1-318/10 | 1-318/10 |
19 JUNI 1996
Evocatieprocedure
Dit wetsontwerp heeft op de agenda gestaan van de commissievergadering van 19 juni 1996, nadat het door de plenaire vergadering op 13 juni 1996 opnieuw naar de commissie was verwezen.
Aanleiding tot die verwijzing was het amendement nr. 34 (zie Gedr. St. Senaat 1-318/8 1995/1996) dat door de heer Verreycken was ingediend en dat de volledige tekst van het wetsontwerp, op een aantal punten taalkundig verbeterd, herneemt.
De commissie heeft geconstateerd dat over de tekst zoals voorgesteld met dit amendement bezwaarlijk kan worden gestemd gelet op het bepaalde in artikel 60 van het reglement van de Senaat dat de evocatieprocedure regelt.
Van de andere kant waren bij de commissie een reeks amendementen ingediend het gaat om de amendementen nrs. 35 tot en met 87 door de dames Maximus, Delcourt-Pêtre, Cantillon en Nelis-Van Liedekerke en de heren Santkin en Buelens (zie Gedr. St. Senaat 1-318/9 1995/1996). In al die amendementen worden formele tekstwijzigingen voorgesteld die evenwel niets wijzigen aan de inhoud van het wetsontwerp.
Deze louter formele amendementen werden door de commissie zonder bespreking aangenomen bij eenparigheid van de 10 aanwezige leden.
Het wetsontwerp in zijn geheel, aldus geamendeerd, werd aangenomen met 7 stemmen, bij 4 onthoudingen.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het uitbrengen van dit aanvullend verslag.
De Rapporteur,
Nadia MERCHIERS. |
De Voorzitster,
Lydia MAXIMUS. |
Tekst aangenomen door de Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
Tekst aangenomen door de Commissie voor de Sociale Aangelegenheden na terugzending door de plenaire vergadering |
Artikel 1 | Artikel 1 |
Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. | Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. |
HOOFDSTUK I | HOOFDSTUK I |
Toepassingsgebied en definities | Toepassingsgebied en definities |
Art. 2 | Art. 2 |
§ 1. Deze wet is toepasselijk op de werkgevers en de werknemers. | § 1. Deze wet is toepasselijk op de werkgevers en de werknemers. |
Voor de toepassing van deze wet worden gelijkgesteld met : | Voor de toepassing van deze wet worden gelijkgesteld met : |
1º werknemers : | 1º werknemers : |
a) de personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon; | a) de personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon; |
b) de personen die een beroepsopleiding volgen waarvan het studieprogramma voorziet in een vorm van arbeid die al dan niet in de opleidingsinstelling wordt verricht; | b) de personen die een beroepsopleiding volgen waarvan het studieprogramma voorziet in een vorm van arbeid die al dan niet in de opleidingsinstelling wordt verricht; |
c) de personen verbonden met een leerovereenkomst; | c) de personen verbonden door een leerovereenkomst; |
d) de stagiairs; | d) de stagiairs; |
e) de leerlingen en studenten die een studierichting volgen waarvan het opleidingsprogramma voorziet in een vorm van arbeid die in de onderwijsinstelling wordt verricht; | e) de leerlingen en studenten die een studierichting volgen waarvan het opleidingsprogramma voorziet in een vorm van arbeid die in de onderwijsinstelling wordt verricht; |
2º werkgevers : de personen die de onder 1º genoemde personen tewerkstellen. | 2º werkgevers : de personen die de onder 1º genoemde personen tewerkstellen. |
§ 2. De bepalingen van hoofdstuk V zijn bovendien van toepassing op de personen die betrokken zijn bij werkzaamheden betreffende tijdelijke of mobiele bouwplaatsen. | § 2. De bepalingen van hoofdstuk V zijn bovendien van toepassing op de personen die betrokken zijn bij de werkzaamheden betreffende tijdelijke of mobiele bouwplaatsen. |
§ 3. De Koning kan de bepalingen van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten geheel of gedeeltelijk toepasselijk verklaren op andere dan de bij § 1 bedoelde personen die zich op de bij deze wet en haar uitvoeringsbesluiten bedoelde arbeidsplaatsen bevinden. | § 3. De Koning kan de bepalingen van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten geheel of gedeeltelijk toepasselijk verklaren op andere dan de bij § 1 bedoelde personen die zich op de bij deze wet en haar uitvoeringsbesluiten bedoelde arbeidsplaatsen bevinden. |
§ 4. Deze wet is niet toepasselijk op de dienstboden en het ander huispersoneel en hun werkgevers. | § 4. Deze wet is niet toepasselijk op de dienstboden en het ander huispersoneel en hun werkgevers. |
Art. 3 | Art. 3 |
§ 1. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : | § 1. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : |
1º Welzijn : het geheel van factoren betreffende de omstandigheden waarin arbeid wordt verricht zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid; | 1º Welzijn : het geheel van factoren betreffende de omstandigheden waarin arbeid wordt verricht zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid; |
2º Comité : Comité voor Preventie en Bescherming op het werk; | 2º Comité : Comité voor Preventie en Bescherming op het werk; |
3º Dienst : Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk; | 3º Dienst : Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk; |
4º Hoge Raad : Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk; | 4º Hoge Raad : Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk; |
5º Organisatie : de in § 2 bedoelde meest representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties; | 5º Organisatie : de in § 2 bedoelde meest representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties; |
6º De wet van 19 maart 1991 : de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden; | 6º De wet van 19 maart 1991 : de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden; |
7º opdrachtgever : iedere natuurlijke of rechtspersoon voor wiens rekening een bouwwerk wordt verwezenlijkt; | 7º opdrachtgever : iedere natuurlijke of rechtspersoon voor wiens rekening een bouwwerk wordt verwezenlijkt; |
8º bouwdirectie belast met het ontwerp : iedere natuurlijke of rechtspersoon die voor rekening van de opdrachtgever zorg draagt voor het ontwerp van het bouwwerk; | 8º bouwdirectie belast met het ontwerp : iedere natuurlijke of rechtspersoon die voor rekening van de opdrachtgever zorg draagt voor het ontwerp van het bouwwerk; |
9º bouwdirectie belast met de uitvoering : iedere natuurlijke of rechtspersoon die voor rekening van de opdrachtgever zorg draagt voor de uitvoering van het bouwwerk; | 9º bouwdirectie belast met de uitvoering : iedere natuurlijke of rechtspersoon die voor rekening van de opdrachtgever zorg draagt voor de uitvoering van het bouwwerk; |
10º bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering : iedere natuurlijke of rechtspersoon die voor rekening van de opdrachtgever zorg draagt voor het toezicht op de uitvoering van het bouwwerk; | 10º bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering : iedere natuurlijke of rechtspersoon die voor rekening van de opdrachtgever zorg draagt voor het toezicht op de uitvoering van het bouwwerk; |
11º aannemer : iedere natuurlijke of rechtspersoon die activiteiten verricht tijdens de uitvoeringsfase van de verwezenlijking van het bouwwerk ongeacht of hij werkgever of zelfstandige is of een werkgever die samen met zijn werknemers werkt op de bouwplaats; | 11º aannemer : iedere natuurlijke of rechtspersoon die activiteiten verricht tijdens de uitvoeringsfase van de verwezenlijking van het bouwwerk ongeacht of hij werkgever of zelfstandige is of een werkgever die samen met zijn werknemers werkt op de bouwplaats; |
12º coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk : iedere persoon die door de opdrachtgever of de bouwdirectie belast met het ontwerp belast is om zorg te dragen voor de coördinatie inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk; | 12º coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk : iedere persoon die door de opdrachtgever of de bouwdirectie belast met het ontwerp belast is om zorg te dragen voor de coördinatie inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk; |
13º coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk : iedere persoon die door de opdrachtgever, de bouwdirectie belast met de uitvoering of de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering, belast is om zorg te dragen voor de coördinatie inzake veiligheid en gezondheid tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk; | 13º coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk : iedere persoon die door de opdrachtgever, de bouwdirectie belast met de uitvoering of de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering, belast is om zorg te dragen voor de coördinatie inzake veiligheid en gezondheid tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk; |
14º tijdelijke of mobiele bouwplaats : elke bouwplaats waar civieltechnische werken of bouwwerken worden uitgevoerd waarvan de lijst is vastgesteld door de Koning; | 14º tijdelijke of mobiele bouwplaats : elke bouwplaats waar civieltechnische werken of bouwwerken worden uitgevoerd waarvan de lijst is vastgesteld door de Koning; |
15º arbeidsplaats : elke plaats waar arbeid wordt verricht, ongeacht of deze zich binnen of buiten een inrichting bevindt en ongeacht of deze zich in een besloten of in een open ruimte bevindt; | 15º arbeidsplaats : elke plaats waar arbeid wordt verricht, ongeacht of deze zich binnen of buiten een inrichting bevindt en ongeacht of deze zich in een besloten of in een open ruimte bevindt; |
16º zelfstandige : iedere natuurlijke persoon die een beroepsbezigheid uitoefent waarvoor hij niet verbonden is door een arbeidsovereenkomst of waarvoor zijn rechtspositie niet eenzijdig is geregeld door de overheid. | 16º zelfstandige : iedere natuurlijke persoon die een beroepsactiviteit uitoefent waarvoor hij niet verbonden is door een arbeidsovereenkomst of waarvoor zijn rechtspositie niet eenzijdig is geregeld door de overheid. |
§ 2. Voor de toepassing van deze wet worden als meest representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties beschouwd : | § 2. Voor de toepassing van deze wet worden als meest representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties beschouwd : |
1º de interprofessionele organisaties van werkgevers en van werknemers, die voor het gehele land zijn opgericht en die in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigd zijn; de werknemersorganisaties moeten bovendien ten minste 50 000 leden tellen; | 1º de interprofessionele organisaties van werkgevers en van werknemers, die voor het gehele land zijn opgericht en die in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigd zijn; de werknemersorganisaties moeten bovendien ten minste 50 000 leden tellen; |
2º de professionele en interprofessionele organisaties die aangesloten zijn bij of deel uitmaken van een onder 1º genoemde interprofessionele organisatie. | 2º de professionele en interprofessionele organisaties die aangesloten zijn bij of deel uitmaken van een onder 1º genoemde interprofessionele organisatie. |
Worden bovendien als representatieve werkgeversorganisaties beschouwd de organisaties die overeenkomstig de wetten betreffende de organisatie van de middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979, de middenstand vertegenwoordigen in de Nationale Arbeidsraad. | Bovendien w orden als representatieve werkgeversorganisaties beschouwd de organisaties die overeenkomstig de wetten betreffende de organisatie van de middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979, de middenstand vertegenwoordigen in de Nationale Arbeidsraad. |
HOOFDSTUK II | HOOFDSTUK II |
Algemene beginselen | Algemene beginselen |
Art. 4 | Art. 4 |
De Koning kan aan de werkgevers en de werknemers alle maatregelen opleggen die nodig zijn voor het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. | De Koning kan aan de werkgevers en de werknemers alle maatregelen opleggen die nodig zijn voor het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. |
