2-548/1

2-548/1

Belgische Senaat

ZITTING 2000-2001

13 OKTOBER 2000


Wetsvoorstel betreffende de uitbreiding van het gemeentelijk stemrecht en het recht om verkozen te worden tot de niet-Europese onderdanen die in België verblijven

(Ingediend door de heer Frans Lozie en mevrouw Marie Nagy)


TOELICHTING


Artikel 8 van de Grondwet, dat werd herzien op 11 december 1998 (Belgisch Staatsblad van 15 december 1998) strekt tot invoering van het beginsel dat, in verband met de uitoefening van de politieke rechten, kan worden afgeweken van de nationaliteitsvereiste. Het derde lid van dat artikel stelt de wetgever in staat het stemrecht te regelen van burgers van de Europese Unie die niet de Belgische nationaliteit hebben, overeenkomstig de internationale en supranationale verplichtingen van België.

De wet van 27 januari 1999 heeft ervoor gezorgd dat de onderdanen van de Europese Unie vandaag actief en passief kiesrecht bezitten bij de gemeenteraadsverkiezingen. Op die manier heeft België na jarenlang getalm en getouwtrek zijn nationale wetgeving afgestemd op artikel 19 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (ex-artikel 8B van het Verdrag van Maastricht ­ 7 februari 1992). Dat artikel bepaalt ontegensprekelijk dat iedere Europese burger, in de lidstaat waar hij verblijft, actief en passief kiesrecht bezit bij de gemeenteraadsverkiezingen, « onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die Staat ».

In het vierde lid van artikel 8 van de Grondwet wordt voorts gepreciseerd dat het stemrecht door de wet kan worden uitgebreid tot de in België verblijvende niet-Europese Unie onderdanen, onder de voorwaarden en op de wijze door die wet bepaald. Op grond van de overgangsbepaling kan een dergelijke wet niet worden aangenomen vóór 1 januari 2001.

België heeft de burgers van de Europese Unie dus actief en passief stemrecht gegeven, maar heeft de toekenning van dat fundamentele recht aan niet-Europese-Unie-onderdanen uitgesteld, ook al verblijven die soms al verschillende jaren in België. Concreet betekent een en ander dat tien procent van de volwassen bevolking niet betrokken wordt bij onze democratische instellingen. Die tien procent zijn zeer ongelijk over het grondgebied verspreid. In een stad als Brussel blijft één volwassene op vier verstoken van enige controlemogelijkheid op de eigen bestuurslieden. In sommige gemeenten is sprake van een echt democratisch deficit. Hoewel ook die burgers belastingen betalen en een beroep doen op de openbare dienstverlening, het onderwijs, de culturele accommodatie enzovoort, hebben zij niet het recht zich uit te spreken over het begrotingsbeleid of de algemene beleidslijnen.

Het vraagstuk van het stemrecht voor de niet-Belgen wordt vaak in verband gebracht met de procedures voor naturalisatie en verwerving van de nationaliteit, die bij de wetten van 1 maart 2000 (Belgisch Staatsblad van 5 en 6 april 2000) zijn herzien en vereenvoudigd. Volgens die opvatting zal op termijn al wie een tijd in België verblijft, de Belgische nationaliteit verwerven. Om die mensen aan te zetten tot actief burgerschap volstaat het echter niet de procedures voor verwerving van de nationaliteit en naturalisatie te vereenvoudigen, omdat dat voor sommigen zou betekenen dat zij afstand moeten doen van hun oorspronkelijke nationaliteit. Voor velen kan daarvan geen sprake zijn, behalve wanneer zij er om beroepsredenen niet onderuit kunnen, of wanneer zij om een of andere reden genoodzaakt zijn deel te nemen aan het vrij verkeer van personen binnen de Europese ruimte.

Tal van vreemdelingen, met name die van de eerste of de tweede generatie, onderhouden nog steeds nauwe affectieve, culturele, religieuze of gevoelsmatige banden met het land van oorsprong, ook al wonen zij al lang en voorgoed in België. De dubbele nationaliteit zou dit probleem deels kunnen oplossen maar is slechts mogelijk via akkoorden tussen individuele Staten onderling. Noch voor Europa, noch op internationaal vlak is dit op het ogenblik een prioriteit.

