechters benoemd worden, gezien de moeilijkheden die de Franstalige kandidaten ondervinden om te slagen voor het taalexamen.

Een commissielid meent dat de voorgaande spreekster een achterhaalde kijk heeft op de kennis van de andere landstaal door de Franstaligen.

De minister vraagt dit amendement te verwerpen vanwege zijn niet-onderzochte budgettaire gevolgen.

Artikelen 3 en 4

Deze artikelen geven geen aanleiding tot commentaar.

IV. STEMMINGEN

Artikel 1 wordt eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.

Amendement nr. 1 op artikel 2 van mevrouw De Schamphelaere wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.

Artikel 2 wordt aangenomen met 10 stemmen bij 1 onthouding.

De artikelen 3 en 4 worden eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.

V. EINDSTEMMING

Het wetsontwerp in zijn geheel wordt aangenomen met 10 stemmen bij 1 onthouding.

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het uitbrengen van dit verslag.

De rapporteur, De voorzitter,
Meryem KAÇAR. Josy DUBIÉ.

De door de commissie aangenomen tekst
is identiek aan de tekst
van het ontwerp overgezonden
door de Kamer van volksvertegenwoordigers
(zie stuk Kamer nr. 50-1078/4 - 2000/2001)