Het welzijn wordt nagestreefd door maatregelen die betrekking hebben op : | Het welzijn wordt nagestreefd door maatregelen die betrekking hebben op : |
1º de arbeidsveiligheid; | 1º de arbeidsveiligheid; |
2º de bescherming van de gezondheid van de werknemer op het werk; | 2º de bescherming van de gezondheid van de werknemer op het werk; |
3º de psycho-sociale belasting veroorzaakt door het werk; | 3º de psychosociale belasting veroorzaakt door het werk; |
4º de ergonomie; | 4º de ergonomie; |
5º de arbeidshygiëne; | 5º de arbeidshygiëne; |
6º de verfraaiing van de arbeidsplaatsen; | 6º de verfraaiing van de arbeidsplaatsen; |
7º de maatregelen van de onderneming inzake leefmilieu, wat betreft hun invloed op de punten 1º tot 6º. | 7º de maatregelen van de onderneming inzake leefmilieu, wat betreft hun invloed op de punten 1º tot 6º. |
De Koning kan bijzondere maatregelen vaststellen om rekening te houden met de specifieke toestand van inzonderheid de thuiswerkers, de kleine en middelgrote ondernemingen, de krijgsmacht, de politiediensten en de diensten voor burgerbescherming, met het oog op het bereiken van een gelijkwaardig beschermingsniveau. | De Koning kan bijzondere maatregelen vaststellen om rekening te houden met de specifieke toestand van inzonderheid de thuiswerkers, de kleine en middelgrote ondernemingen, de krijgsmacht, de politiediensten en de diensten voor burgerbescherming, met het oog op het bereiken van een gelijkwaardig beschermingsniveau. |
Art. 5 | Art. 5 |
§ 1. De werkgever treft de nodige maatregelen ter bevordering van het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. | § 1. De werkgever treft de nodige maatregelen ter bevordering van het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. |
Daartoe past hij de volgende algemene preventiebeginselen toe : | Daartoe past hij de volgende algemene preventiebeginselen toe : |
a) risico's voorkomen; | a) risico's voorkomen; |
b) evalueren van risico's die niet kunnen worden voorkomen; | b) de evaluatie van risico's die niet kunnen worden voorkomen; |
c) de bestrijding van de risico's bij de bron; | c) de bestrijding van de risico's bij de bron; |
d) vervanging van wat gevaarlijk is door dat wat niet gevaarlijk of minder gevaarlijk is; | d) de vervanging van wat gevaarlijk is door dat wat niet gevaarlijk of minder gevaarlijk is; |
e) voorrang aan maatregelen inzake collectieve bescherming boven maatregelen inzake individuele bescherming; | e) voorrang aan maatregelen inzake collectieve bescherming boven maatregelen inzake individuele bescherming; |
f) aanpassing van het werk aan de mens, met name wat betreft de inrichting van de werkposten, en de keuze van de werkuitrusting en de werk- en produktiemethoden, met name om monotone arbeid en tempogebonden arbeid draaglijker te maken en de gevolgen daarvan voor de gezondheid te beperken; | f) de aanpassing van het werk aan de mens, met name wat betreft de inrichting van de werkposten, en de keuze van de werkuitrusting en de werk- en produktiemethoden, met name om monotone arbeid en tempogebonden arbeid draaglijker te maken en de gevolgen daarvan voor de gezondheid te beperken; |
g) zo veel mogelijk de risico's inperken, rekening houdend met de ontwikkelingen van de techniek; | g) zo veel mogelijk de risico's inperken, rekening houdend met de ontwikkelingen van de techniek; |
h) de risico's op een ernstig letsel inperken door het nemen van materiële maatregelen met voorrang op iedere andere maatregel; | h) de risico's op een ernstig letsel inperken door het nemen van materiële maatregelen met voorrang op iedere andere maatregel; |
i) planning van de preventie en de uitvoering van het beleid met betrekking tot het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk met het oog op een systeembenadering waarin onder andere volgende elementen worden geïntegreerd : techniek, organisatie van het werk, arbeidsomstandigheden, sociale betrekkingen en omgevingsfactoren op het werk; | i) de planning van de preventie en de uitvoering van het beleid met betrekking tot het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk met het oog op een systeembenadering waarin onder andere volgende elementen worden geïntegreerd : techniek, organisatie van het werk, arbeidsomstandigheden, sociale betrekkingen en omgevingsfactoren op het werk; |
j) verzorgen van voorlichting van de werknemer over de aard van zijn werkzaamheden, de daaraan verbonden overblijvende risico's en de maatregelen die erop gericht zijn deze gevaren te voorkomen of te beperken : | j) de werknemer voorlichten over de aard van zijn werkzaamheden, de daaraan verbonden overblijvende risico's en de maatregelen die erop gericht zijn deze gevaren te voorkomen of te beperken : |
1º bij zijn indiensttreding; | 1º bij zijn indiensttreding; |
2º telkens dit in verband met de bescherming van het welzijn noodzakelijk is; | 2º telkens wanneer dit in verband met de bescherming van het welzijn noodzakelijk is; |
k) verschaffen van passende instructies aan de werknemers en instellen van begeleidingsmaatregelen voor een redelijke garantie op de naleving van deze instructies. | k) het verschaffen van passende instructies aan de werknemers en het vast stellen van begeleidingsmaatregelen voor een redelijke garantie op de naleving van deze instructies. |
§ 2. De werkgever bepaalt : | § 2. De werkgever bepaalt : |
a) de middelen waarmee en de wijze waarop het in § 1 bedoelde beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk kan worden gevoerd; | a) de middelen waarmee en de wijze waarop het in § 1 bedoelde beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk kan worden gevoerd; |
b) de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de personen belast met het toepassen van het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. | b) de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de personen belast met het toepassen van het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. |
Hij past zijn welzijnsbeleid aan in functie van de opgedane ervaring, de evolutie van de werkmethoden of de arbeidsomstandigheden. | De werkgever past zijn welzijnsbeleid aan in het licht van de opgedane ervaring, de ontwikkeling van de werkmethoden of de arbeidsomstandigheden. |
§ 3. De Koning kan de in § 1 bedoelde algemene preventiebeginselen nader omschrijven en nader uitwerken in toepassing of ter voorkoming van specifieke risicosituaties. | § 3. De Koning kan de in § 1 bedoelde algemene preventiebeginselen nader omschrijven en nader uitwerken met toepassing van of ter voorkoming van specifieke risicosituaties. |
Art. 6 | Art. 6 |
Iedere werknemer moet in zijn doen en laten op de arbeidsplaats, overeenkomstig zijn opleiding en de door de werkgever gegeven instructies, naar vermogen zorg dragen voor zijn eigen veiligheid en gezondheid en deze van de andere betrokken personen. | Iedere werknemer moet in zijn doen en laten op de arbeidsplaats, overeenkomstig zijn opleiding en de door de werkgever gegeven instructies, naar zijn beste vermogen zorg dragen voor zijn eigen veiligheid en gezondheid en deze van de andere betrokken personen. |
Daartoe moeten de werknemers vooral, overeenkomstig hun opleiding en de door de werkgever gegeven instructies : | Daartoe moeten de werknemers vooral, overeenkomstig hun opleiding en de door de werkgever gegeven instructies : |
1º op de juiste wijze gebruik maken van machines, toestellen, gereedschappen, gevaarlijke stoffen, vervoermiddelen en andere middelen; | 1º op de juiste wijze gebruik maken van machines, toestellen, gereedschappen, gevaarlijke stoffen, vervoermiddelen en andere middelen; |
2º op de juiste wijze gebruik maken van de persoonlijke beschermingsmiddelen welke hun ter beschikking zijn gesteld en die na gebruik weer opbergen; | 2º op de juiste wijze gebruik maken van de persoonlijke beschermingsmiddelen die hun ter beschikking zijn gesteld en die na gebruik weer opbergen; |
3º de specifieke veiligheidsvoorzieningen van met name machines, toestellen, gereedschappen, installaties en gebouwen niet willekeurig uitschakelen, veranderen of verplaatsen en deze voorzieningen op de juiste manier gebruiken; | 3º de specifieke veiligheidsvoorzieningen van met name machines, toestellen, gereedschappen, installaties en gebouwen niet willekeurig uitschakelen, veranderen of verplaatsen en deze voorzieningen op de juiste manier gebruiken; |
4º de werkgever en de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk onmiddellijk op de hoogte stellen van iedere werksituatie waarvan zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat deze een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid en de gezondheid met zich brengt, alsmede van elk vastgesteld gebrek in de beschermingssystemen; | 4º de werkgever en de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk onmiddellijk op de hoogte brengen van iedere werksituatie waarvan zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat deze een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid en de gezondheid met zich brengt, alsmede van elk vastgesteld gebrek in de beschermingssystemen; |
5º bijstand verlenen aan de werkgever en de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk, zolang dat nodig is om hen in staat te stellen alle taken uit te voeren of aan alle verplichtingen te voldoen die met het oog op het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk zijn opgelegd; | 5º bijstand verlenen aan de werkgever en de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk, zolang dat nodig is om hen in staat te stellen alle taken uit te voeren of aan alle verplichtingen te voldoen die met het oog op het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk zijn opgelegd; |
6º bijstand verlenen aan de werkgever en de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk, zolang dat nodig is, om de werkgever in staat te stellen ervoor te zorgen dat het arbeidsmilieu en de arbeidsomstandigheden veilig zijn en geen risico's opleveren voor de veiligheid en de gezondheid binnen hun werkterrein. | 6º bijstand verlenen aan de werkgever en de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk, zolang dat nodig is, opdat de werkgever ervoor kan zorgen dat het arbeidsmilieu en de arbeidsomstandigheden veilig zijn en geen risico's opleveren voor de veiligheid en de gezondheid binnen hun werkterrein. |
De Koning kan de verplichtingen van de werknemers nader bepalen en verder uitwerken in toepassing van of ter voorkoming van specifieke risicosituaties. | De Koning kan de verplichtingen van de werknemers nader bepalen en verder uitwerken met toepassing van of ter voorkoming van specifieke risicosituaties. |
HOOFDSTUK III | HOOFDSTUK III |
Bijzondere bepalingen betreffende tewerkstelling op eenzelfde arbeidsplaats |
Bijzondere bepalingen betreffende tewerkstelling op eenzelfde arbeidsplaats |
Art. 7 | Art. 7 |
Verschillende ondernemingen of instellingen die bedrijvig zijn op eenzelfde arbeidsplaats waar werknemers werken, moeten samenwerken bij de uitvoering van de maatregelen met betrekking tot de veiligheid en de gezondheid van de werknemers en hun optreden op dit vlak coördineren. | Verschillende ondernemingen of instellingen die bedrijvig zijn op eenzelfde arbeidsplaats waar werknemers werken, werken samen bij de uitvoering van de maatregelen met betrekking tot de veiligheid en de gezondheid van de werknemers en hun optreden op dit vlak coördineren. |
De Koning bepaalt de voorwaarden en de regels waaronder de in het eerste lid bedoelde samenwerking en coördinatie moet gebeuren. | De Koning bepaalt de voorwaarden en de regels waaronder de in het eerste lid bedoelde samenwerking en coördinatie gebeuren. |
HOOFDSTUK IV | HOOFDSTUK IV |
Bijzondere bepalingen betreffende werkzaamheden van ondernemingen van buitenaf |
Bijzondere bepalingen betreffende werkzaamheden van ondernemingen van buitenaf |
