2-244/7 | 2-244/7 |
28 NOVEMBER 2000
Art. 2
In dit artikel de woorden « door een andere dan de betrokkene, op diens verzoek » vervangen door de woorden « door een arts, op verzoek van de betrokkene ».
Verantwoording
Aangezien dit wetsvoorstel alleen betrekking heeft op handelingen die door een arts worden uitgevoerd, dient de definitie duidelijk te maken wat de reikwijdte van de tekst is.
Nathalie de T' SERCLAES. |
Art. 2
Het woord « opzettelijk » vervangen door het woord « bewust ».
Philippe MAHOUX. Jeannine LEDUC. Myriam VANLERBERGHE. Philippe MONFILS. Jacinta DE ROECK. |
(Subamendement op amendement nr. 59 van de heer Vandenberghe c.s.)
Art. 3
In het voorgestelde artikel 3 de volgende wijzigingen aanbrengen :
A. In het eerste lid de woorden « met levensverkortend gevolg » vervangen door de woorden « die het leven kunnen verkorten »;
B. Het tweede lid vervangen als volgt :
« Uit het medisch dossier van de overledene moet blijken dat :
1ŗ de patiėnt op een correcte en passende manier geļnformeerd is over de voorgenomen medische handelingen of behandelingen en de daaraan verbonden gevaren en voordelen, alsook over alternatieve therapeutische of palliatieve mogelijkheden;
2ŗ de vooraf goed geļnformeerde patiėnt zijn vrije toestemming heeft gegeven tot de voorgenomen medische handeling of behandeling;
3ŗ minstens een andere arts is geraadpleegd;
4ŗ de door de patiėnt aangewezen vertrouwenspersoon of zijn naaste familie, voor zover dat mogelijk is, op de hoogte zijn gebracht van de voorgenomen beslissing en de gelegenheid hebben gekregen hun mening te kennen te geven.
In voorkomend geval raadpleegt de arts de leden van het verplegend team of van het palliatief team die de patiėnt begeleiden.
Is de patiėnt niet in staat zijn wil te kennen te geven, dan moet de arts bovendien rekening houden met diens eerder te kennen gegeven wensen.
Artikel 76bis, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek is mede van toepassing. »
Verantwoording
A. Het gaat hier over beslissingen om een behandeling te staken of niet uit te voeren (dit wordt wel eens passieve euthanasie genoemd), beslissingen om de therapie geleidelijk te verminderen en behandelingen die als niet-bedoeld neveneffect het leven van de patiėnt kunnen verkorten (handelingen die soms ten onrechte indirecte actieve euthanasie worden genoemd) bij patiėnten die in een stervensfase verkeren.
Volgens de auteurs van het subamendement moeten de woorden « die het leven kunnen verkorten » op alle beslissingen slaan, en niet enkel op het laatste geval (pijnbestrijding). Deze woorden drukken beter uit dat er een verschil is tussen deze beslissingen en de beslissing om (directe) actieve euthanasie te plegen.
B. Het tweede lid wordt geamendeerd om de rechten van de patiėnt te vrijwaren. Er wordt in verduidelijkt dat, als de patiėnt niet meer in staat is zijn wil te kennen te geven, de arts dan rekening moet houden met diens eerder te kennen gegeven wensen. Het raadplegen van ten minste één andere arts, ook als de patiėnt nog bij volle bewustzijn is, beantwoordt aan artikel 97 van de huidige Code van medische plichtenleer. De arts is niet verplicht het verplegend team of het palliatief team te raadplegen. De mening van het palliatief team kan in sommige gevallen wel nuttig zijn, bijvoorbeeld bij behandelingen om pijn te bestrijden, die als ongewild neveneffect het overlijden kunnen bespoedigen of bij behandelingen om het levenseinde te verzachten, als een therapie wordt gestaakt of niet wordt begonnen.
Clotilde NYSSENS. |
(Subamendement op amendement nr. 95 van de heer Galand)
Art. 2
In de voorgestelde aanvulling de woorden « en onbehandelbaar » invoegen tussen het woord « uitzichtloos » en het woord « lijden ».
