2-29 | 2-29 |
De voorzitter. - Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming)
Mevrouw Meryem Kaçar (AGALEV). - De beslissing van de Europese Raad van Helsinki van 10 en 11 december 1999 waarbij Turkije aanvaard werd als een kandidaat-lidstaat, was eigenlijk nog een gevolg van de associatieakkoorden van 1966 tussen Turkije en de Europese Gemeenschap.
Het is verheugend dat aan Turkije dezelfde criteria worden opgelegd die gelden voor de andere kandidaat-lidstaten, namelijk de criteria van Kopenhagen. Deze beslissing zal het democratiseringsproces in Turkije bevorderen. In het kader van de toetredingsstrategie zullen de beoogde hervormingen in Turkije worden gestimuleerd en ondersteund. Dit houdt zowel politieke als economische hervormingen in, die rekening zullen moeten houden met de rechten van minderheden en met de mensenrechten. Deze procedure zal de democratische hervormingsgezinden meer slagkracht geven om de noodzakelijke hervormingen uit te voeren. Daarom is het van groot belang dat wij Turkije een duidelijke boodschap geven die de argumenten van de anti-Westerse oppositie uitholt. Het doorslaggevende argument van deze groep was de nadelige toepassing van de douane-unie ten opzichte van Turkije.
Dat Turkije de eisen van de Europese Unie ernstig neemt, blijkt uit het publieke debat over de afschaffing van de doodstraf. Het parlement wacht op de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens om een beslissing te nemen over de uitvoering van de doodstraf van Öcalan.
Kan de minister mij meedelen welke strategie de Europese Unie zal volgen bij de toetredingsonderhandelingen met Turkije? Welke inspanningen zal de Belgische regering in dat kader doen? Is nu al geweten hoe lang het zal duren vooraleer Turkije als volwaardig lid tot de Europese Unie kan toetreden? De conclusies van de Europese Raad van Helsinki vermelden "...de invoering van een partnerschap voor de toetreding op basis van eerdere conclusies van de Europese Raad, dat de prioriteiten bevat waarop de toetredingsvoorbereidingen toegespitst moeten zijn in het licht van de politieke, economische en de verplichtingen van de lidstaat, in combinatie met een nationaal programma voor de aanneming van het acquis. Er zullen passende controlemechanismen worden ingesteld". Hoe zullen deze controlemechanismen eruit zien? Is er al een concrete invulling?
Mevrouw Gerda Staveaux-Van Steenberge (VL. BLOK). - Naar aanleiding van het promoveren van Turkije tot kandidaat-lidstaat van de Europese Unie door de Europese Raad van Helsinki op 10 en 11 december 1999 verklaarde de minister van Buitenlandse Zaken dat de eerbiediging van de mensenrechten en van de rechten van de minderheden, vooral van het Koerdische volk, hem bekommerden. Hij verklaarde dat Turkije, alvorens de toetredingsonderhandelingen te kunnen aanvatten, in elk geval de criteria van Kopenhagen moet naleven. Dit veronderstelt respect voor de mensenrechten en het verlenen van culturele autonomie aan de Koerden. De minister was ook van oordeel dat de toekenning van het statuut van kandidaat-lidstaat van de Europese Unie Turkije ertoe zal aanzetten werk te maken van het respect voor de mensenrechten en van de vrijwaring van de rechten van minderheidsgroepen.
Op 20 januari 2000, amper een maand na het cadeau aan Turkije, meldde Amnesty International dat 13 lichamen waren opgegraven en dat de ontvoeringen van Koerden door de islamitische Hizbullah blijven doorgaan. Tussen eind november en 29 december jongstleden verdwenen negen Koerden wegens hun politieke en godsdienstige overtuiging. De Turkse autoriteiten leggen de verantwoordelijkheid bij de islamitische gewapende groepering Hizbullah, die actie voert tegen gematigde islamieten. Op 17 januari jongstleden vond er in Istanboel tussen de politie en drie personen een gewelddadig incident plaats, waarbij een belangrijke leider van de gewapende vleugel van de Hizbullah werd gedood. Meer informatie over de omstandigheden van dit incident werd door de Turkse overheid niet gegeven.
Dit zijn niet mijn woorden, maar die van Amnesty International. Deze organisatie schetst bovendien een historische achtergrond van Hizbullah en vermeldt dat uit rapporten blijkt dat de gewapende vleugel van Hizbullah samenwerkt met sommige delen van de Turkse veiligheidsdiensten. Nochtans zou Turkije de eisen van de Europese Unie ernstig nemen, want de Turkse minister van Buitenlandse Zaken verklaarde dat Turkije bereid is de Koerdische radio- en televisieprogramma's toe te staan. Hij werd echter onmiddellijk door de Hoge Raad van de Veiligheid van de Staat terechtgewezen: hij had de grondwet overtreden en kon worden vervolgd wegens Koerdische sympathieën.
