2-567/1 | 2-567/1 |
8 NOVEMBER 2000
Ook in dit nieuwe millennium blijft aandacht en respect voor de rechten van kinderen een absolute noodzaak.
Het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York op 20 november 1989, is een belangrijke stap in de erkenning van een volwaardige maatschappelijke en juridische positie van kinderen. Het is in België van kracht sinds 15 januari 1992.
Centraal uitgangspunt vormt de tweesporigheid waarbij kinderen niet alleen beschermd moeten worden, maar waarbij eveneens hun recht op zelfbeschikking moet worden gerespecteerd. Sleutelwoorden als bescherming, zorg en participatie zijn cruciale begrippen en het recht op participatie is allicht een van de meest logische consequenties van die gewijzigde benadering van het kind.
Het Verdrag inzake de rechten van het kind heeft een zogenaamd « comprehensief » karakter waardoor het gericht is op de bescherming en erkenning van kinderen in alle opzichten en op alle domeinen.
Staten die het verdrag inzake de rechten van het kind hebben geratificeerd, zijn verplicht de bepalingen uit te voeren en, indien noodzakelijk, de nodige wetgevende maatregelen te treffen.
Het toezicht op de naleving van het verdrag is minstens even belangrijk als het verdrag zelf. Dat toezicht kan op verschillende manieren gerealiseerd worden, zowel op internationaal als op nationaal niveau. In de artikelen 42 tot en met 45 van het verdrag ligt de verplichting vervat voor lidstaten om regelmatig aan de Verenigde Naties een rapport voor te leggen over de door hen genomen maatregelen die uitvoering geven aan het verdrag, alsmede over de vooruitgang die is geboekt ten aanzien van het genot van de rechten die in het verdrag zijn bepaald. Twee jaar na de inwerkingtreding van het verdrag moeten de lidstaten dat rapport indienen bij het Comité voor de rechten van het kind. Vijfjaarlijks wordt een voortgangsrapport verwacht. Op die manier houdt het comité toezicht op de naleving van het verdrag.
In zijn reactie op het rapport dat België uitbracht op 31 mei en 1 juni 1995, wijst het Comité op een aantal knelpunten. Het VN-Comité moedigt België daarom aan « een permanent coördinatie-, evaluatie-, analyse- en opvolgingsmechanisme in te stellen om de volledige toepassing van het verdrag te garanderen in zowel de gemeenschappen als op federaal niveau. Dat moet gebeuren met voldoende middelen en in samenwerking met relevante NGO's ».
Ook de Raad van Europa dringt er in zijn aanbevelingen 1121 (1990) en 1286 (1996) bij de verdragsluitende partijen op aan een politieke prioriteit te maken van de implementering van het Verdrag inzake de rechten van het kind, door een onafhankelijke en deskundige kinderdienst op te richten. In dezelfde zin en met dezelfde bekommernis verzoeken de artikelen 5 en 8.45 van het Europees Handvest van de rechten van het kind, zoals aangenomeen bij de Europese resolutie A 3-017/92 van juli 1992, om de benoeming van een kinderrechtencommissaris.
In de Franse Gemeenschap werd al in 1991 een « délégué général aux droits de l'enfant » aangesteld om te waken over het respect voor de rechten en belangen van kinderen (besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 10 juli 1991, zoals gewijzigd door het besluit van 22 december 1997).
In Vlaanderen is het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Kinderrechtencommissariaat en instelling van het ambt van kinderrechtencommissaris van toepassing.
Naast de gemeenschappen en de gewesten, is naar onze mening ook een duidelijke rol weggelegd voor de federale overheid inzake eerbied voor en het bevorderen van de fundamentele rechten en belangen van het kind. Denken we maar aan domeinen zoals gezondheid, justitie, arbeid, binnenlandse aangelegenheden, buitenlands beleid, ... Zoals reeds aangestipt is dat één van de knelpunten, die het VN-Comité voor de rechten van het kind in zijn reactie op het Belgisch rapport vooropstelde. Eenzelfde bekommernis wordt geuit door de Raad van State in zijn advies bij het voorstel van decreet houdende de oprichting van een Kindercommissariaat en de benoeming van een Kinderrechtencommissaris bij het Vlaams Parlement. In dat advies [Gedr. St., Vlaams Parlement, 510 (1996-1997), nr. 2, blz. 8] zegt de Raad letterlijk : « Het is zaak van elke overheid om, binnen haar bevoegdheidssfeer, de nodige maatregelen te nemen ter bevordering van de rechten en de belangen van het kind : net zoals de gemeenschappen dergelijke maatregelen kunnen nemen met betrekking tot de aangelegenheden die tot hun bevoegdheid behoren, kunnen ook de gewesten en de federale overheid zulke maatregelen nemen binnen de bevoegdheidssfeer die de hunne is. Het eerbiedigen en het bevorderen van de fundamentele rechten en belangen van het kind kan met andere woorden niet gereduceerd worden tot een kwestie van « bijstand aan personen », die uitsluitend tot de bevoegdheid van de gemeenschappen zou behoren. »
Een andere vaststelling is dat de bevoegdheid voor materies die met kinderen te maken hebben erg versnipperd zijn over verschillende bestuursniveaus en op zijn beurt ook binnen elk bestuursniveau, waar diverse sectoren te maken hebben met de kinderrechtenproblematiek. Nochtans is een geïntegreerd en doordacht beleid, met een integrale aanpak voor kinderthema's, naar onze mening niet alleen wenselijk maar zelfs noodzakelijk.