Art. 8 | Art. 8 |
De werkgever bij wie werknemers van ondernemingen van buitenaf in zijn inrichting werkzaamheden komen uitvoeren, is ertoe gehouden : | De werkgever in wiens inrichting werknemers van ondernemingen van buitenaf werkzaamheden komen uitvoeren, is ertoe gehouden : |
1º de werkgevers van die werknemers de nodige informatie te verstrekken ten behoeve van hun werknemers met betrekking tot de risico's en de maatregelen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk van toepassing in zijn inrichting; | 1º de werkgevers van die werknemers de nodige informatie te verstrekken ten behoeve van hun werknemers met betrekking tot de risico's en de maatregelen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk van toepassing in zijn inrichting; |
2º zich ervan te vergewissen dat deze werknemers de passende opleiding en instructies inherent aan zijn bedrijfsactiviteit hebben ontvangen; | 2º zich ervan te vergewissen dat deze werknemers de passende opleiding en instructies inherent aan zijn bedrijfsactiviteit hebben ontvangen; |
3º het optreden van de ondernemingen van buitenaf te coördineren en de samenwerking tussen deze ondernemingen en zijn onderneming bij de uitvoering van de maatregelen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk te verzekeren. | 3º het optreden van de ondernemingen van buitenaf te coördineren en de samenwerking tussen deze ondernemingen en de zijne bij de uitvoering van de maatregelen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk te verzekeren. |
De werkgevers van de ondernemingen van buitenaf zijn ertoe gehouden : | De werkgevers van de ondernemingen van buitenaf zijn ertoe gehouden : |
1º aan de werkgever bij wie hun werknemers werkzaamheden zullen uitvoeren de nodige informatie te verstrekken over de risico's eigen aan die werkzaamheden; | 1º aan de werkgever bij wie hun werknemers werkzaamheden zullen uitvoeren de nodige informatie te verstrekken over de risico's eigen aan die werkzaamheden; |
2º hun medewerking te verlenen aan de coördinatie en samenwerking bedoeld in het eerste lid, 3º. | 2º hun medewerking te verlenen aan de coördinatie en samenwerking bedoeld in het eerste lid, 3º. |
De Koning bepaalt, rekening houdend met de risicograad en de omvang van de onderneming, op welke wijze de in dit artikel bedoelde informatie wordt verstrekt. | De Koning bepaalt, rekening houdend met de risicograad en de omvang van de onderneming, op welke wijze de in dit artikel bedoelde informatie wordt verstrekt. |
De Koning kan de nadere regels betreffende de coordinatie en samenwerking vaststellen. Hij kan tevens bepalen onder welke voorwaarden en volgens welke nadere regels de in het eerste lid bedoelde werkgevers zelf de werknemers van de ondernemingen van buitenaf informeren of opleiden. | De Koning kan de nadere regels betreffende de coordinatie en samenwerking vaststellen. Hij kan tevens bepalen onder welke voorwaarden en volgens welke nadere regels de in het eerste lid bedoelde werkgevers zelf de werknemers van de ondernemingen van buitenaf informeren of opleiden. |
Art. 9 | Art. 9 |
De werkgever bij wie werknemers van ondernemingen van buitenaf in zijn inrichting werkzaamheden komen uitvoeren, is er toe gehouden : | De werkgever in wiens inrichting werknemers van ondernemingen van buitenaf in zijn inrichting werkzaamheden komen uitvoeren, is er toe gehouden : |
1º deze onderneming te weren waarvan hij kan weten dat de werkgever de verplichtingen opgelegd door deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten ten aanzien van zijn werknemers niet naleeft; | 1º deze onderneming te weren waarvan hij kan weten dat de werkgever de verplichtingen opgelegd door deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten ten aanzien van zijn werknemers niet naleeft; |
2º met de werkgever van de onderneming van buitenaf een overeenkomst te sluiten waarin inzonderheid de volgende bedingen zijn opgenomen : | 2º met de werkgever van de onderneming van buitenaf een overeenkomst te sluiten waarin inzonderheid de volgende bedingen zijn opgenomen : |
a) de werkgever van de onderneming van buitenaf verbindt er zich toe zijn verplichtingen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk die eigen zijn aan de inrichting waarin zijn werknemers werkzaamheden komen uitvoeren na te leven; | a) de werkgever van de onderneming van buitenaf verbindt er zich toe zijn verplichtingen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk die eigen zijn aan de inrichting waarin zijn werknemers werkzaamheden komen uitvoeren na te leven; |
b) indien de werkgever van de onderneming van buitenaf zijn onder a) bedoelde verplichtingen niet of gebrekkig naleeft, kan de werkgever bij wie de werkzaamheden worden uitgevoerd zelf de nodige maatregelen treffen, in de bij de overeenkomst bepaalde gevallen, op kosten van de werkgever van de onderneming van buitenaf; | b) indien de werkgever van de onderneming van buitenaf zijn onder a) bedoelde verplichtingen niet of gebrekkig naleeft, kan de werkgever in wiens inrichting de werkzaamheden worden uitgevoerd zelf de nodige maatregelen treffen, in de bij de overeenkomst bepaalde gevallen, op kosten van de werkgever van de onderneming van buitenaf; |
3º zelf, na ingebrekestelling van de werkgever van de onderneming van buitenaf, de nodige maatregelen in verband met het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk eigen aan zijn inrichting te treffen, indien de werkgever van de onderneming van buitenaf deze maatregelen niet neemt of zijn verplichtingen gebrekkig naleeft. | 3º zelf, na ingebrekestelling van de werkgever van de onderneming van buitenaf, de nodige maatregelen in verband met het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk eigen aan zijn inrichting te treffen, indien de werkgever van de onderneming van buitenaf deze maatregelen niet neemt of zijn verplichtingen gebrekkig naleeft. |
In afwijking van de bepalingen van het eerste lid, 2º, b), kan de werkgever van de onderneming van buitenaf met de werkgever bij wie zijn werknemers in zijn inrichting werkzaamheden komen uitvoeren overeenkomen dat deze laatste in naam en voor rekening van de werkgever van de onderneming van buitenaf zorgt voor de naleving van de maatregelen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk eigen aan de inrichting. | In afwijking van de bepalingen van het eerste lid, 2º, b), kan de werkgever van de onderneming van buitenaf met de werkgever in wiens inrichting zijn werknemers werkzaamheden komen uitvoeren overeenkomen dat deze laatste in naam en voor rekening van de werkgever van de onderneming van buitenaf zorgt voor de naleving van de maatregelen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk eigen aan de inrichting. |
De Koning kan de verplichtingen van de werkgevers van ondernemingen van buitenaf en van de werkgevers bij wie werknemers van die ondernemingen van buitenaf werkzaamheden komen uitvoeren nader bepalen. Hij kan eveneens bepalen welke verplichtingen in verband met het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk moeten beschouwd worden als eigen aan de inrichting waarin de werknemers van ondernemingen van buitenaf werkzaamheden komen uitvoeren. | De Koning kan de verplichtingen van de werkgevers van ondernemingen van buitenaf en van de werkgevers in wier inrichting werknemers van die ondernemingen van buitenaf werkzaamheden komen uitvoeren nader bepalen. Hij kan eveneens bepalen welke verplichtingen in verband met het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk moeten beschouwd worden als eigen aan de inrichting waarin de werknemers van ondernemingen van buitenaf werkzaamheden komen uitvoeren. |
Art. 10 | Art. 10 |
Wanneer een werkgever in zijn inrichting werkzaamheden doet of laat uitvoeren door een zelfstandige is hij er toe gehouden : | Wanneer een werkgever in zijn inrichting werkzaamheden doet of laat uitvoeren door een zelfstandige is hij ertoe gehouden : |
1º deze zelfstandige te weren waarvan hij kan weten dat hij bij de uitoefening van zijn werkzaamheden geen rekening houdt met de maatregelen in verband met het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk; | 1º de zelfstandige te weren van wie hij kan weten dat hij bij de uitoefening van zijn werkzaamheden geen rekening houdt met de maatregelen in verband met het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk; |
2º de zelfstandige de nodige informatie te verstrekken met betrekking tot de risico's en de maatregelen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk van toepassing in zijn inrichting; | 2º de zelfstandige de nodige informatie te verstrekken met betrekking tot de risico's en de maatregelen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk van toepassing in zijn inrichting; |
3º met de zelfstandige een overeenkomst te sluiten waarin inzonderheid de volgende bedingen zijn opgenomen : | 3º met de zelfstandige een overeenkomst te sluiten waarin inzonderheid de volgende bedingen zijn opgenomen : |
a) de zelfstandige verbindt er zich toe zijn verplichtingen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk eigen aan de inrichting waarin hij werkzaamheden komt uitvoeren na te leven; | a) de zelfstandige verbindt er zich toe zijn verplichtingen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk eigen aan de inrichting waarin hij werkzaamheden komt uitvoeren na te leven; |
b) indien de zelfstandige zijn onder a) bedoelde verplichtingen niet of gebrekkig naleeft, kan de werkgever bij wie de werkzaamheden worden uitgevoerd zelf de nodige maatregelen treffen, in de bij de overeenkomst bepaalde gevallen, op kosten van de zelfstandige; | b) indien de zelfstandige zijn onder a) bedoelde verplichtingen niet of gebrekkig naleeft, kan de werkgever in wiens inrichting de werkzaamheden worden uitgevoerd zelf de nodige maatregelen treffen, in de bij de overeenkomst bepaalde gevallen, op kosten van de zelfstandige; |
4º zelf, na ingebrekestelling van de zelfstandige, de nodige maatregelen in verband met het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk eigen aan zijn inrichting te treffen, indien de zelfstandige deze maatregelen niet of gebrekkig naleeft; | 4º zelf, na ingebrekestelling van de zelfstandige, de nodige maatregelen in verband met het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk eigen aan zijn inrichting te treffen, indien de zelfstandige deze maatregelen niet of gebrekkig naleeft; |
5º het optreden van de zelfstandigen te coördineren en de samenwerking tussen deze zelfstandigen en zijn onderneming bij de uitvoering van de maatregelen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk te verzekeren. | 5º het optreden van de zelfstandigen te coördineren en de samenwerking tussen deze zelfstandigen en zijn onderneming bij de uitvoering van de maatregelen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk te verzekeren. |
Art. 11 | Art. 11 |
De zelfstandige die bij een werkgever in zijn inrichting werkzaamheden uitvoert is er toe gehouden : | De zelfstandige die in de inrichting van een werkgever werkzaamheden uitvoert is er toe gehouden : |
1º aan deze werkgever informatie te verstrekken over de risico's eigen aan die werkzaamheden; | 1º aan deze werkgever informatie te verstrekken over de risico's eigen aan die werkzaamheden; |
2º de verplichtingen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk eigen aan de inrichting waarin hij werkzaamheden komt uitvoeren na te leven; | 2º de verplichtingen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk eigen aan de inrichting waarin hij werkzaamheden komt uitvoeren na te leven; |
3º zijn medewerking te verlenen aan de coördinatie en de samenwerking bedoeld in artikel 10, 5º. | 3º zijn medewerking te verlenen aan de coördinatie en de samenwerking bedoeld in artikel 10, 5º. |
Art. 12 | Art. 12 |