Politieke rechten toekennen is niet onverenigbaar met een procedure tot verwerving van de nationaliteit. Een en ander werkt een volwaardig en allesomvattend burgerschap precies in de hand. In dat verband kan de toekenning van stemrecht bij de gemeenteraadsverkiezingen worden beschouwd als een bijkomende stap naar meer erkenning en integratie van die bevolkingsgroepen.

Overeenkomstig de Grondwet strekt dit wetsvoorstel ertoe op gemeentelijk vlak actief en passief stemrecht toe te kennen aan de niet-Europese onderdanen die sinds ten minste vijf jaar op ons grondgebied verblijven.

De jongste gemeenteraadsverkiezingen, waaraan de Europese burgers mochten deelnemen, tonen aan dat die electorale participatie mogelijk is. Er zij evenwel op gewezen dat de verplichte voorafgaande inschrijving op de kiezerslijsten terzake duidelijk belemmerend heeft gewerkt en heeft geleid tot een feitelijke ongelijkheid tussen de Europese en de Belgische kiezers, alsook tussen de Europese onderdanen onderling. De informatieverstrekking aan hun adres verschilde sterk van gemeente tot gemeente, afhankelijk van de belangstelling van de plaatselijke overheid voor dat vraagstuk.

Een aantal Europese kiezers heeft een klacht ingediend, omdat zij niet onder dezelfde voorwaarden konden stemmen als de nationale onderdanen, wat indruist tegen de geest van het Verdrag van Maastricht. In het licht van die negatieve ervaringen vinden wij dat iedereen, inzake actief en passief kiesrecht, aan dezelfde voorwaarden moet worden onderworpen. Wij stellen dan ook voor artikel 1bis van de gemeentekieswet op te heffen. Mensen met de Belgische nationaliteit, Europese onderdanen, alsook sinds ten minste vijf jaar wettig in België verblijvende niet-Europeanen, zullen dus automatisch op de kiezerslijsten worden ingeschreven, overeenkomstig de in artikel 1 vastgelegde criteria.

De indieners zien dit wetsvoorstel als een eerste stap naar een ruimere democratische participatie op gemeentelijk vlak. Eveneens met de bedoeling de democratie en de participatie van de burgers te verruimen, lijkt het ons noodzakelijk het actief en passief kiesrecht voor vreemdelingen die sinds vijf jaar in België verblijven, uit te breiden tot de provincieraadsverkiezingen, de gewestraadsverkiezingen en de Europese parlementsverkiezingen. Ook de nationaliteitsvereiste om zitting te mogen hebben in de OCMW-raad, moet volgens ons worden afgeschaft. Blijft dan nog het vraagstuk van de uitoefening van het burgemeester- en het schepenambt. Een dergelijke uitbreiding van het stem- en het verkiesbaarheidsrecht levert voor elke assemblee specifieke problemen op. Daarom stellen wij voor een en ander per kiesniveau te regelen via specifieke wetsvoorstellen.

Tal van Europese landen hebben al lang een ruimere inhoud gegeven aan het algemeen stemrecht (dat dus ook betrekking heeft op de niet-onderdanen). België speelt op dat vlak hoegenaamd geen voortrekkersrol.

De ontwikkeling van Europa verdringt dan weer het vraagstuk van de nationale identiteit naar de achtergrond. Morgen zullen alle Europeanen dezelfde munt gebruiken : de euro. Onafwendbaar evolueren we naar een Europees burgerschap. Wij kunnen het ons daarbij niet veroorloven een grote groep medeburgers in de kou te laten staan, gewoon omdat zij toevallig zijn geboren in een land dat niet tot de Europese Unie behoort.

Wij zijn ervan overtuigd dat dit wetvoorstel ­ bescheiden qua streefdoel maar ambitieus door de draagwijdte van de wetgevende hervorming die erin is vervat ­ een volwaardig en allesomvattend burgerschap dichterbij brengt. Het is immers de bedoeling inhoud te geven aan het meest fundamentele democratische recht : dat om te stemmen en zich verkiesbaar te stellen.