Om deze redenen wensen wij een federale kinderrechtencommissaris in te stellen. Deze commissaris voert zijn taak onafhankelijk uit. Hij moet erover waken dat de behoeften, rechten en belangen van kinderen de nodige aandacht krijgen op alle domeinen van de samenleving. Hij is in de eerste plaats een onafhankelijke en onpartijdige derde, die een gezaghebbend oordeel uitspreekt over problemen die aan hem worden voorgelegd en die eventueel bemiddelend optreedt. Hiermee is ook de rol van onderzoeker, die feiten en omstandigheden ondubbelzinnig vaststelt, verbonden. Hij fungeert ook als bewaker van de betrekkingen tussen de overheid, kinderen en ouders en als pleitbezorger bij het verbeteren ervan.
Tot slot, maar zeker niet in het minst, heeft hij een coördinerende taak. Hij overlegt regelmatig met zijn collega's uit de gemeenschappen en gewesten en met de Nationale Commissie voor de rechten van het kind.
Artikel 2
Dit artikel omschrijft een aantal begrippen voor een goede verstaanbaarheid van deze wet.
Artikel 3
Dit artikel regelt de instelling van het ambt van federale kinderrechtencommissaris en het federale Kinderrechtencommissariaat, dat de commissaris moet bijstaan bij de uitoefening van zijn opdracht.
Teneinde (in samenhang met andere artikelen) de onafhankelijke werking van dit commissariaat te kunnen garanderen wordt de commissaris benoemd door de Senaat en wordt de personeelsformatie en het statuut door de Senaat vastgelegd, op voorstel van de commissaris.
Om voldoende slagkracht te hebben en zijn opdracht effectief te kunnen uitvoeren, wordt de commissaris bijgestaan door een deskundig team dat instaat voor taken als research, informatie, bewaking van bijzondere thematieken, juridische en administratieve ondersteuning.
Artikel 4
De commissaris vertolkt de stem van het kind. In het politieke besluitvormingsproces, waar belangen tegenover mekaar worden afgewogen, is het belang van kinderen vaak ver weg. Er is nood aan een spreekbuis voor en een bewaker van de belangen en rechten van alle kinderen op alle vlakken van de samenleving.
De commissaris moet de kinderen een stem geven door erover te waken dat het beleid en de samenleving voldoende aandacht besteden aan thema's die kinderen aanbelangen.
Die opdracht is dus ook essentieel op federaal vlak. In talloze domeinen heeft de federale overheid immers te maken met « het belang van het kind ». Het past dan ook een onafhankelijke verdediger, of beter gezegd, dienst, in het leven te roepen om dat belang te waarborgen. De naleving van het kinderrechtenverdrag, het opvolgen van de levensomstandigheden van kinderen en het vertolken van de rechten, belangen en noden van kinderen is dan ook de essentie van zijn opdracht.
Artikel 5
De commissaris is op de eerste plaats belast met het toezicht op de conformiteit van de federale regelgeving aan het verdrag. Het is een verdrag dat alle kinderen betreft, dat alle levensomstandigheden van kinderen omvat en uitgaat van een pro-actieve benadering, namelijk gericht op de bevordering van rechten van kinderen.
Gelet op de bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de gemeenschappen en gewesten is het op elkaar afstemmen van de werkzaamheden van de verschillende reeds bestaande commissarissen en de Nationale Commissie voor de rechten van het kind een tweede belangrijke opdracht voor de commissaris. Daartoe roept de commissaris regelmatig de betrokkenen samen teneinde in onderling overleg en met respect voor de respectieve bevoegdheidpakketten, de prioriteiten in de werking vast te leggen. Het spreekt vanzelf dat meteen ook gegevens uitgewisseld worden.