§ 1. De Koning bepaalt, rekening houdend met de risicograad en de omvang van de onderneming, op welke wijze de in de artikelen 10 en 11 bedoelde informatie wordt verstrekt. | § 1. De Koning bepaalt, rekening houdend met de risicograad en de omvang van de onderneming, op welke wijze de in de artikelen 10 en 11 bedoelde informatie wordt verstrekt. |
§ 2. De Koning kan : | § 2. De Koning kan : |
1º de nadere regelen betreffende de coördinatie en de samenwerking bedoeld in de artikelen 10 en 11 bepalen; | 1º de nadere regelen betreffende de coördinatie en de samenwerking bedoeld in de artikelen 10 en 11 bepalen; |
2º bepalen welke verplichtingen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk eigen zijn aan de inrichting waarin de zelfstandige werkzaamheden komt uitvoeren; | 2º bepalen welke verplichtingen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk eigen zijn aan de inrichting waarin de zelfstandige werkzaamheden komt uitvoeren; |
3º de verplichtingen van de werkgevers bij wie zelfstandigen in zijn inrichting werkzaamheden komen uitvoeren en van deze zelfstandigen nader bepalen. | 3º de verplichtingen van de werkgevers in wier inrichting zelfstandigen werkzaamheden komen uitvoeren en de verplichtingen van deze zelfstandigen nader bepalen. |
§ 3. De besluiten genomen in toepassing van dit artikel worden vastgesteld, na advies van de minister die de middenstand tot zijn bevoegdheid heeft. | § 3. De besluiten bedoeld in dit artikel worden genomen na advies van de minister tot wiens bevoegdheid de middenstand behoort. |
Art. 13 | Art. 13 |
De bepalingen van hoofdstuk IV zijn niet van toepassing op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen bedoeld in hoofdstuk V. | De bepalingen van hoofdstuk IV zijn niet van toepassing op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen bedoeld in hoofdstuk V. |
HOOFDSTUK V | HOOFDSTUK V |
Bijzondere bepalingen betreffende tijdelijke of mobiele bouwplaatsen |
Bijzondere bepalingen betreffende tijdelijke of mobiele bouwplaatsen |
Eerste afdeling | Eerste afdeling |
Inleidende bepalingen | Inleidende bepalingen |
Art. 14 | Art. 14 |
Zijn betrokken bij de verplichtingen in verband met de werkzaamheden op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen : | Zijn betrokken bij de verplichtingen in verband met de werkzaamheden op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen : |
1º de opdrachtgever; | 1º de opdrachtgever; |
2º de bouwdirectie belast met het ontwerp en de personen aan wie zij bepaalde opdrachten in onderaanneming heeft toevertrouwd; | 2º de bouwdirectie belast met het ontwerp en de personen aan wie zij bepaalde opdrachten in onderaanneming heeft toevertrouwd; |
3º de bouwdirectie belast met de uitvoering; | 3º de bouwdirectie belast met de uitvoering; |
4º de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering en de personen aan wie zij bepaalde opdrachten in onderaanneming heeft toevertrouwd; | 4º de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering en de personen aan wie zij bepaalde opdrachten in onderaanneming heeft toevertrouwd; |
5º de aannemer; | 5º de aannemer; |
6º de coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk; | 6º de coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk; |
7º de coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk; | 7º de coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk; |
8º de werknemer. | 8º de werknemer. |
Wanneer de opdrachten van de bouwdirectie belast met het ontwerp of van de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend door een architect, bedoeld bij de wet van 20 februari 1939 op de bescherming van de titel en van het beroep van architect, is deze architect ertoe gehouden de verplichtingen die krachtens deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten worden opgelegd aan deze bouwdirecties na te leven. | Wanneer de opdrachten van de bouwdirectie belast met het ontwerp of van de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend door een architect, bedoeld bij de wet van 20 februari 1939 op de bescherming van de titel en van het beroep van architect, is deze architect ertoe gehouden de verplichtingen die krachtens deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten worden opgelegd aan deze bouwdirecties na te leven. |
Art. 15 | Art. 15 |
De personen die in toepassing van dit hoofdstuk op enigerlei wijze betrokken zijn bij de verplichtingen in verband met werkzaamheden op een tijdelijke of mobiele bouwplaats passen de algemene preventiebeginselen bedoeld in artikel 5 toe. | De personen die met toepassing van dit hoofdstuk op enigerlei wijze betrokken zijn bij de verplichtingen in verband met werkzaamheden op een tijdelijke of mobiele bouwplaats passen de algemene preventiebeginselen bedoeld in artikel 5 toe. |
Tweede afdeling | Tweede afdeling |
Het ontwerp van het bouwwerk | Het ontwerp van het bouwwerk |
Art. 16 | Art. 16 |
De opdrachtgever of de bouwdirectie belast met het ontwerp : | De opdrachtgever of de bouwdirectie belast met het ontwerp : |
1º stelt een coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk aan voor een bouwplaats waarop verscheidene aannemers werkzaam zullen zijn; | 1º stelt een coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk aan voor een bouwplaats waarop verscheidene aannemers werkzaam zullen zijn; |
2º ziet er op toe dat er voor de opening van de bouwplaats, een veiligheids- en gezondheidsplan wordt opgesteld. | 2º ziet er op toe dat er voor de opening van de bouwplaats, een veiligheids- en gezondheidsplan wordt opgesteld. |
Art. 17 | Art. 17 |
In de ontwerp-, studie- en uitwerkingsfasen van het ontwerp van het bouwwerk neemt de bouwdirectie belast met het ontwerp of zijn onderaannemer, en in voorkomend geval, de opdrachtgever de algemene preventiebeginselen bedoeld in de artikelen 5 en 15 in acht bij de bouwkundige, technische of organisatorische keuzen, in verband met de planning van de verschillende werken of werkfasen die tegelijkertijd of na elkaar plaatsvinden evenals bij de raming van de duur van de verwezenlijking van deze verschillende werken of werkfasen. | In de ontwerp-, studie- en uitwerkingsfasen van het ontwerp van het bouwwerk neemt de bouwdirectie belast met het ontwerp of zijn onderaannemer, en in voorkomend geval, de opdrachtgever de algemene preventiebeginselen bedoeld in de artikelen 5 en 15 in acht bij de bouwkundige, technische of organisatorische keuzen, in verband met de planning van de verschillende werken of werkfasen die tegelijkertijd of na elkaar plaatsvinden evenals bij de raming van de duur van de verwezenlijking van deze verschillende werken of werkfasen. |
Art. 18 | Art. 18 |
De coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk heeft inzonderheid de volgende opdrachten : | De coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk heeft inzonderheid als opdracht : |
1º hij coördineert de uitvoering van de bepalingen van artikel 17; | 1º de uitvoering van de bepalingen van artikel 17 te coördineren; |
2º hij stelt een veiligheids- en gezondheidsplan op, of laat dit opstellen, waarin de op de betrokken bouwplaats toepasselijke regels worden vermeld, eventueel rekening houdend met de exploitatiewerkzaamheden op de bouwplaats en waarin specifieke maatregelen voorkomen met betrekking tot de werkzaamheden die behoren tot de door de Koning aangeduide categorieën. | 2º een veiligheids- en gezondheidsplan op te stellen of te laten opstellen, waarin de op de betrokken bouwplaats toepasselijke regels worden vermeld, eventueel rekening houdend met de exploitatiewerkzaamheden op de bouwplaats en waarin voorts specifieke maatregelen voorkomen met betrekking tot de werkzaamheden die behoren tot de door de Koning bepaalde categorieën; |
3º hij stelt een dossier samen dat is aangepast aan de kenmerken van het bouwwerk en waarin de voor de veiligheid en de gezondheid nuttige elementen worden vermeld, waarmee bij eventuele latere werkzaamheden rekening moet worden gehouden. | 3º een dossier samen te stellen dat is aangepast aan de kenmerken van het bouwwerk en waarin de voor de veiligheid en de gezondheid nuttige gegevens worden vermeld, waarmee bij eventuele latere werkzaamheden rekening moet worden gehouden. |
Art. 19 | Art. 19 |
§ 1. De Koning bepaalt : | § 1. De Koning bepaalt : |
1º de voorwaarden en de nadere regels voor de toepassing van artikel 16; | 1º de voorwaarden en de nadere regels voor de toepassing van artikel 16; |
2º in welke gevallen, rekening houdend met de omvang van het bouwwerk en met de risicograad, een veiligheids- en gezondheidsplan wordt opgesteld evenals de inhoud ervan en de specifieke toepassingsmaatregelen; | 2º in welke gevallen, rekening houdend met de omvang van het bouwwerk en met de risicograad, een veiligheids- en gezondheidsplan wordt opgesteld evenals de inhoud ervan en de specifieke toepassingsmaatregelen; |
3º in welke gevallen de verplichtingen bedoeld in de artikelen 16 en 17 berusten bij de opdrachtgever en in welke gevallen zij berusten bij de bouwdirectie belast met het ontwerp; | 3º in welke gevallen de verplichtingen bedoeld in de artikelen 16 en 17 rusten op de opdrachtgever en in welke gevallen zij rusten op de bouwdirectie belast met het ontwerp; |
4º de voorwaarden waaraan de coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk moeten voldoen om hun functie uit te oefenen, evenals hun bevoegdheden en de middelen waarover ze moeten kunnen beschikken; | 4º de voorwaarden waaraan de coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk moeten voldoen om hun functie uit te oefenen, evenals hun bevoegdheden en de middelen waarover ze moeten kunnen beschikken; |
5º de nadere verplichtingen in verband met de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk die voortvloeien uit de richtlijnen die door de Europese Unie zijn vastgesteld, van de opdrachtgever, de bouwdirectie belast met het ontwerp en haar onderaannemer en de coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk. | 5º de nadere verplichtingen in verband met de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk die voortvloeien uit de richtlijnen die door de Europese Unie zijn vastgesteld, van de opdrachtgever, de bouwdirectie belast met het ontwerp en haar onderaannemer en de coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk. |
§ 2. De besluiten genomen in toepassing van dit artikel worden vastgesteld, na advies van de minister die de middenstand tot zijn bevoegdheid heeft, wanneer zij betrekking hebben op het beroep en de verantwoordelijkheden van de architect. | § 2. De besluiten bedoeld in dit artikel worden genomen na advies van de minister tot wiens bevoegdheid de middenstand behoort , wanneer zij betrekking hebben op het beroep en de verantwoordelijkheden van de architect. |
Derde afdeling | Derde afdeling |
De verwezenlijking van het bouwwerk | De verwezenlijking van het bouwwerk |
Art. 20 | Art. 20 |
De opdrachtgever, de bouwdirectie belast met de uitvoering of de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering organiseert de coördinatie van de werkzaamheden van de verschillende aannemers en, in voorkomend geval, van de andere betrokkenen, evenals de samenwerking tussen deze verschillende aannemers, en in voorkomend geval, van de andere betrokkenen met het oog op de veiligheid en gezondheid op de bouwplaats wanneer : | De opdrachtgever, de bouwdirectie belast met de uitvoering of de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering organiseert de coördinatie van de werkzaamheden van de verschillende aannemers en, in voorkomend geval, van de andere betrokkenen, evenals de samenwerking tussen deze verschillende aannemers, en in voorkomend geval, van de andere betrokkenen met het oog op de veiligheid en gezondheid op de bouwplaats wanneer : |
1º zij zich gelijktijdig op de bouwplaats bevinden; | 1º zij zich gelijktijdig op de bouwplaats bevinden; |
2º zij elkaar op de bouwplaats opvolgen. | 2º zij elkaar op de bouwplaats opvolgen. |