Hugo VANDENBERGHE. Ingrid van KESSEL. Mia DE SCHAMPHELAERE. |
(Subamendement op amendement nr. 101)
Art. 2
In de Franse tekst van dit artikel het woord « intentionnnellement » vervangen door het woord « sciemment ».
Verantwoording
« Sciemment » is volgens het Juridisch woordenboek in vele wetteksten in het Nederlands weergegeven als « opzettelijk ». Dit geeft mijns inziens hier correct weer, wat « sciemment » bedoelt en is duidelijker dan « bewust ». Dit laatste houdt in dat ook andere handelingen bij het levenseinde (HALP) als euthanasie zouden kunnen beschouwd worden.
Patrik VANKRUNKELSVEN. |
(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)
Art. 3
In het voorgestelde artikel 3, § 1, tweede streepje, de woorden « het verzoek uitdrukkelijk, vrijwillig, ondubbelzinnig, weloverwogen, herhaald en duurzaam is » vervangen door de woorden « het verzoek vrijwillig, overwogen, herhaald is ».
Verantwoording
De terminologie « uitdrukkelijk, ondubbelzinnig, duurzaam » is overbodig bij de vermelding van het « vrijwillig, overwogen, herhaald » karakter van het verzoek der patiėnt, maar de interpretatie kan aanleiding geven tot juridische disputen en kan slechts bewezen worden door getuigenissen waar telkens de privacy in gedrang komt. Hierbij dient trouwens te worden rekening gehouden met het probleem van de privacy voor de patiėnt en de complexiteit van de notulering der procedures in het medisch dossier voor de arts.
Bij een euthanasieverzoek van een handelingsbekwame patiėnt bij bewustzijn wordt de arts geconfronteerd met :
medisch probleem : « de uitzichtloze situatie van een ongeneeslijke ziekte »,
moreel probleem : « het ondraaglijk lijden »,
juridisch probleem.
Alle elementen van de euthanasiehandelingen zijn gedetailleerd genoteerd. Elke onvolledigheid kan bezwarend zijn voor de arts. Elke foutieve beoordeling, elk niet-meegedeeld element, elke tekortkoming zou de euthanasiehandeling kunnen kwalificeren als misdaad.
De euthanasiewet zou niet nodeloos complex mogen zijn maar uitvoerbaar en humaan. De arts, die bij de uitoefening van zijn beroep de vereiste zorgvuldigheid betracht, hoort naar de opvattingen van het wetsvoorstel niet strafbaar te zijn. Dat is het uitgangspunt van ons denken. De arts moet uit de positie van criminalisering worden ontheven. De arts moet kunnen worden aangesproken op de grondslag van wat daadwerkelijk in het geding is. In geval van overmatige strafrechterlijke risico's is begrijpelijk dat niet ingegaan wordt op gerechtvaardigde verzoeken van patiėnt voor euthanasie of dat euthanasie niet aangegeven wordt.
(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)
Art. 3
In het voorgestelde artikel 3, § 3, 1ŗ, de woorden « de patiėnt volledig inlichten over alle aspecten van zijn gezondheidstoestand » vervangen door de woorden « de patiėnt inlichten over zijn gezondheidstoestand ».
Verantwoording
De patiėnt inlichten over zijn gezondheidstoestand :
« Volledige » inlichtingen over « alle » aspecten van de gezondheidstoestand zijn een praktische onmogelijkheid. De arts geeft zijn informatie zo goed als hij kan, de patiėnt interpreteert deze informatie zo goed als hij kan.
Zie eveneens de verantwoording bij amendement nr. 105.
Jan REMANS. Jeannine LEDUC. Jacinta DE ROECK. Philippe MAHOUX. Philippe MONFILS. Myriam VANLERBERGHE. Patrik VANKRUNKELSVEN. |
(Subamendement op amendement nr. 94 van de heer Vandenberghe c.s.)