De verslagen van deze coördinatievergaderingen worden ter inzage gehouden en worden bij het jaarverslag gevoegd.
In dialoog treden met kinderen veronderstelt een taal die duidelijk is en afgestemd op de verschillende leeftijden. Zowel de commissaris als de personeelsleden van het commissariaat moeten vaardigheden bezitten om te communiceren met zowel jonge kinderen als jongeren. De communicatie richt zich op deze verschillende leeftijdsgroepen, met oog voor hun specifieke eigenheid.
De toegang tot het commissariaat moet zo direct en gemakkelijk mogelijk zijn.
Artikel 6
Om die opdracht te vervullen kan de commissaris zelf een onderzoek instellen. Ook de Senaat kan die opdracht geven.
Daarnaast heeft de commissaris een belangrijke bemiddelende rol. Daartoe is een klachtenbehandeling uitgebouwd, waarbij maximaal doorverwezen wordt naar de bevoegde diensten en organisaties. De klagende partij wordt alleszins in kennis gesteld van het verloop van de klacht.
Artikelen 7 en 8
Deze artikelen regelen de voorwaarden waaraan de commissaris bij de benoeming en in de verdere uitoefening van zijn ambt moet voldoen. Tevens worden een aantal regels ingeschreven opdat de commissaris in volledige onafhankelijkheid zijn werkzaamheden kan uitoefenen (hernieuwbaar mandaat voor 5 jaar, onverenigbaarheden tijdens en na het mandaat, wedde). Ondanks deze garanties maken wij ook expliciet melding van deze onafhankelijkheid (artikel 8, § 3).
De benoeming door de Senaat geeft de commissaris een officiële status. Daardoor kan men zijn werk en dat van het commissariaat niet veronachtzamen en wordt het belang van de materie erkend.
De commissaris moet een grote uitstraling hebben. Daarom wordt er, naast de algemene voorwaarden, belang gehecht aan bepaalde bijzondere kwaliteiten, zoals goed kunnen communiceren, in het bijzonder met kinderen, zowel in individuele gesprekken als in groep; een grote zin voor verantwoordelijkheid hebben en zijn medewerkers kunnen motiveren; beschikken over een vermogen tot methodische samenwerking, organisatietalent en zin voor externe relaties.
De Senaat zorgt voor de continuïteit van de werking door tijdig te anticiperen op de (her)benoeming van de commissaris.
De onafhankelijkheid van de commissaris wordt bevorderd door te bepalen dat hij tijdens de duur van de uitoefening van zijn ambt geen met dit ambt onverenigbare functies mag uitoefenen. Deze onafhankelijkheid heeft als gevolg dat de commissaris het recht heeft groepen, organisaties en privé-personen op elk administratief niveau te bevragen.
Artikel 9
Dit artikel legt op een beperkende wijze de omstandigheden vast waarin de Senaat een einde kan maken aan het mandaat van de commissaris.
Artikel 10
Dit artikel regelt de toegang van de commissaris tot documenten en gebouwen. Deze regeling is noodzakelijk voor de goede werking van het commissariaat.
Een ruim initiatiefrecht geeft de mogelijkheid te allen tijde informatie te verzamelen over elk onderwerp dat binnen de bevoegdheden van de commissaris ligt.
De commissaris staat open voor samenwerking met welke overheid ook.
Artikel 11
De commissaris en zijn personeel zijn gebonden door het beroepsgeheim. Zijn bevoegdheden zorgen er voor dat de commissaris er zeker van is alle informatie te bekomen, maar ook dat de personen met wie hij in contact komt, veilig en zonder angst hun informatie kunnen doorgeven.
Artikel 12
De commissaris bezorgt jaarlijks een werkingsverslag aan de voorzitter van de Senaat. Dat verslag maakt het voorwerp uit van een debat in de plenaire vergadering van de Senaat. Op die manier houdt de commissaris het Parlement en zodoende de bevolking op de hoogte van de werking van het commissariaat en van de situatie van het kind in België. Ook kan een vruchtbare gedachtewisseling gebeuren tussen het commissariaat en de Senaat. Bijsturingen of bijzondere aandachtspunten in het actieterrein van het commissariaat kunnen zo vastgelegd worden.
Indien dit om dringende of bijzondere redenen nuttig of nodig is, kan de commissaris ook op andere tijdstippen een debat vragen over de situatie van het kind.
Om de vijf jaar moeten de Staten die het Verdrag inzake de rechten van het kind geratificeerd hebben, bij het VN-commissariaat voor de rechten van het kind een rapport indienen over de maatregelen die ze genomen hebben.
