(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Uw voorganger, de heer Johan Vande Lanotte, heeft op 30 september 1997, een omzendbrief uitgevaardigd waardoor het voortaan mogelijk werd dat ook een verblijfsmachtiging afgegeven wordt op basis van samenwoonst in het kader van een duurzame relatie. Voordien kon een partner met vreemde nationaliteit slechts in België verblijven wanneer hij of zij huwde met een Belg of met een in België gevestigde of tot verblijf gemachtigde vreemdeling. Samenwonenden werden hierdoor als het ware gedwongen te huwen. Bovendien was men ook tot de vaststelling gekomen dat de vreemde homoseksuele partner van een Belg of in België gevestigde vreemdeling niet in België kon verblijven op basis van deze relatie. Hierdoor werd deze bevolkingsgroep niet alleen gediscrimineerd maar bovendien werd hierdoor vaak een oneigenlijk gebruik gemaakt van andere verblijfsstatuten, volgens de omzendbrief tot schijnhuwelijken toe.
Daarom werd er in deze richtlijn voor gekozen deze personen rechtstreeks een verblijfsmachtging op basis van samenwoonst in het kader van een duurzame relatie toe te kennen mits aan een aantal strikte voorwaarden voldaan wordt. Deze voorwaarden hebben betrekking op financiële engagementen en op duurzame samenwoonst. Zo moet de partner die reeds in België verblijft ook een verbintenis tot tenlasteneming ondertekenen waarbij hij of zij zich verbindt gedurende een termijn van drie jaar en zes maanden de kosten voor verblijf, gezondheidszorgen en repatriëring van de vreemdeling ten zijne laste te nemen.
Ik verneem nu dat de vreemde partners bij hun aanvraag tot verblijfsvergunning in een Belgiisch consulaat niet alleen verzocht worden alle in de omzendbrief voorziene bewijsstukken voor te leggen, maar dat hen ook vaak blijkbaar niet altijd (?) gevraagd wordt om een medisch attest. Het zou hier om een algemene regel gaan : enkel vreemdelingen die gehuwd zijn met een Belg zouden dit attest niet moeten voorleggen.
In de vreemdelingenwet vind ik geen basis terug voor deze maatregel. Er is enkel artikel 7, 7º, van de wet dat stelt dat een vreemdeling die noch gemachtigd noch toegelaten is tot een verblijf van meer dan drie maanden bevel gegeven kan worden het rijk te verlaten indien hij of zij « aangetast » is door een bepaalde ziekte of gebrek. Er is geen vermelding die a priori een dergelijk attest vraagt aan vreemdelingen die een verblijfsvergunning aanvragen voor een verblijf van langer dan drie maanden. De maatregel moet zich dus situeren op het niveau van de uitvoeringsbesluiten en omzendbrieven.
Ik kan begrijpen dat de maatregel ingevoerd werd om te voorkomen dat oneigenlijk gebruik zou worden gemaakt van bijvoorbeeld familiehereniging met het doel een familielid hier te laten verzorgen voor één of andere ernstige kwaal. Maar het is evenzeer logisch dat in het kader van een affectieve relatie tussen twee personen, wat het huwelijk toch is, of zou moeten zijn, deze eis niet gesteld wordt. Men kan moeilijk van de Belg die terugkeert naar ons grondgebied verwachten dat hij zij vrouw in den vreemde achterlaat omdat zij bijvoorbeeld borstkanker heeft.
Het verwondert me echter ten zeerste dat deze denkwijze niet doorgetrokken werd tot de duurzaam samenwonende partners die hierdoor nu gediscrimineerd worden, alsof hun relatie minder waardevol zou zijn en het eenvoudiger zou zijn de partner achter te laten in het buitenland. En nogmaals worden de homo- en lesbiennekoppels hierdoor extra gediscrimineerd omdat zij niet kunnen huwen en alzo het probleem vermijden. Dit gaat toch in tegen de filosofie van de omzendbrief van uw voorganger !
Ik heb dan ook volgende vragen :
1. Is de huidige werkwijze, waarbij ook een medisch attest gevraagd wordt aan de vreemde partner (die niet gehuwd is), correct ? Op welke reglementering baseert zich dit ?
2. Heeft de reglementering niet tot gevolg dat samenwonenden, en in het bijzonder homoseksuele samenwonenden, andermaal gediscrimineerd worden ten opzichte van gehuwden ?
3. Is het niet mogelijk deze vereiste te schrappen aangezien zij niet alleen discriminerend maar bovendien overbodig is, vermits er ook een tenlasteneming gevraagd wordt ?
4. Wat is de actuele lijst van aandoeningen waardoor men niet mag « aangetast » zijn voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning ? Is deze lijst dezelfde als deze waar in artikel 7, 7º, van de vreemdelingenwet naar verwezen wordt ?
5. Werden er reeds verblijfsvergunningen voor een duurzaam samenwonende partner geweigerd op basis van een ziekte of aandoening ?
Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid de volgende inlichtingen mede te delen.
1. a) Een medisch attest kan slechts gevraagd worden voor zover dit uitdrukkeljk voorzien is in de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Zo voorziet artikel 58, eerste lid, 3º, van de wet van 15 december 1980, uitdrukkelijk dat een vreemdeling die een machtiging wenst te bekomen om in België te studeren, een geneeskundig getuigschrift dient over te leggen waaruit blijkt dat hij niet aangetast is door één van de ziektes of gebreken die opgesomt zijn in de bijlage bij de wet van 15 december 1980.
b) Verder kan ik op grond van mijn appreciatiebevoegdheid in het kader van artikel 9, eerste lid, van de wet van 15 december 1980, bepalen dat een vreemdeling die een machtiging wenst te bekomen om langer dan drie maanden in het Rijk te verblijven, een geneeskundig getuigschrift dient over te leggen.
In de omzendbrief van 30 september 1997 betreffende het verlenen van een verblijfsmachtiging op basis van samenwoonst in het kader van een duurzame relatie, heeft mijn voorganger de voorwaarden opgesomd om op basis van artikel 9 van de wet van 15 december 1980 een machtiging te bekomen om langer dan drie maanden in het Rijk te verblijven op grond van samenwoonst. Aangezien nergens bepaald wordt dat een geneeskundig attest dient overgelegd te worden, wordt dit door mijn diensten niet gevraagd.
Ik ben er niet van op de hoogte dat sommige diplomatieke posten een medisch attest zouden eisen, maar ik heb mijn diensten gevraagd om de diplomatieke posten via de geijkte kanalen erop te wijzen dat een medisch attest niet kan gevraagd worden in het kader van de samenwoonstreglementering. Verder wens ik uw aandacht nog te vestigen op het feit dat de diplomatieke posten niet ambtshalve een machtiging tot verblijf op grond van samenwoonst kunnen uitreiken, aangezien de toekenning (of de weigering) van de machtiging exclusief behoort tot de bevoegdheid van de Dienst Vreemdelingenzaken, waardoor eventuele fouten begaan door de diplomatieke posten in dit kader worden rechtgezet.
2 en 3. Zonder voorwerp.
4. Zie de bijlage waarnaar artikel 7, 7º, van de wet van 15 december 1980 verwijst.
5. Zonder voorwerp.