Dat een deel van Cyprus nog steeds op onrechtmatige wijze door Turkije wordt bezet, wordt nergens vermeld. De Belgische regering heeft zich hiertegen nochtans altijd verzet. Kan de minister mij meedelen wat de houding van de Belgische regering is inzake de blijvende bezetting van Cyprus door Turkije? Hoever staan de onderhandelingen tussen Turkije en Griekenland betreffende Cyprus?
Welke acties zal de Belgische regering ondernemen om de Turkse overheden ertoe aan te zetten het verband te onderzoeken tussen de verdwijning van verschillende Koerden door de islamitische gewapende organisatie Hizbullah en de opgraving van tien lichamen op 19 januari 2000 te Istanboel en van drie lichamen op 20 januari 2000 te Ankara? Hoe zal de Belgische regering reageren indien de Turkse overheid dit onderzoek weigert te voeren? Zal de Belgische regering dan de toetreding van Turkije tot de Europese Unie blijven steunen?
Is de Belgische regering niet van oordeel dat de Turkse overheid zich moet distantiëren van de gewapende islamitische Hizbullah als teken dat ze het ernstig meent met het respect voor de mensenrechten?
De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Welke strategie zal de Europese Unie voeren tijdens toetredingsonderhandelingen met Turkije? Welke inspanningen zal de Belgische regering in dat verband leveren?
De Europese Raad heeft in Helsinki beslist dat Turkije een kandidaat-lidstaat is, voorbestemd om tot de Unie toe treden op grond van dezelfde criteria als die welke voor de andere lidstaten gelden. Laat er nochtans geen misverstand over bestaan dat de status van kandidaat-lidstaat nog geen onderhandelingen over de toetredingsvoorwaarden impliceert. In het verleden heeft de Unie steeds strikt toegezien op het respecteren van de politieke criteria vastgelegd in Kopenhagen. Met geen enkel kandidaat-lidstaat worden toetredingsonderhandelingen aangeknoopt als de Unie er niet van overtuigd is dat aan de politieke criteria wordt voldaan. België heeft het verlenen van de status van kandidaat-lidstaat aan Turkije gesteund, maar ziet dit in de eerste plaats als een aansporing voor Turkije om op de ingeslagen weg van democratisering en eerbiediging van de mensenrechten en van de minderheden verder te gaan. Op dit ogenblik is het nog te vroeg om te voorspellen wanneer de toetredingsonderhandelingen met Turkije kunnen starten.
Op de vraag of er reeds geweten is wanneer de onderhandelingen zullen plaatshebben en hoe lang ze zullen duren, moet ik het antwoord schuldig blijven. Vandaag valt immers moeilijk te voorspellen tegen welk tempo Turkije de nodige hervormingen zal doen om zich voor te breiden op het lidmaatschap.
Net zoals de vraagstelster verheug ik mij erover dat radio- en televisieprogramma's in het Koerdisch worden toegestaan. De Commissie stelde in oktober 1999 echter vast dat "...ernstige lacunes blijven bestaan op het vlak van de mensenrechten en de bescherming van de minderheden. Marteling, ook al gebeurt het niet systematisch, blijft een wijdverbreide praktijk en de vrijheid van meningsuiting wordt regelmatig beperkt door de overheid. De Nationale Veiligheidsraad blijft een sleutelrol spelen in het Turkse politieke leven."
Het afgelopen jaar werden er beslissingen genomen om aan deze bezwaren tegemoet te komen, maar het is nog te vroeg om te oordelen in hoeverre aan de politieke criteria van Kopenhagen wordt voldaan. De Belgische regering hoopt dat de status van kandidaat-lidstaat ertoe zal bijdragen dat het democratiseringsproces sneller verloopt en dat de Europese Unie daarin een actieve en constructieve rol kan spelen. Vergeten we toch ook niet dat het lidmaatschap een heel ruim gamma van verplichtingen bevat, waarvoor Turkije, net als alle andere kandidaat-lidstaten ingrijpende hervormingen zal moeten uitvoeren. Zo zijn er op het economische vlak hervormingen noodzakelijk om tot een duurzame macro-economische stabiliteit te komen. De verklaring van de Turkse premier Eçevit tijdens de Europese Raad van Helsinki, dat Turkije de wenselijke hervormingen sneller dan algemeen wordt verwacht tot een goed einde zal brengen, is alleszins verheugend.