De aannemers en, in voorkomend geval, de andere betrokkenen zijn er toe gehouden hun medewerking te verlenen aan deze coördinatie en samenwerking. | De aannemers en, in voorkomend geval, de andere betrokkenen zijn er toe gehouden hun medewerking te verlenen aan deze coördinatie en samenwerking. |
Art. 21 | Art. 21 |
De opdrachtgever, de bouwdirectie belast met de uitvoering of de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering : | De opdrachtgever, de bouwdirectie belast met de uitvoering of de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering : |
1º stelt een coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk aan, voor een bouwplaats waarop verscheidene aannemers werkzaam zullen zijn; | 1º stelt een coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk aan, voor een bouwplaats waarop verscheidene aannemers werkzaam zullen zijn; |
2º doet aan de door de Koning aangeduide overheid, voor de aanvang van de werkzaamheden, een voorafgaande kennisgeving voor de opening van de bouwplaats toekomen. | 2º doet aan de door de Koning aangeduide overheid, voor de aanvang van de werkzaamheden, een voorafgaande kennisgeving voor de opening van de bouwplaats toekomen. |
Art. 22 | Art. 22 |
De coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk heeft inzonderheid de volgende opdrachten : | De coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk heeft inzonderheid als opdracht : |
1º hij coördineert de tenuitvoerlegging van de algemene principes inzake preventie en veiligheid bij de technische of organisatorische keuzen met het oog op de planning van de verschillende werken of werkfasen die tegelijkertijd of na elkaar worden uitgevoerd evenals bij de raming van de duur van de uitvoering van deze verschillende werken of werkfasen; | 1º de tenuitvoerlegging te coördineren van de algemene beginselen inzake preventie en veiligheid bij de technische of organisatorische keuzen met het oog op de planning van de verschillende werken of werkfasen die tegelijkertijd of na elkaar worden uitgevoerd evenals bij de raming van de duur van de uitvoering van deze verschillende werken of werkfasen; |
2º hij coördineert de tenuitvoerlegging van de relevante bepalingen om ervoor te zorgen dat de aannemers : | 2º de tenuitvoerlegging te coördineren van de relevante bepalingen om ervoor te zorgen dat de aannemers : |
a) de algemene voorkomingsprincipes en de na te leven principes tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk bedoeld in de artikelen 4, 5 en 15 coherent toepassen; | a) de algemene preventiebeginselen en de na te leven beginselen tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk bedoeld in de artikelen 4, 5 en 15 coherent toepassen; |
b) het veiligheids- en gezondheidsplan bedoeld in artikel 16, 2º toepassen; | b) het veiligheids- en gezondheidsplan bedoeld in artikel 16, 2º toepassen; |
3º hij voert de eventuele aanpassingen uit aan het veiligheids- en gezondheidsplan bedoeld in artikel 16, 2º en het dossier bedoeld in artikel 18, 3º of laat deze uitvoeren naargelang van de vooruitgang van de werken en de eventueel daarin aangebrachte wijzigingen; | 3º de eventuele aanpassingen aan te brengen in het veiligheids- en gezondheidsplan bedoeld in artikel 16, 2º en het dossier bedoeld in artikel 18, 3º of deze te laten aanbrengen naar gelang van de voortgang van de werken en de eventueel daarin aangebrachte wijzigingen; |
4º hij organiseert de samenwerking en de coördinatie van de aannemers, ook van die welke elkaar op de bouwplaats opvolgen, met het oog op de bescherming van de werknemers en de preventie van ongevallen en van beroepsmatige gezondheidsrisico's, alsmede de wederzijdse informatie; | 4º de samenwerking en de coördinatie te organiseren van de aannemers, ook van die welke elkaar op de bouwplaats opvolgen, met het oog op de bescherming van de werknemers en de preventie van ongevallen en van beroepsmatige gezondheidsrisico's, alsmede de wederzijdse informatie; |
5º hij coördineert de controle op de juiste toepassing van de werkprocedures; | 5º de controle op de juiste toepassing van de werkprocedures te coördineren ; |
6º hij treft de nodige maatregelen opdat alleen bevoegde personen de bouwplaats kunnen betreden. | 6º de nodige maatregelen te treffen opdat alleen bevoegde personen de bouwplaats kunnen betreden. |
Art. 23 | Art. 23 |
De Koning bepaalt : | De Koning bepaalt : |
1º de voorwaarden en de nadere regelen voor de toepassing van de artikelen 20 en 21; | 1º de voorwaarden en de nadere regelen voor de toepassing van de artikelen 20 en 21; |
2º in welke gevallen de verplichtingen bedoeld in de artikelen 20 en 21 berusten bij de opdrachtgever, in welke gevallen zij berusten bij de bouwdirectie belast met de uitvoering van het bouwwerk en in welke gevallen ze berusten bij de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering; | 2º in welke gevallen de verplichtingen bedoeld in de artikelen 20 en 21 rusten op bij de opdrachtgever, in welke gevallen zij rusten op de bouwdirectie belast met de uitvoering van het bouwwerk en in welke gevallen ze rusten op de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering; |
3º in welke gevallen, rekening houdend met de omvang van het bouwwerk en de risicograad, de voorafgaande kennisgeving bedoeld in artikel 21, 2º moet gebeuren, evenals de inhoud ervan; | 3º in welke gevallen, rekening houdend met de omvang van het bouwwerk en de risicograad, de voorafgaande kennisgeving bedoeld in artikel 21, 2º moet gebeuren, evenals de inhoud ervan; |
4º de voorwaarden waaraan de coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk moeten voldoen om hun functie uit te oefenen, evenals hun bevoegdheden en de middelen waarover zij moeten kunnen beschikken; | 4º de voorwaarden waaraan de coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk moeten voldoen om hun functie uit te oefenen, evenals hun bevoegdheden en de middelen waarover zij moeten kunnen beschikken; |
5º de nadere verplichtingen in verband met de verwezenlijking van het bouwwerk die voortvloeien uit de richtlijnen die door de Europese Unie zijn vastgesteld van : | 5º de nadere verplichtingen in verband met de verwezenlijking van het bouwwerk die voortvloeien uit de richtlijnen die door de Europese Unie zijn vastgesteld van : |
a) de opdrachtgever; | a) de opdrachtgever; |
b) de bouwdirectie belast met de uitvoering; | b) de bouwdirectie belast met de uitvoering; |
c) de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering; | c) de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering; |
d) de onderaannemers van de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering; | d) de onderaannemers van de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering; |
e) de coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk; | e) de coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk; |
f) de aannemers. | f) de aannemers. |
Art. 24 | Art. 24 |
De Koning stelt de veiligheids- en gezondheidsmaatregelen vast die moeten nageleefd worden door de aannemers die betrokken zijn bij de verwezenlijking van het bouwwerk. | De Koning stelt de veiligheids- en gezondheidsmaatregelen vast die moeten worden nageleefd door de aannemers die betrokken zijn bij de verwezenlijking van het bouwwerk. |
Art. 25 | Art. 25 |
De bouwdirectie belast met de uitvoering is er toe gehouden alle maatregelen vastgesteld in uitvoering van de artikelen 23, 5º en 24 na te leven en te doen naleven door alle aannemers en onderaannemers die betrokken zijn bij de verwezenlijking van het bouwwerk. | De bouwdirectie belast met de uitvoering is er toe gehouden alle maatregelen vastgesteld ter uitvoering van de artikelen 23, 5º en 24 na te leven en te doen naleven door alle aannemers en onderaannemers die betrokken zijn bij de verwezenlijking van het bouwwerk. |
Art. 26 | Art. 26 |
Elke aannemer is er toe gehouden alle maatregelen vastgesteld in uitvoering van de artikelen 23, 5º en 24 na te leven en te doen naleven door iedere persoon die in enig stadium als onderaannemer van hemzelf of van een andere onderaannemer is opgetreden evenals door iedere persoon die hem personeel ter beschikking stelt. | Elke aannemer is er toe gehouden alle maatregelen vastgesteld ter uitvoering van de artikelen 23, 5º en 24 na te leven en te doen naleven door iedere persoon die in welk stadium ook als onderaannemer van hemzelf of van een andere onderaannemer is opgetreden evenals door iedere persoon die hem personeel ter beschikking stelt. |
Art. 27 | Art. 27 |
Elke onderaannemer is er toe gehouden alle maatregelen vastgesteld in uitvoering van de artikelen 23, 5º, en 24 na te leven en te doen naleven door iedere persoon die in enig stadium als onderaannemer van hemzelf is opgetreden evenals door iedere persoon die hem personeel ter beschikking stelt. | Elke onderaannemer is er toe gehouden alle maatregelen vastgesteld ter uitvoering van de artikelen 23, 5º, en 24 na te leven en te doen naleven door iedere persoon die in welk stadium ook als onderaannemer van hemzelf is opgetreden evenals door iedere persoon die hem personeel ter beschikking stelt. |
Art. 28 | Art. 28 |
Indien de bouwdirectie belast met de uitvoering, de aannemer of de onderaannemer voor de uitvoering van bepaalde werkzaamheden een beroep doen op zelfstandigen, zorgen zij er voor dat deze zelfstandigen alle maatregelen vastgesteld in uitvoering van de artikelen 23, 5º, en 24 naleven. | Indien de bouwdirectie belast met de uitvoering, de aannemer of de onderaannemer voor de uitvoering van bepaalde werkzaamheden een beroep doen op zelfstandigen, zien zij erop toe dat deze zelfstandigen alle maatregelen vastgesteld ter uitvoering van de artikelen 23, 5º, en 24 naleven. |
De zelfstandigen zijn er toe gehouden hun medewerking te verlenen bij de toepassing van de krachtens de artikelen 23, 5º, en 24 vastgestelde maatregelen. | De zelfstandigen zijn ertoe gehouden mee te werken aan de toepassing van de krachtens de artikelen 23, 5º, en 24 vastgestelde maatregelen. |
Art. 29 | Art. 29 |
Met het oog op de toepassing van de bepalingen van de artikelen 25, 26, 27 en 28 hebben, al naargelang het geval, de bouwdirectie belast met de uitvoering, de aannemer of de onderaannemer inzonderheid de volgende verplichtingen : | Met het oog op de toepassing van de bepalingen van de artikelen 25, 26, 27 en 28 hebben, naargelang van het geval, de bouwdirectie belast met de uitvoering, de aannemer of de onderaannemer inzonderheid de volgende verplichtingen : |
1º zij weren deze aannemer, onderaannemer of zelfstandige waarvan zij kunnen weten dat hij de verplichtingen opgelegd door deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten niet naleeft; | 1º de aannemer, onderaannemer of zelfstandige te weren van wie zij kunnen weten dat hij de verplichtingen opgelegd door deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten niet naleeft; |
2º zij sluiten met de aannemer, onderaannemer of zelfstandige een overeenkomst waarin inzonderheid de volgende bedingen zijn opgenomen : | 2º met de aannemer, onderaannemer of zelfstandige een overeenkomst te sluiten waarin inzonderheid de volgende bedingen zijn opgenomen : |
a) de aannemer, de onderaannemer of de zelfstandige verbindt er zich toe zijn verplichtingen inzake veiligheid en gezondheid op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen na te leven; | a) de aannemer, de onderaannemer of de zelfstandige verbindt er zich toe zijn verplichtingen inzake veiligheid en gezondheid op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen na te leven; |