HOOFDSTUK Iter (nieuw)
Aan het voorgestelde artikel 2ter volgende wijzigingen aanbrengen :
A. De woorden « § 1 » invoegen voor het eerste lid.
B. Het artikel aanvullen als volgt :
« § 2. Elke patiėnt kan schriftelijk, op de wijze die hij passend acht, richtlijnen opstellen over de toepassing van de in § 1 bedoelde beslissingen en elke andere medische handeling, met uitzondering van het opzettelijk actief levensbeėindigend handelen, voor het geval hij zelf niet meer in staat zou zijn zijn wensen kenbaar te maken. Dit document heeft voor de behandelende arts geen bindende waarde, en kan slechts in rekening worden genomen in zoverre deze richtlijnen van recente datum zijn en werden opgesteld op een ogenblik waarop de patiėnt de draagwijdte en het verloop van zijn ziekte ten volle kan inschatten.
§ 3. Onverminderd de toepassing van § 1, bepaalt de Orde der geneesheren op uniforme wijze de voorwaarden waaronder het staken of nalaten van een medische behandeling, het afbouwen van een therapie of een naar huidig medisch inzicht verantwoorde handeling van pijnbestrijding met levensverkortend gevolg, volgens de laatste stand van de genees- en verpleegkunde, kunnen worden toegepast. »
Verantwoording
1. Met betrekking tot § 2 :
Bijna alle getuigen waren het er in de hoorzittingen over eens dat een wilsverklaring een belangrijk element kan zijn bij het nemen van medische beslissingen bij het levenseinde, ingeval de patiėnt niet meer in staat is zijn wil kenbaar te maken; de wilsverklaring werd evenwel vooral nuttig geacht bij behandelings- en beleidsopties die voor de dagelijkse palliatieve en terminale zorg van veel groter belang zijn. Wil de patiėnt nog kunstmatige voeding of vochttoediening ? Wil de patiėnt in de terminale fase nog reanimatie of kunstmatige ventilatie ? Wil de patiėnt dat de artsen elke mogelijke therapie alsnog blijven toepassen ?
De wilsbeschikking kan aldus dienen als middel tot communicatie tussen patiėnt, familie en hulpverleners (Van den Eynden). In dezelfde lijn ligt het idee van het « protocole de détresse », zoals dit toegepast wordt onder meer voor de eerstelijnsverzorging en de thuisverzorging (Cambron-Diez). Dit « protocole de détresse » biedt transparantie en zekerheid voor de patiėnt in crisissituaties, en is richtlijn voor geneesheer en verplegend personeel.
Om deze reden dient bepaald dat de patiėnt schriftelijke richtlijnen kan opstellen over de toepassing van de principieel toegelaten medische handelingen, voor hijzelf niet meer in staat zou zijn zijn wensen kenbaar te maken.
Evenwel kan deze wilsverklaring geenszins een juridisch verbindende kracht in hoofde van de arts betekenen, en kan ze evenmin gebruikt worden met betrekking tot het verzoek van actieve levensbeėindiging.
Is een patiėnt onbekwaam, dan moet immers aan de plicht van de Staat om het leven te beschermen onvoorwaardelijk voorrang worden verleend.