In overeenstemming met verordening 622/98 wordt voor elke kandidaat-lidstaat een partnerschap voor toetreding ingesteld. Dit partnerschap omvat de prioriteiten voor de voorbereiding van de toetreding en de financiële middelen om de kandidaat-lidstaten te helpen bij de tenuitvoerlegging van die prioriteiten. Het voorstel terzake van de Commissie wordt door de Raad met een bijzondere meerderheid aangenomen. De voorbereidingen zijn op het ogenblik aan de gang en de Commissie zal in oktober 2000 een partnerschap voor de toetreding van Turkije aan de lidstaten voorleggen. De Europese Raad voorziet daarenboven in het instellen van passende controlemechanismen. Er liggen vandaag nog geen voorstellen hiervoor op tafel. De jaarlijkse Commissierapporten over de door elke kandidaat geboekte vooruitgang zullen in elk geval een belangrijke rol blijven spelen. In het kader van communautaire programma's zal de politieke dialoog en de samenwerking met Turkije intenser en sterker worden. Dit zal de wederzijdse contacten en de kennis van de Turkse samenleving bevorderen.
Net als mevrouw Kaçar hoop ik dus dat de beslissingen van de Top van Helsinki de Turks-Europese relaties nieuw leven zullen inblazen. België zal in de Raad ervoor pleiten dat de Europese Unie zonder dralen een aangepaste toetredingsstrategie voor Turkije uitwerkt. Tot zover mijn antwoord aan mevrouw Kaçar.
Dan kom ik bij de vragen van mevrouw Staveaux. België heeft de Turkse inval in Cyprus steeds veroordeeld en heeft de in 1983 opgerichte Turkse republiek van Noord-Cyprus nooit erkend. Ik wijs erop dat niet Griekenland en Turkije over een oplossing van het probleem onderhandelen, maar wel de Griekse en de Turkse gemeenschappen op Cyprus onder de auspiciën van de Verenigde Naties.
Wij hebben de Turkse overheid tijdens al onze contacten gewezen op het belang van het respect voor de mensenrechten en wij zullen dit in de toekomst blijven doen. Ons land heeft steeds elke vorm van terrorisme in Turkije veroordeeld, van welke kant het ook kwam. De Europese Unie verleende Turkije op de Top van Helsinki van december 1999 het statuut van kandidaat-lidstaat. Van een toetreding kan pas sprake zijn als aan een aantal strikte voorwaarden wordt voldaan, onder andere ook inzake mensenrechten. Natuurlijk zal Turkije duidelijk moeten aantonen dat het inspanningen doet. De huidige acties tegen de Hizbullah wijzen er mijns inziens op dat de Turkse regering van plan is schoon schip te maken met deze organisatie.
Mevrouw Meryem Kaçar (AGALEV). - Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik meen dat Turkije in zijn democratiseringsproces zeker Europese steun zal kunnen gebruiken. Ik zal de inspanningen van Europa, en van België in het bijzonder, op de voet volgen.
De voorzitter. - Mevrouw Staveaux-Van Steenberge heeft een motie ingediend die luidt:
ĞDe Senaat,
Gehoord de vraag om uitleg van mevrouw Staveaux-Van Steenberge over de kandidatuur van Turkije voor het lidmaatschap van de Europese Unie;
Gehoord het antwoord van minister Michel op deze vraag;
Gelet op de recente schendingen van de mensenrechten in Turkije;
Gelet op het feit dat Turkije nog steeds op onrechtmatige wijze een deel van Cyprus bezet;
Gelet op het feit dat het Koerdische volk in Turkije geen culturele autonomie geniet;
Gelet op het feit dat fundamentele vrijheden, zoals de persvrijheid, onbestaande is in Turkije;
Gelet op het feit dat de Turkse overheid zich niet distantieert van de gewapende Islamitische militie Hizbullah;
Verzoekt de Belgische regering
De Turkse overheden ertoe aan te zetten het verband te onderzoeken tussen verdwijningen van verschillende Koerden en de opgraving van 10 lichamen op 19 januari 2000 te Istanbul en 3 lichamen op 20 januari 2000 te Ankara;
Turkije aan te manen zich te distantiëren van de gewapende Islamitische Hizbulla en werk te maken van de toepassing van de mensenrechten;
Turkije aan te zetten tot het invoeren van fundamentele rechten en vrijheden zoals de persvrijheid en de vrijheid op vergaderen
Turkije te veroordelen wegens de bezetting van een deel van Cyprus
Zich te verzetten tegen de kandidatuur van Turkije voor toetreding tot de EU.ğ
De heren Daif, Remans, Destexhe, Dubié, Lozie en Malcorps hebben een gewone motie ingediend.
- Over deze moties wordt later gestemd.
- Het incident is gesloten.