b) indien de aannemer, de onderaannemer of de zelfstandige zijn onder a) bedoelde verplichtingen niet of gebrekkig nakomt, kan de bouwdirectie belast met de uitvoering of de aannemer zelf de nodige maatregelen inzake veiligheid en gezondheid op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen treffen, in de bij de overeenkomst bepaalde gevallen, op kosten van de persoon die nalatig is geweest; | b) indien de aannemer, de onderaannemer of de zelfstandige zijn onder a) bedoelde verplichtingen niet of gebrekkig nakomt, kan de bouwdirectie belast met de uitvoering of de aannemer zelf de nodige maatregelen inzake veiligheid en gezondheid op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen treffen, in de bij de overeenkomst bepaalde gevallen, op kosten van de persoon die in gebreke is gebleven ; |
3º in geval de aannemer, de onderaannemer of de zelfstandige de verplichtingen inzake veiligheid en gezondheid op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen niet of gebrekkig naleeft, nemen zij, na ingebreke-stelling van deze aannemer, onderaannemer of zelfstandige, zelf de nodige maatregelen. | 3º ingeval de aannemer, de onderaannemer of de zelfstandige de verplichtingen inzake veiligheid en gezondheid op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen niet of gebrekkig naleeft, na ingebreke-stelling van deze aannemer, onderaannemer of zelfstandige, zelf de nodige maatregelen te nemen . |
Art. 30 | Art. 30 |
De bepalingen van de artikelen 25 tot 29 zijn niet van toepassing wanneer artikel 12 van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten of artikel 8 van de wet van 14 juli 1976 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten van toepassing is. | De bepalingen van de artikelen 25 tot 29 zijn niet van toepassing wanneer artikel 12 van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten of artikel 8 van de wet van 14 juli 1976 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten van toepassing is. |
Art. 31 | Art. 31 |
De werkgever is er toe gehouden alle maatregelen vastgesteld in uitvoering van de artikelen 23, 5º, en 24 na te leven en te doen naleven door zijn werknemers. | De werkgever is er toe gehouden alle maatregelen vastgesteld ter uitvoering van de artikelen 23, 5º, en 24 na te leven en te doen naleven door zijn werknemers. |
Art. 32 | Art. 32 |
De Koning bepaalt vanaf welke omvang van de bouwplaats, een coördinatiestructuur op de bouwplaats wordt opgericht. | De Koning bepaalt vanaf welke omvang van de bouwplaats, een coördinatiestructuur op de bouwplaats wordt opgericht. |
Hij bepaalt eveneens, rekening houdend met de omvang van de bouwplaats en de risicograad, de voorwaarden en de nadere regelen betreffende de instelling van deze coördinatiestructuur op de bouwplaats. | Hij bepaalt eveneens, rekening houdend met de omvang van de bouwplaats en de risicograad, de voorwaarden en de nadere regelen betreffende de instelling van deze coördinatiestructuur op de bouwplaats. |
HOOFDSTUK VI | HOOFDSTUK VI |
Preventie- en beschermingsdiensten | Preventie- en beschermingsdiensten |
Eerste afdeling | Eerste afdeling |
Algemene bepalingen | Algemene bepalingen |
Art. 33 | Art. 33 |
§ 1. Elke werkgever is verplicht een Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk op te richten. | § 1. Elke werkgever is verplicht een Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk op te richten. |
Daartoe moet iedere werkgever over tenminste één preventieadviseur beschikken. | Daartoe beschikt iedere werkgever over tenminste één preventieadviseur. |
In de ondernemingen met minder dan twintig werknemers mag de werkgever zelf de functie van preventieadviseur vervullen. | In de ondernemingen met minder dan twintig werknemers mag de werkgever zelf de functie van preventieadviseur vervullen. |
Deze dienst staat de werkgever en de werknemers bij in de toepassing van de in de artikelen 4 tot 32 bedoelde maatregelen, die betrekking hebben op het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. | Deze dienst staat de werkgever en de werknemers bij in de toepassing van de in de artikelen 4 tot 32 bedoelde maatregelen, die betrekking hebben op het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. |
§ 2. Indien de in § 1 bedoelde interne dienst niet alle opdrachten die hem krachtens deze wet en de uitvoeringsbesluiten zijn toevertrouwd zelf kan uitvoeren, moet de werkgever aanvullend een beroep doen op een erkende externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. | § 2. Indien de in § 1 bedoelde interne dienst niet alle opdrachten die hem krachtens deze wet en de uitvoeringsbesluiten zijn toevertrouwd zelf kan uitvoeren, moet de werkgever aanvullend een beroep doen op een erkende externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. |
§ 3. De Koning bepaalt de nadere regelen betreffende de werking, de vereiste bekwaamheden en de opdrachten van de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk. | § 3. De Koning bepaalt de nadere regelen betreffende de werking, de vereiste bekwaamheden en de opdrachten van de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk. |
Tweede afdeling | Tweede afdeling |
Specifieke bepalingen betreffende de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk | Specifieke bepalingen betreffende de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk |
Art. 34 | Art. 34 |
Voor de toepassing van deze afdeling worden de technische bedrijfseenheid en de juridische entiteit bepaald overeenkomstig artikel 49 en 50. | Voor de toepassing van deze afdeling worden de technische bedrijfseenheid en de juridische entiteit bepaald overeenkomstig de artikelen 49 en 50. |
Art. 35 | Art. 35 |
§ 1. Indien de juridische entiteit bestaat uit één technische bedrijfseenheid moet één Dienst opgericht worden. | § 1. Indien de juridische entiteit bestaat uit één technische bedrijfseenheid moet één Dienst opgericht worden. |
§ 2. Indien de juridische entiteit bestaat uit meerdere technische bedrijfseenheden die elk te weinig werknemers tewerkstellen om aparte Comités op te richten, moet één Dienst opgericht worden. | § 2. Indien de juridische entiteit bestaat uit meerdere technische bedrijfseenheden die elk te weinig werknemers tewerkstellen om aparte Comités op te richten, wordt er één Dienst opgericht. |
§ 3. Indien de juridische entiteit bestaat uit meerdere technische bedrijfseenheden en indien er meer dan één Comité moet opgericht worden, moet één Dienst opgericht worden met een afdeling voor elk onderdeel van de onderneming waarvoor een Comité moet opgericht worden. | § 3. Indien de juridische entiteit bestaat uit meerdere technische bedrijfseenheden en indien er meer dan één Comité moet worden opgericht, wordt er één Dienst opgericht met een afdeling voor elk onderdeel van de onderneming waarvoor een Comité moet opgericht worden. |
§ 4. Indien de technische bedrijfseenheid gevormd wordt door meer dan één juridische entiteit, moet voor de technische bedrijfseenheid als geheel slechts één Dienst opgericht worden. | § 4. Indien de technische bedrijfseenheid gevormd wordt door meer dan één juridische entiteit, wordt er voor de technische bedrijfseenheid in haar geheel slechts één Dienst opgericht. |
Art. 36 | Art. 36 |
§ 1. In de overheidsdiensten die onderworpen zijn aan de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel wordt één Dienst opgericht voor elk gebied van een hoog overlegcomité. | § 1. In de overheidsdiensten die onderworpen zijn aan de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel wordt één Dienst opgericht voor elk gebied van een hoog overlegcomité. |
Indien evenwel onder het gebied van één hoog overlegcomité verschillende ministeries of publiekrechtelijke rechtspersonen vallen, wordt voor elk ministerie of voor elke publiekrechtelijke rechtspersoon een Dienst opgericht. | Indien evenwel onder het gebied van één hoog overlegcomité verschillende ministeries of publiekrechtelijke rechtspersonen vallen, wordt voor elk ministerie of voor elke publiekrechtelijke rechtspersoon een Dienst opgericht. |
In het geval er ten minste vijftig personeelsleden tewerkgesteld zijn in de overheidsdiensten die het gebied van een basisoverlegcomité vormen, kan de in het eerste lid bedoelde dienst uit afdelingen bestaan per basisoverlegcomité. | Ingeval er ten minste vijftig personeelsleden tewerkgesteld zijn in de overheidsdiensten die het gebied van een basisoverlegcomité vormen, kan de in het eerste lid bedoelde dienst uit afdelingen bestaan per basisoverlegcomité. |
§ 2. In de overheidsdiensten die niet onderworpen zijn aan de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel maar waarop wettelijke of reglementaire bepalingen van toepassing zijn die hun syndicaal statuut vaststellen en die in maatregelen betreffende overleg inzake veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen voorzien, wordt voor elke overheidsdienst één interne dienst opgericht. | § 2. In de overheidsdiensten die niet onderworpen zijn aan de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel maar waarop wettelijke of reglementaire bepalingen van toepassing zijn die hun syndicaal statuut vaststellen en die in maatregelen betreffende overleg inzake veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen voorzien, wordt voor elke overheidsdienst één interne dienst opgericht. |
Deze interne dienst kan bestaan uit afdelingen, wanneer meerdere organen zijn opgericht die bevoegd zijn voor overleg inzake veiligheid en gezondheid, op voorwaarde dat elk orgaan ten minste vijftig personen betreft. | Deze dienst kan bestaan uit afdelingen, wanneer meerdere organen zijn opgericht die bevoegd zijn voor overleg inzake veiligheid en gezondheid, op voorwaarde dat elk orgaan ten minste vijftig personen betreft. |
§ 3. In afwijking van dit artikel, is artikel 35 van toepassing op de overheidsdiensten waarvan het personeel niet onderworpen is aan wettelijke of reglementaire bepalingen die hun syndicaal statuut vaststellen en die niet in maatregelen betreffende overleg inzake veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen voorzien. | § 3. In afwijking van dit artikel, is artikel 35 van toepassing op de overheidsdiensten waarvan het personeel niet onderworpen is aan wettelijke of reglementaire bepalingen die hun syndicaal statuut vaststellen en die niet in maatregelen betreffende overleg inzake veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen voorzien. |
Art. 37 | Art. 37 |
De Dienst bestaat uit één of meer preventieadviseurs. Is er in de Dienst meer dan één preventieadviseur, dan wordt één van hen belast met de leiding van de Dienst. Indien de Dienst uit afdelingen bestaat, overeenkomstig artikel 35, § 3, of artikel 36, § 2 en § 3, tweede lid, moet voor de Dienst als geheel en per afdeling minstens één preventieadviseur aangesteld worden. Is er in een afdeling meer dan één preventieadviseur dan wordt één van hen belast met de leiding van de afdeling. | De Dienst telt één of meer preventieadviseurs. Is er in de Dienst meer dan één preventieadviseur, dan wordt één van hen belast met de leiding van de Dienst. Indien de Dienst uit afdelingen bestaat, overeenkomstig artikel 35, § 3, of artikel 36, § 1, derde lid, en § 2, tweede lid, moet voor de Dienst als geheel en per afdeling minstens één preventieadviseur aangesteld worden. Is er in een afdeling meer dan één preventieadviseur dan wordt één van hen belast met de leiding van de afdeling. |
Art. 38 | Art. 38 |
§ 1. De Koning kan de voorwaarden bepalen en de nadere regelen volgens welke een groep van werkgevers kan toegestaan worden om een gemeenschappelijke Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk op te richten. | § 1. De Koning kan de voorwaarden en de nadere regelen bepalen volgens welke een groep van werkgevers toegestaan kan worden om een gemeenschappelijke Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk op te richten. |
§ 2. De Koning kan een groep werkgevers machtigen een gemeenschappelijke Dienst op te richten. In voorkomend geval bepaalt Hij de bevoegdheid, de samenstelling en de werkwijze ervan. | § 2. De Koning kan een groep werkgevers machtigen een gemeenschappelijke Dienst op te richten. In voorkomend geval bepaalt Hij de bevoegdheid, de samenstelling en de werkwijze ervan. |