Het derde voorstel van het advies van het Raadgevend Comité voor bio-ethiek bepaalde :
« Het wettelijk verbod van doodslag is een essentiėle karakteristiek van de rechtsstaat. Ook al is er een voorafgaande wilsverklaring waarin om levensbeėindiging wordt gevraagd, op dit verzoek bij wilsonbekwamen mag nooit worden ingegaan, ook omdat een voorafgaande wilsverklaring nooit een concrete noodtoestand kan omschrijven. De eminente waarde van het leven is de natuurlijke grondslag van alle rechten van de menselijke persoon. De medische praktijk heeft een breed arsenaal van mogelijkheden om adequaat in te gaan op probleemsituaties met wilsonbekwame patiėnten. Dit alles kan gebeuren in een open klimaat van communicatie met de (eventuele) vertrouwenspersoon en de naastbestaanden, alsook met het verzorgend team, waarbij uiteraard eventueel vroeger uitgedrukte wensen van de patiėnt ernstig in overweging worden genomen. De uiteindelijke beslissing berust bij de arts, maar het moet steeds een uitdrukking zijn van verantwoordelijkheid, zorg en nabijheid bij de wilsonbekwame terminale patiėnt. Vooraf neergelegde wilsverklaringen kunnen echter nooit de complexiteit van het « hier en nu » vatten noch een dwingende gedragscode opleggen omtrent onvoorzienbare situaties. De creativiteit van de zorg wordt in het dagelijks medisch handelen steeds weer getoetst aan de wisselvalligheid van het bestaan. Een waarachtige democratie impliceert dat niemand mag oordelen over de waarde van het leven van anderen. Het algemeen verbod op levensbeėindiging bij wilsonbekwamen is een conditio sine qua non om de rechten van de zwaksten in onze samenleving te vrijwaren en dus eigenlijk ook de democratische grondwaarden van onze samenleving te beschermen. »
Het amendement bepaalt dus dat de wilsverklaring van recente datum dient te zijn, en opgesteld op een ogenblik waarop de patiėnt de draagwijdte en het verloop van zijn ziekte ten volle kan inschatten. Bovendien dienen de inhoudelijke toelaatbaarheidsvoorwaarden die gelden bij het opzettelijk levensbeėindigend handelen op verzoek te worden nageleefd, in die zin dat het moet gaan om een patiėnt die zich in een medisch uitzichtloze terminale situatie bevindt.
3. Met betrekking tot § 3 :
Het derde voorstel van het advies van het Raadgevend Comité voor bio-ethiek en de hoorzittingen wezen uit dat de problematiek van de euthanasie en enig regulerend optreden hieromtrent noodzakelijk dient te worden benaderd in het perspectief van alle andere medische beslissingen bij het levenseinde.
Ook palliatieve zorgen kennen hun grenzen, en in de hoorzittingen werd soms gewag gemaakt van « palliatieve hardnekkigheid ». Inderdaad, palliatieve zorgen sluiten bepaalde medische handelingen bij het levenseinde niet uit. Patiėnten wensen bovendien beschermd te worden tegen therapeutische hardnekkigheid waarbij hun visie wordt veronachtzaamd.
In de hoorzittingen werd onder meer door professor Schotsmans en dokter Van den Eynden gepleit om bovenop de beschermingsvoorwaarden voor patiėnten met betrekking tot deze medische beslissingen bij het levenseinde (MBL) ook een regulering te voorzien door richtlijnen en codes te uniformiseren. Waar professor Vanneste en dokter Vandeville hierbij opteren om deze codes wettelijk verplicht op te leggen, meent de heer Adams dat « als men onder het reguleren van de MBL's verstaat dat nieuwe wetgeving dit onderwerp eveneens extensief moet verdisconteren, inclusief een justitiėle handhavingsregeling, men op het verkeerde pad is terecht gekomen ».
Inderdaad is een repressief controlesysteem niet wenselijk, zolang er geen aanwijzingen zijn die een algemeen wantrouwen in de artsenstand rechtvaardigen. Het is essentieel dat het vertrouwen in de arts ook in deze omstandigheden wordt bestendigd : om die reden is het aan de beroepsgroep van de artsen om deze regulering, mits inachtneming van de patiėntenrechten, door de medische deontologie vorm te geven. Deze opdracht dient in de wet te worden ingeschreven, opdat de voorwaarden voor medische beslissingen die een waardig levenseinde moeten verzekeren nader zullen worden gepreciseerd.
Hugo VANDENBERGHE. Mia DE SCHAMPHELAERE. Ingrid van KESSEL. |
(Subamendement op amendement nr. 107 van de heer Vandenberghe c.s.)
HOOFDSTUK Iter (nieuw)
In het voorgestelde § 3, de woorden « Orde der geneesheren » vervangen door de woorden « Koninklijke Academie voor geneeskunde ».
Hugo VANDENBERGHE. Ingrid VAN KESSEL. Mia DE SCHAMPHELAERE. |