2-362/1 | 2-362/1 |
2 MAART 2000
Dit wetsvoorstel heeft tot doel het vervroegd rustpensioen voor de zelfstandigen op dezelfde manier te berekenen als voor de werknemers.
Wat is de huidige toestand ?
Voor de werknemers, zowel voor mannen als voor vrouwen, is de pensioenleeftijd vastgesteld op 65 jaar (thans 62 jaar voor de vrouwen met een trapsgewijze verhoging tot 65 jaar in 2009).
Het pensioen wordt berekend in 45sten (overgangsmaatregelen voor de vrouwen buiten beschouwing gelaten).
Elke werknemer kan vanaf 60 jaar met pensioen gaan met dien verstande dat zijn pensioen ook dan berekend zal worden in 45sten. Vervroegd met pensioen gaan wordt dus bestraft doordat de werknemer niet langer of moeilijk een volledige loopbaan van 45 jaar zal kunnen bewijzen.
Voor de zelfstandigen is de toestand vergelijkbaar : de pensioenleeftijd is 65 jaar en het pensioen wordt berekend in 45sten (overgangsmaatregelen voor de vrouwen buiten beschouwing gelaten).
Er bestaat evenwel een groot verschil wanneer het om een vervroegd rustpensioen gaat. Voor de zelfstandigen wordt het pensioen niet alleen berekend in 45sten maar wordt het rustpensioen daarenboven verminderd met 5 % per jaar dat zij eerder met pensioen gaan. Die vermindering is definitief.
De vermindering van het pensioenbedrag wanneer men vervroegd met pensioen gaat, bestond ook in de sector van de werknemerspensioenen maar werd daar jaren geleden afgeschaft.
Enkel de zelfstandigen worden tweemaal gestraft wanneer zij vervroegd met pensioen gaan :
door de berekening van het pensioen in 45sten;
door een vermindering van het pensioenbedrag met 5 % per jaar dat zij eerder met pensioen gaan.
Die dubbele straf voor de zelfstandigen en voor hen alleen, lijkt ons niet meer objectief te verantwoorden.
René THISSEN. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 30 januari 1997 betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4º, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot reorganisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, worden het tweede en derde lid opgeheven.
Art. 3
Deze wet treedt in werking op 1 januari 2001.
René THISSEN. |