Art. 39 | Art. 39 |
De Koning bepaalt de voorwaarden waaraan de personen die de functie van preventieadviseur uitoefenen, moeten voldoen. | De Koning bepaalt de voorwaarden waaraan de personen die de functie van preventieadviseur uitoefenen, moeten voldoen. |
De voorwaarden met betrekking tot de werkgevers die in toepassing van artikel 33, § 1, derde lid, zelf de functie van preventieadviseur vervullen, kunnen slechts worden vastgesteld, na advies van de minister die de middenstand tot zijn bevoegdheid heeft. | De voorwaarden met betrekking tot de werkgevers die met toepassing van artikel 33, § 1, derde lid, zelf de functie van preventieadviseur vervullen, kunnen slechts worden vastgesteld, na advies van de minister tot wiens bevoegdheid de middenstand behoort . |
Derde afdeling | Derde afdeling |
Specifieke bepalingen betreffende de externe Diensten voor Preventie en Bescherming op het werk en hun afdelingen belast met het medisch toezicht van de werknemers alsook de externe diensten voor technische controles op de werkplaats | Specifieke bepalingen betreffende de externe Diensten voor Preventie en Bescherming op het werk en hun afdelingen belast met het medisch toezicht van de werknemers alsook de externe diensten voor technische controles op de werkplaats |
Art. 40 | Art. 40 |
§ 1. Er worden externe Diensten voor Preventie en Bescherming op het werk opgericht. Deze diensten beschikken over één of meerdere preventieadviseurs. | § 1. Er worden externe Diensten voor Preventie en Bescherming op het werk opgericht. Deze diensten beschikken over één of meerdere preventieadviseurs. |
Binnen de externe diensten voor Preventie en Bescherming op het werk worden afzonderlijke afdelingen opgericht, die belast zijn met het medisch toezicht op de werknemers. | Binnen de externe diensten voor Preventie en Bescherming op het werk worden afzonderlijke afdelingen opgericht, die belast zijn met het medisch toezicht op de werknemers. |
§ 2. Er worden eveneens externe Diensten voor technische controles op de werkplaats opgericht. | § 2. Er worden eveneens externe Diensten voor technische controles op de werkplaats opgericht. |
§ 3. De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder en de nadere regelen volgens welke een externe Dienst zoals bedoeld in § 1 en 2 kan worden erkend. | § 3. De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder en de nadere regelen volgens welke een externe Dienst zoals bedoeld in § 1 en 2 kan worden erkend. |
Hij stelt tevens de regelen betreffende zijn organisatie, zijn opdrachten en zijn juridisch statuut vast evenals deze betreffende de bekwaamheden van de preventieadviseurs. | Hij stelt tevens de regelen betreffende zijn organisatie, zijn opdrachten en zijn juridisch statuut vast evenals deze betreffende de bekwaamheden van de preventieadviseurs. |
De afdelingen belast met het medisch toezicht van de werknemers voeren een aparte boekhouding van de werknemers voor hun activiteiten van medisch toezicht en hun preventie-opdrachten, werken onder het gezag van een arbeidsgeneesheer-directeur en kunnen door de Gemeenschappen worden erkend. | De afdelingen belast met het medisch toezicht op de werknemers voeren een aparte boekhouding en verslaggeving van hun activiteiten inzake medisch toezicht en hun preventie-opdrachten, werken onder het gezag van een arbeidsgeneesheer-directeur en kunnen door de Gemeenschappen worden erkend. |
Vierde afdeling | Vierde afdeling |
Coördinatie in het kader van de Diensten voor Preventie en Bescherming op het werk |
Coördinatie in het kader van de Diensten voor Preventie en Bescherming op het werk |
Art. 41 | Art. 41 |
De Koning stelt de maatregelen vast om de samenwerking te bevorderen tussen : | De Koning stelt de maatregelen vast om de samenwerking te bevorderen tussen : |
1. de verschillende afdelingen waaruit de interne of de externe dienst bestaat; | 1. de verschillende afdelingen waaruit de interne of de externe dienst bestaat; |
2. de interne dienst en de externe dienst; | 2. de interne dienst en de externe dienst; |
3. de externe diensten onderling. | 3. de externe diensten onderling. |
In ieder geval moet deze samenwerking leiden tot een gezamenlijk optreden van de verschillende diensten die er op gericht moet zijn in de ondernemingen de preventie te bevorderen. | In ieder geval moet deze samenwerking leiden tot een gezamenlijk optreden van de verschillende diensten dat erop gericht is in de ondernemingen de preventie te bevorderen. |
Vijfde afdeling | Vijfde afdeling |
Gemeenschappelijke bepalingen | Gemeenschappelijke bepalingen |
Art. 42 | Art. 42 |
De preventieadviseurs van een interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk behoren tot het personeel van de werkgever, behalve in het geval bedoeld in artikel 33, § 1, derde lid. | De preventieadviseurs van een interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk behoren tot het personeel van de werkgever, behalve in het geval bedoeld in artikel 33, § 1, derde lid. |
De externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk moet een contractuele relatie met de preventieadviseur waarop zij een beroep doet op zodanige wijze vaststellen dat zij voldoende garanties biedt om tot een duurzame samenwerking te komen tussen de werkgever en de preventieadviseur. | De externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk moet een contractuele relatie met de preventieadviseur waarop zij een beroep doet op zodanige wijze vaststellen dat zij voldoende garanties biedt om tot een duurzame samenwerking te komen tussen de werkgever en de preventieadviseur. |
Art. 43 | Art. 43 |
De preventieadviseurs vervullen hun opdracht in volledige onafhankelijkheid ten opzichte van de werkgever en de werknemers. | De preventieadviseurs vervullen hun opdracht in volledige onafhankelijkheid ten opzichte van de werkgever en de werknemers. |
Zij mogen geen nadeel ondervinden van hun activiteiten als preventieadviseur. | Zij mogen geen nadeel ondervinden van hun activiteiten als preventieadviseur. |
HOOFDSTUK VII | HOOFDSTUK VII |
De Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk |
De Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk |
Art. 44 | Art. 44 |
Een Hoge Raad wordt opgericht bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. | Een Hoge Raad wordt opgericht bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. |
De Hoge Raad is samengesteld uit : | De Hoge Raad is samengesteld uit : |
1. een voorzitter en een ondervoorzitter; | 1. een voorzitter en een ondervoorzitter; |
2. een gelijk aantal vertegenwoordigers van de werkgevers- en werknemersorganisaties. Hun aantal wordt vastgesteld door de Koning. Enkel de vertegenwoordigers van de werkgevers- en de werknemersorganisaties hebben stemrecht; | 2. een gelijk aantal vertegenwoordigers van de werkgevers- en werknemersorganisaties. Hun aantal wordt vastgesteld door de Koning; |
3. één of meer secretarissen. | 3. één of meer secretarissen. |
Onder de leden die de werkgeversorganisaties vertegenwoordigen, zijn de kleine ondernemingen alsmede de gezinsondernemingen vertegenwoordigd, op dezelfde wijze als in de Nationale Arbeidsraad. | Enkel de vertegenwoordigers van de werkgevers- en de werknemersorganisaties hebben stemrecht. |
De Koning bepaalt welke andere personen als permanente of tijdelijke deskundigen deelnemen aan de werkzaamheden van de Hoge Raad. | Onder de leden die de werkgeversorganisaties vertegenwoordigen, zijn de kleine ondernemingen alsmede de gezinsondernemingen vertegenwoordigd, op dezelfde wijze als in de Nationale Arbeidsraad. |
Art. 45 | De Koning bepaalt welke andere personen als permanente of tijdelijke deskundigen deelnemen aan de werkzaamheden van de Hoge Raad. |
§ 1. De vertegenwoordigers van de werkgevers- en werknemersorganisaties, de secretarissen en de personen die als permanente deskundigen deelnemen aan de werkzaamheden van de Hoge Raad worden benoemd door de Koning volgens de modaliteiten die Hij bepaalt. | Art. 45 |
§ 2. De voorzitter moet : | § 1. De vertegenwoordigers van de werkgevers- en werknemersorganisaties, de secretarissen en de personen die als permanente deskundigen deelnemen aan de werkzaamheden van de Hoge Raad worden benoemd door de Koning op de wijze die Hij bepaalt. |
1º Belg zijn; | § 2. De voorzitter moet : |
2º ten minste 30 jaar oud zijn; | 1º Belg zijn; |
3º onafhankelijk staan tegenover de organisaties die in de Hoge Raad vertegenwoordigd zijn; | 2º ten minste 30 jaar oud zijn; |
4º niet onder het hiërarchisch gezag van een minister staan. | 3º onafhankelijk staan tegenover de organisaties die in de Hoge Raad vertegenwoordigd zijn; |
Het mandaat van de voorzitter duurt zes jaar. Het kan hernieuwd worden. Hij wordt benoemd door de Koning, die de nadere regels van zijn statuut bepaalt. | 4º niet onder het hiërarchisch gezag van een minister staan. |
De ondervoorzitter wordt benoemd door de Koning die eveneens zijn statuut bepaalt. | Het mandaat van de voorzitter duurt zes jaar. Het kan hernieuwd worden. |
Art. 46 | De voorzitter en de ondervoorzitter worden benoemd door de Koning die hun statuut bepaalt. |
De Hoge Raad heeft als taak op eigen initiatief of op aanvraag advies te verstrekken over de in deze wet bedoelde maatregelen. | Art. 46 |
De bevoegdheden die krachtens deze wet in verband met het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, zoals bepaald door artikel 4, aan de Hoge Raad zijn toegekend, doen geen afbreuk aan de bevoegdheden van de Nationale Arbeidsraad in verband met de algemene arbeidsvoorwaarden. | De Hoge Raad heeft als taak op eigen initiatief of op aanvraag advies te verstrekken over de in deze wet bedoelde maatregelen. |
Art. 47 | De bevoegdheden die krachtens deze wet in verband met het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, zoals bepaald door artikel 4, aan de Hoge Raad zijn toegekend, doen geen afbreuk aan de bevoegdheden van de Nationale Arbeidsraad in verband met de algemene arbeidsvoorwaarden. |
De Koning bepaalt alle andere voorwaarden en nadere regelen betreffende de oprichting, de samenstelling en de werking van de Hoge Raad. | Art. 47 |
HOOFDSTUK VIII | De Koning bepaalt alle andere voorwaarden en nadere regelen betreffende de oprichting, de samenstelling en de werking van de Hoge Raad. |
Het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk |
HOOFDSTUK VIII |
Eerste afdeling | Het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk |
Toepassingsgebied | Eerste afdeling |
Art. 48 | Toepassingsgebied |
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet toepasselijk op de inrichtingen en instellingen waarvan het personeel onderworpen is aan wettelijke of reglementaire bepalingen, die hun syndicaal statuut vaststellen en die in maatregelen betreffende overleg inzake veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen voorzien. | Art. 48 |
Tweede afdeling | De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet toepasselijk op de inrichtingen en instellingen waarvan het personeel onderworpen is aan wettelijke of reglementaire bepalingen die hun syndicaal statuut vaststellen en die in maatregelen betreffende overleg inzake veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen voorzien. |
Oprichting | Tweede afdeling |
Art. 49 | Oprichting |
Comités worden ingesteld in al de ondernemingen die gewoonlijk een gemiddelde van ten minste 50 werknemers tewerkstellen. In de mijnen, graverijen en ondergrondse groeven worden deze Comités ingesteld, zodra zij gewoonlijk een gemiddelde van 20 werknemers tewerkstellen. | Art. 49 |
Overminderd de bepalingen van artikel 69, dient voor de toepassing van deze afdeling te worden verstaan onder : | Comités worden ingesteld in al de ondernemingen die gewoonlijk een gemiddelde van ten minste 50 werknemers tewerkstellen. In de mijnen, graverijen en ondergrondse groeven worden deze Comités ingesteld, zodra zij gewoonlijk een gemiddelde van 20 werknemers tewerkstellen. |