Frans LOZIE.
Marie NAGY.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 1 van de gemeentekieswet van 4 augustus 1932, gewijzigd bij de wetten van 1 juli 1969, 26 juni 1970, 9 juni 1982 en 16 juli 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º paragraaf 1 wordt vervangen door de volgende bepaling :

« § 1. Om gemeenteraadskiezer te zijn, moet men :

1º Belg zijn, onderdaan van een andere lidstaat van de Europese Unie of ten minste vijf jaar in België verblijven;

2º de volle leeftijd van achttien jaar hebben bereikt;

3º in de bevolkingsregisters van de gemeente ingeschreven zijn;

4º zich niet bevinden in één van de gevallen van uitsluiting of schorsing bepaald bij het Kieswetboek.

Voor de toepassing van het eerste lid worden de niet-Belgische onderdanen van de Europese Unie die in de bevolkingsregisters staan vermeld, geacht te voldoen aan de in 3º van dat lid bedoelde voorwaarde. »;

2º in § 3 wordt het eerste lid vervangen door de volgende bepaling :

« De kiezers die tussen de datum waarop de kiezerslijst wordt afgesloten en de dag van de verkiezing niet langer in België verblijven, worden van de kiezerslijst geschrapt. »

Art. 3

Artikel 1bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 januari 1999, wordt opgeheven.

Art. 4

In artikel 3 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 16 juli 1993, 11 april 1994 en 27 januari 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het tweede lid, punt 1, worden de woorden « in de artikelen 1, § 1 en 1bis » vervangen door de woorden « in artikel 1, § 1, »;

2º in het derde lid wordt de tweede zin vervangen door de volgende zin :

« Voor de niet-Belgische kiezers wordt de nationaliteit vermeld op de kiezerslijst. »

Art. 5

In artikel 23, § 1, achtste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 5 juli 1976, 9 juni 1982, 2 augustus 1988, 16 juli 1993, 11 april 1994, 24 mei 1994, 10 april 1995 en 27 januari 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in de inleidende volzin worden de woorden « van de Europese Unie » weggelaten;

2º in 1º en 2º worden de woorden « van de Europese Unie » telkens weggelaten.

Art. 6

In artikel 26, § 2, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 5 juli 1976, 9 juni 1982, 2 augustus 1988, 16 juli 1993, 24 mei 1994 en 27 januari 1999, worden de woorden « van de Europese Unie » weggelaten.

Art. 7

In artikel 65 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 16 juli 1993 en 27 januari 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het eerste lid worden de woorden « of artikel 1bis » weggelaten;

2º in het tweede lid wordt het 2º vervangen door de volgende bepaling :

« 2º de onderdanen van vreemde nationaliteit die ten gevolge van een individuele burgerrechtelijke of een strafrechtelijke beslissing in hun Staat van herkomst ontheven zijn van het recht om gekozen te worden krachtens het recht van die Staat. »

Art. 8

In artikel 71 van de nieuwe gemeentewet, gewijzigd bij de wetten van 21 maart 1991, 16 juli 1993, 11 juli 1994 en 27 januari 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het eerste lid, 9º, worden de woorden « van een andere lidstaat van de Europese Unie » vervangen door de woorden « van een andere Staat »;

2º het tweede lid wordt vervangen door de volgende bepaling :

« De bepalingen van het eerste lid, 1º tot 8º, zijn eveneens van toepassing op de onderdanen van vreemde nationaliteit die in België verblijven voor de uitoefening in een andere Staat van ambten die gelijkwaardig zijn aan die bedoeld in deze bepalingen. »

Art. 9

In artikel 72 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 januari 1999, wordt het tweede lid vervangen door het volgende lid :

« Wat het mandaat van schepen betreft, zijn de bepalingen van het eerste lid eveneens van toepassing op de onderdanen van vreemde nationaliteit die in België verblijven voor de uitoefening in een andere Staat van ambten die gelijkwaardig zijn aan die bedoeld in deze bepalingen. »

Art. 10

Deze wet treedt in werking op 1 januari 2002, met uitzondering van artikel 8, dat in werking treedt op de tweede zondag van oktober 2006.

Frans LOZIE.
Marie NAGY.