Uiteraard heeft het commissariaat ook een belangrijke rol te spelen in die vijfjaarlijkse verslaggeving. Daartoe maakt het tevens zijn verslagen over aan de regering. De commissaris wordt uitgenodigd op de bijeenkomsten van de Nationale Commissie voor de rechten van het kind.
Het commissariaat geeft tevens een beoordeling van deze vijfjaarlijkse verslagen.
Artikel 13
De werkingskredieten voor het commissariaat worden jaarlijks ingeschreven op het budget van de Senaat, op voorstel van de commissaris.
Om de opdracht op een ernstige manier te vervullen en om de onafhankelijkheid van het commissariaat te waarborgen, moet het over voldoende middelen beschikken.
Artikel 14
Een huishoudelijk reglement voor het commissariaat wordt in overleg tussen de commissaris en de Senaat opgemaakt.
Kathy LINDEKENS. Meryem KAÇAR. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In deze wet wordt verstaan onder :
1º het verdrag : het Verdrag inzake de rechten van het kind, aangenomen in New York op 20 november 1989;
2º het Federale Kinderrechtencommissariaat : de federale kinderrechtencommissaris en het personeel dat hem bijstaat in de uitoefening van zijn opdrachten;
3º het kind : elke minderjarige:
4º de administratieve overheid : een administratieve overheid in de zin van artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
5º de diensten en organisaties : alle door de federale overheid ingestelde diensten en de door haar erkende particuliere organisaties.
Art. 3
1. Het ambt van federale kinderrechtencommissaris, hierna commissaris genoemd, wordt ingesteld.
2. De commissaris wordt benoemd door de Senaat.
3. De personeelsformatie en het statuut van het Federale Kinderrechtencommissariaat worden door de Senaat vastgesteld op voorstel van de commissaris.
Art. 4
De commissaris verdedigt de rechten en behartigt de belangen van het kind.
Daartoe :
1º ziet hij toe op de naleving van het verdrag;
2º staat hij in voor de opvolging, de analyse, de evaluatie en de bekendmaking van de levensomstandigheden van het kind;
3º treedt hij op als vertolker van de rechten, de belangen en de noden van het kind.
Art. 5
§ 1er. Bij de uitoefening van de in vorig artikel bepaalde opdrachten besteedt de commissaris, met het verdrag als leidraad, in het bijzonder aandacht aan het toezicht op de conformiteit met het verdrag van de wetten, besluiten en verordeningen, met inbegrip van de procedurele regels.
§ 2. Hij besteedt eveneens in het bijzonder aandacht aan het overleg, de gegevensuitwisseling en de coördinatie met de kinderrechtencommissaris bij het Vlaams Parlement, de « délégué général aux droits de l'enfant » en de Nationale Commissie voor de rechten van het kind.
Daartoe wordt op initiatief van de commissaris op geregelde tijdstippen een vergadering georganiseerd, waarbij met respect voor ieders bevoegdheden, de aandachtspunten worden vastgelegd met betrekking tot :
1º de dialoog met het kind en met de organisaties actief rond individuele en collectieve dienstverlening aan of belangenbehartiging van het kind;
2º de maatschappelijke participatie van het kind en de toegankelijkheid voor het kind van alle diensten en organisaties die met het kind te maken hebben;
3º de verspreiding van informatie over de inhoud van het verdrag, in het bijzonder ten behoeve van het kind.
De verslagen van deze vergaderingen zijn ter inzage van alle belangstellenden. Zij worden aan het verslag, bedoeld in artikel 12, toegevoegd.
Art. 6
Bij de uitoefening van de in artikel 4 bepaalde opdrachten is de commissaris bevoegd om :
1º op eigen initiatief of op verzoek van de Senaat een onderzoek in te stellen met betrekking tot de naleving van het verdrag;
2º klachten met betrekking op de niet-naleving van het verdrag te onderzoeken en zo mogelijk gericht te verwijzen naar de diensten en organisaties. Het onderzoek van een klacht wordt opgeschort wanneer omtrent die klacht een beroep bij de rechtbank of georganiseerd administratief beroep wordt ingesteld. De administratieve overheid stelt de commissaris in kennis van het ingesteld beroep. De indiening en het onderzoek van de klacht bij de commissaris schorsen noch stuiten termijnen voor het instellen van beroepen bij de rechtbank of van georganiseerde administratieve beroepen. De commissaris informeert de klager omtrent het gevolg dat aan de klacht werd gegeven.
