1-240/1

1-240/1

Belgische Senaat

ZITTING 1995-1996

30 JANUARI 1996


Wetsvoorstel tot wijziging van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987

(Ingediend door de dames Maximus en Merchiers)


TOELICHTING


Onderhavig wetsvoorstel omvat twee wijzigingen welke betrekking hebben op de openbare ziekenhuizen. Het strekt ertoe enerzijds in de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen de specificiteit en de sociale opdracht van het openbare ziekenhuis op een positieve wijze te definiëren, en anderzijds de financieringsregeling der tekorten van de beheersrekeningen van ziekenhuizen, die worden uitgebaat door een vereniging bedoeld in de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, aan te passen aan de in voorbereiding zijnde wijzigingen van deze organieke wet, hetgeen zal impliceren dat de openbare rechtspersonen niet langer over de helft van de stemmen moeten beschikken in de organen van de vereniging die de uitbating van een ziekenhuis tot doel heeft.

De specificiteit van het openbaar ziekenhuis als openbare dienst, slaat in het bijzonder op het waarborgen van de toegankelijkheid en alle noodzakelijke kwaliteitszorg aan elkeen tegen de beste kostprijs en zonder discriminatie. Dit impliceert inzonderheid dat het openbaar ziekenhuis, in tegenstelling tot de private ziekenhuizen, per definitie geen selectiviteit kan toepassen met betrekking tot de patiënt, de pathologie of de georganiseerde diensten. Een ander element van deze definitie van het openbaar ziekenhuis bepaalt op limitatieve wijze de rechtspersonen die een openbaar ziekenhuis kunnen inrichten of uitbaten, met name een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een vereniging bedoeld in de artikelen 118 en volgende van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en een intercommunale vereniging zoals bedoeld bij de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunale. Deze constructies bieden immers de beste structurele waarborgen voor een daadwerkelijke bescherming van het karakter van openbare dienst, dit met betrekking tot de samenstelling van de diverse organen, de werkingsregelen en de voogdij.

Al deze aspecten en hun consequenties voor de ziekenhuizen in de praktijk impliceren de noodzaak dat de openbare ziekenhuizen, zoals dit voor de universitaire en psychiatrische ziekenhuizen reeds het geval is, in de wet op de ziekenhuizen een erkenning verkrijgen die verder reikt dan de huidige wettelijke regeling der financiële tekorten.

Inzake de regeling van de financiering der tekorten van de openbare ziekenhuizen, uitgebaat door een vereniging bedoeld in de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, weze er opgemerkt dat in de ziekenhuissector schaalvergroting en samenwerking een belangrijk gegeven zijn, en dit op grond van budgettaire overwegingen, de financiering in de ziekenhuissector, de erkenningsnormen en het management. De openbare ziekenhuizen ontsnappen geenszins aan deze tendens. Teneinde de voor het behoud van de openbare sector noodzakelijke samenwerkingsverbanden mogelijk te maken, wordt in de schoot van de bevoegde overheden een wijziging van voornoemde organieke wet van 8 juli 1976 voorbereid, in die zin dat in de vereniging, bedoeld in hoofdstuk XII van deze wet, de huidige minimale vertegenwoordiging van de openbare rechtspersonen tot ten minste de helft van de stemmen in de bestuurs- en beheersorganen van de vereniging, zou worden opgeheven.

In een dergelijke situatie is het vanuit een principe van daadwerkelijke verantwoordelijkheid voor alle betrokken partijen met een reële beslissingsbevoegdheid noodzakelijk om de tekortenregeling, bepaald in de artikelen 109 en volgende van de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen, aan deze nieuwe toestand aan te passen. In casu wordt de regeling in artikel 114 van de wet op de ziekenhuizen gewijzigd, voor wat betreft de beheersrekeningen met ingang van 1996 in deze zin dat, indien de openbare rechtspersonen samen niet over een meerderheid van de stemmen beschikken in de bestuurs- en beheersorganen van voornoemde vereniging, deze evenmin tussenkomen in de bedoelde tekorten. In het geval zij wel over een meerderheid beschikken, komen de openbare rechtspersonen slechts tussen in de tekorten krachtens dezelfde verhouding als die van hun inbreng in de vereniging tot de totale inbreng.

Lydia MAXIMUS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, wordt een artikel 2bis ingevoegd, luidende :

« Art. 2 bis. ­ Onverminderd de bepalingen van artikel 2 van deze gecoördineerde wet, wordt met het oog op de toepassing van deze wet als een openbaar ziekenhuis beschouwd, elk ziekenhuis ingericht en uitgebaat door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een vereniging bedoeld in de artikelen 118 tot 135 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, een intercommunale vereniging bedoeld bij de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunale, de federale staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies of gemeenten, en dit overeenkomstig de beginselen van de openbare dienst, namelijk gelijkheid, continuïteit en veranderlijkheid.

Het in het eerste lid bedoeld openbaar ziekenhuis biedt, met het oog op het vervullen van zijn sociale opdracht, als openbare dienst, inzonderheid deze diensten aan teneinde aan elkeen, ongeacht zijn inkomstenniveau, verzekerbaarheidtoestand, afkomst en persoonlijke levensovertuiging, de opvang en noodzakelijke kwaliteitszorg tegen de beste kostprijs te kunnen waarborgen. »

Art. 3

In dezelfde gecoördineerde wet wordt een artikel 114bis ingevoegd, luidende :

« Art. 114 bis. ­ Met ingang van het dienstjaar 1996 wordt het tekort van het ziekenhuis dat afhangt van de vereniging bedoeld in artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, gedragen door de openbare rechtspersonen die van de vereniging deel uitmaken overeenkomstig de verhouding van hun inbreng tot de totale inbreng van alle deelgenoten in de vereniging, voor zover de openbare rechtspersonen samen over meer dan de helft van de stemmen in de diverse bestuurs- en beheersorganen van de vereniging beschikken. Indien zij niet over meer dan de helft van de stemmen in deze organen beschikken, staan de openbare rechtspersonen niet in voor deze tekorten.

De Koning kan nadere regelen bepalen voor de toepassing van dit artikel. »

Lydia MAXIMUS.
Nadia MERCHIERS.