Art. 7
§ 1er. Bij de benoeming en de uitoefening van zijn mandaat moet de commissaris voldoen aan de volgende voorwaarden :
1º van onberispelijk gedrag zijn;
2º de burgerlijke en politieke rechten genieten;
3º in het bezit zijn van een universitair of daarmee gelijkgesteld diploma;
4º minstens vijf jaar nuttige beroepservaring hebben, die dienstig is voor de uitoefening van het ambt;
5º het bewijs leveren van een voldoende kennis van de drie landstalen, volgens de regels bepaald door de Senaat.
§ 2. De benoeming geschiedt voor een eenmalig hernieuwbare termijn van vijf jaar.
§ 3. Alvorens in functie te treden, legt de commissaris in handen van de voorzitter van de Senaat de volgende eed in de drie landstalen af : « Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk. »
Art. 8
§ 1. Het ambt van de commissaris is onverenigbaar met elk ander mandaat, ambt of functie, ook als die onbezoldigd zijn.
Drie jaar vóór zijn benoeming mag de commissaris geen bij verkiezing verleend openbaar mandaat hebben vervuld.
Het is de commissaris verboden, door het feit van zijn benoeming, om drie jaar na het uitoefenen van zijn ambt, kandidaat te zijn voor een bij verkiezing verleend openbaar mandaat.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt met een bij verkiezing verleend openbaar mandaat gelijkgesteld : het ambt van buiten de gemeenteraad benoemde burgemeester, een mandaat van bestuurder in een instelling van openbaar nut, het ambt van regeringscommissaris, het ambt van gouverneur, adjunct-gouverneur of vice-gouverneur.
§ 2. De commisaris geniet hetzelfde statuut als een raadsheer van het Rekenhof.
De wedderegeling van de raadsheren van het Rekenhof, vervat in de wet van 21 maart 1964 betreffende de wedden van de leden van het Rekenhof, is van toepassing op de commissaris.
§ 3. Binnen de grenzen van zijn bevoegdheid ontvangt de commissaris van geen enkele overheid instructies. De commissaris werkt in de uitoefening van het ambt volledig onafhankelijk.
De commissaris kan niet van zijn ambt worden ontheven voor meningen geuit of daden gesteld in de uitoefening van zijn ambt.
Art. 9
De Senaat kan in één van de volgende gevallen een einde maken aan het mandaat van de commissaris :
1º op verzoek of met akkoord van de betrokkene;
2º wanneer de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt;
3º in een geval van onverenigbaarheid, zoals bepaald in artikel 8, § 1;
4º om zwaarwichtige redenen, onverminderd artikel 8, § 3.
Art. 10
§ 1. De overheid stelt de commissaris alle informatie ter beschikking die voor het volbrengen van zijn opdrachten vereist is. Op eenvoudig verzoek van de commissaris verstrekt zij alle dienstige inlichtingen en documenten.
§ 2. De commissaris kan, in de uitvoering van zijn opdrachten, het advies inwinnen van de overheid.
§ 3. Onverminderd artikel 15 van de Grondwet, heeft de commissaris vrije toegang tot alle overheidsgebouwen en tot de voorzieningen. De verantwoordelijken en de personeelsleden zijn ertoe gehouden aan de commissaris de stukken en de informatie die hij noodzakelijk acht, mee te delen, met uitzondering van die welke door het medisch geheim beschermd zijn of waarvan ze kennis hebben genomen in hun hoedanigheid van noodzakelijke vertrouwenspersoon.
Art. 11
Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op de commissaris en zijn personeelsleden.
Art. 12
§ 1. De commissaris brengt aan de voorzitter van de Senaat jaarlijks verslag uit over de opdrachten zoals bepaald in artikel 4.
Het verslag wordt door de Senaat in plenaire vergadering besproken. Het verslag wordt openbaar gemaakt. Bovendien kan de commissaris, wanneer hij dit nuttig acht, tussentijdse verslagen bezorgen aan de voorzitter van de Senaat met het oog op een bespreking in plenaire vergadering.
§ 2. De commissaris maakt zijn verslagen over aan de regering opdat deze ermee rekening zou kunnen houden bij het opstellen van het rapport dat België om de vijf jaar moet indienen bij het Comité voor de rechten van het kind, met toepassing van artikel 44 van het verdrag. De commissaris evalueert dat rapport.
De commissaris zetelt als waarnemer in de Nationale Commissie voor de rechten van het kind.
Art. 13
De Senaat stelt jaarlijks, op voorstel van de commissaris, de kredieten vast die nodig zijn voor de werking van het Federaal Kinderrrechtencommissariaat.
Art. 14
Binnen zes maanden na zijn benoeming, stelt de commissaris een voorstel van huishoudelijk reglement op. Dat reglement en de wijzigingen erin worden goedgekeurd door de Senaat en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Kathy LINDEKENS. Meryem KAÇAR. |