1º onderneming : de technische bedrijfseenheid, bepaald op grond van de economische en sociale criteria; in geval van twijfel primeren de sociale criteria; | Overminderd de bepalingen van artikel 69, dient voor de toepassing van deze afdeling te worden verstaan onder : |
2º werknemers : de personen die tewerkgesteld zijn krachtens een arbeidsovereenkomst of een leerovereenkomst. | 1º onderneming : de technische bedrijfseenheid, bepaald op grond van de economische en sociale criteria; in geval van twijfel primeren de sociale criteria; |
De Koning schrijft een procedure voor die moet worden gevolgd om het begrip technische bedrijfs-eenheid paritair te bepalen. | 2º werknemers : de personen die tewerkgesteld zijn krachtens een arbeidsovereenkomst of een leerovereenkomst. |
Voor het vaststellen van het aantal werknemers bedoeld in deze afdeling, kan de Koning bepaalde categorieën van personen die onder gelijkaardige voorwaarden als een werknemer of een leerling in de onderneming arbeid verrichten zonder door een arbeidsovereenkomst of leerovereenkomst verbonden te zijn, met werknemers gelijkstellen. De Koning kan eveneens bepaalde categorieën van werknemers, die werknemers van de onderneming tijdelijk vervangen, voor het vaststellen van dit aantal uitsluiten. | De Koning schrijft een procedure voor die moet worden gevolgd om het begrip technische bedrijfs-eenheid paritair te bepalen. |
Art. 50 | Art. 50 |
§ 1. De onderneming is er ook toe verplicht een Comité op te richten wanneer ze als juridische entiteit ten minste 50 werknemers tewerkstelt, welke ook het aantal werknemers is tewerkgesteld in ieder van de zetels. | § 1. De onderneming is er ook toe verplicht een Comité op te richten wanneer ze als juridische entiteit ten minste 50 werknemers tewerkstelt, welke ook het aantal werknemers is tewerkgesteld in ieder van de zetels. |
Voor de toepassing van het eerste lid worden in de mijnen, graverijen en ondergrondse groeven ten minste 20 werknemers in aanmerking genomen. | Voor de toepassing van het eerste lid worden in de mijnen, graverijen en ondergrondse groeven ten minste 20 werknemers in aanmerking genomen. |
§ 2. De Koning kan alle maatregelen treffen om voor alle werknemers van de betrokken technische bedrijfseenheden de deelneming aan de verkiezingen en de werking van de Comités te waarborgen. | § 2. De Koning kan alle maatregelen treffen om voor alle werknemers van de betrokken technische bedrijfseenheden de deelneming aan de verkiezingen en de werking van de Comités te waarborgen. |
§ 3. Verschillende juridische entiteiten worden vermoed, tot het tegendeel wordt bewezen, een technische bedrijfseenheid te vormen, indien volgende voorwaarden gelijktijdig zijn vervuld : | § 3. Verschillende juridische entiteiten worden vermoed, tot het tegendeel wordt bewezen, een technische bedrijfseenheid te vormen, indien volgende voorwaarden gelijktijdig zijn vervuld : |
1) de gebouwen of de vaste werven zijn op minder dan 1 kilometer van elkaar gevestigd; | 1) de gebouwen of de vaste werven zijn op minder dan 1 kilometer van elkaar gevestigd; |
2) éénzelfde persoon neemt deel aan het dagelijks beheer van de verschillende juridische entiteiten; | 2) éénzelfde persoon neemt deel aan het dagelijks beheer van de verschillende juridische entiteiten; |
3) meerdere personeelsoverplaatsingen, in welke vorm ook, werden doorgevoerd binnen vier jaar voor het inzetten van de procedure ter bepaling van het begrip technische bedrijfseenheid, ofwel voorzien de arbeidsovereenkomsten in de mogelijkheid van dergelijke overplaatsingen; | 3) meerdere personeelsoverplaatsingen, in welke vorm ook, werden doorgevoerd binnen vier jaar voor het inzetten van de procedure ter bepaling van het begrip technische bedrijfseenheid, ofwel voorzien de arbeidsovereenkomsten in de mogelijkheid van dergelijke overplaatsingen; |
4) de activiteiten van de juridische entiteiten, die het voorwerp uitmaakten van een splitsing of de activiteiten van later opgerichte nieuwe juridische entiteiten, zijn onderling verbonden. | 4) de activiteiten van de juridische entiteiten, die het voorwerp uitmaakten van een splitsing of de activiteiten van later opgerichte nieuwe juridische entiteiten, zijn onderling verbonden. |
Dat vermoeden mag geen weerslag hebben op de continuïteit, de werking en de bevoegdheidssfeer van de reeds bestaande organen. | Dat vermoeden mag geen weerslag hebben op de continuïteit, de werking en de bevoegdheidssfeer van de reeds bestaande organen. |
Art. 51 | Art. 51 |
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de verplichting om een Comité op te richten uitbreiden tot de werkgevers die gewoonlijk gemiddeld minder dan 50 werknemers tewerkstellen. Hij bepaalt de bevoegdheid van voornoemde Comités en regelt er de werkingsmodaliteiten van. | De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de verplichting om een Comité op te richten uitbreiden tot de werkgevers die gewoonlijk gemiddeld minder dan 50 werknemers tewerkstellen. Hij bepaalt de bevoegdheid van voornoemde Comités en regelt er de werkingsmodaliteiten van. |
Art. 52 | Art. 52 |
Wanneer in de onderneming geen Comité is opgericht, is de vakbondsafvaardiging ermee belast de opdrachten uit te oefenen van de Comités. | Wanneer in de onderneming geen Comité is opgericht, is de vakbondsafvaardiging ermee belast de opdrachten van de Comités uit te oefenen. |
In dat geval genieten de leden van de vakbondsafvaardiging, onverminderd de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten die voor hen gelden, dezelfde bescherming als de personeelsafgevaardigden in de Comités, zoals die wordt bepaald in de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden, en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden. Deze bescherming vangt aan op de datum van het begin van hun opdracht en eindigt op de datum waarop de bij de volgende verkiezingen verkozen kandidaten worden aangesteld als lid van het Comité. | In dat geval genieten de leden van de vakbondsafvaardiging, onverminderd de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten die voor hen gelden, dezelfde bescherming als de personeelsafgevaardigden in de Comités, zoals die wordt bepaald in de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden, en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden. Deze bescherming vangt aan op de datum van het begin van hun opdracht en eindigt op de datum waarop de bij de volgende verkiezingen verkozen kandidaten worden aangesteld als lid van het Comité. |
Art. 53 | Art. 53 |
In de ondernemingen waar noch een Comité, noch een vakbondsafvaardiging bestaat nemen de werknemers zelf rechtstreeks deel aan de behandeling van vraagstukken die betrekking hebben op het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. | In de ondernemingen waar noch een Comité, noch een vakbondsafvaardiging bestaat nemen de werknemers zelf rechtstreeks deel aan de behandeling van vraagstukken die betrekking hebben op het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. |
De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, op welke wijze deze deelneming gebeurt. | De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, op welke wijze deze deelneming gebeurt. |
Art. 54 | Art. 54 |
De Koning kan aan een groep van werkgevers toestaan een gemeenschappelijk Comité op te richten. Hij bepaalt de bevoegdheid en regelt de werkingsmodaliteiten ervan. | De Koning kan aan een groep van werkgevers toestaan een gemeenschappelijk Comité op te richten. Hij bepaalt de bevoegdheid en regelt de werkingsmodaliteiten ervan. |
Dat Comité is paritair samengesteld uit gewone en plaatsvervangende afgevaardigden, die de werkgevers en de werknemers, volgens de door de Koning bepaalde modaliteiten, vertegenwoordigen. | Dat Comité is paritair samengesteld uit gewone en plaatsvervangende afgevaardigden, die de werkgevers en de werknemers, volgens de door de Koning bepaalde modaliteiten, vertegenwoordigen. |
Art. 55 | Art. 55 |
In de ondernemingen waar een Comité moet worden opgericht of vernieuwd, kan de oprichting of de vernieuwing van het Comité worden opgeschort met de voorafgaande toestemming van de inspecteur-districtshoofd van de inspectie der sociale wetten binnen wiens ambtsgebied de onderneming gevestigd is : | In de ondernemingen waar een Comité moet worden opgericht of vernieuwd, kan de oprichting of de vernieuwing van het Comité worden opgeschort met de voorafgaande toestemming van de inspecteur-districtshoofd van de inspectie der sociale wetten binnen wiens ambtsgebied de onderneming gevestigd is : |
a) wanneer de onderneming besloten heeft al haar activiteiten definitief stop te zetten; | a) wanneer de onderneming besloten heeft al haar activiteiten definitief stop te zetten; |
b) bij de gedeeltelijke sluiting, door de stopzetting van één of meer activiteiten, voor zover het aantal tewerkgestelde werknemers lager wordt dan 50 of het door de Koning krachtens artikel 51 bepaalde aantal. | b) bij de gedeeltelijke sluiting, door de stopzetting van één of meer activiteiten, voor zover het aantal tewerkgestelde werknemers lager wordt dan 50 of het door de Koning krachtens artikel 51 bepaalde aantal. |
De inspecteur-districtshoofd vraagt de instemming van het Comité; zo dit nog niet is opgericht, vraagt hij de instemming van de werkgever en van de vakbondsafvaardiging. | De inspecteur-districtshoofd vraagt de instemming van het Comité; zo dit nog niet is opgericht, vraagt hij de instemming van de werkgever en van de vakbondsafvaardiging. |
Het uitstel mag in geen geval één jaar overschrijden. Het bestaande Comité blijft gedurende die periode fungeren. | Het uitstel mag in geen geval één jaar overschrijden. Het bestaande Comité blijft gedurende die periode fungeren. |
De personeelsafgevaardigden en de kandidaten blijven gedurende dezelfde periode de bescherming genieten, verleend door voornoemde wet van 19 maart 1991. | De personeelsafgevaardigden en de kandidaten blijven gedurende dezelfde periode de bescherming genieten, verleend door voornoemde wet van 19 maart 1991. |
De Koning stelt eventueel de datum van de verkiezingen vast. | De Koning stelt eventueel de datum van de verkiezingen vast. |
Derde afdeling | Derde afdeling |
Samenstelling | Samenstelling |
Art. 56 | Art. 56 |
De Comités zijn samengesteld uit : | De Comités zijn samengesteld uit : |
1. het ondernemingshoofd en één of meerdere door hem, overeenkomstig de door de Koning vastgelegde bepalingen, aangewezen gewone en plaatsvervangende afgevaardigden, die bevoegd zijn om hem te vertegenwoordigen en te verbinden op grond van de leidinggevende functies die zij in de onderneming vervullen. Deze afgevaardigden mogen niet talrijker zijn dan de personeelsafgevaardigden. | 1. het ondernemingshoofd en één of meerdere door hem, overeenkomstig de door de Koning vastgelegde bepalingen, aangewezen gewone en plaatsvervangende afgevaardigden, die bevoegd zijn om hem te vertegenwoordigen en te verbinden op grond van de leidinggevende functies die zij in de onderneming vervullen. Deze afgevaardigden mogen niet talrijker zijn dan de personeelsafgevaardigden. |
De mandaten van de afgevaardigden van de werkgever gelden voor vier jaar, op voorwaarde dat zij de vermelde leidinggevende functies niet verliezen gedurende die periode; zij blijven in functie tot de datum van installatie van de kandidaten die bij de volgende verkiezingen door de werknemers worden verkozen; | De mandaten van de afgevaardigden van de werkgever gelden voor vier jaar, op voorwaarde dat zij de vermelde leidinggevende functies niet verliezen gedurende die periode; zij blijven in functie tot de datum van installatie van de kandidaten die bij de volgende verkiezingen door de werknemers worden verkozen; |
2. een zeker aantal gewone en plaatsvervangende afgevaardigden van het personeel. Het aantal wordt bepaald door de Koning. Het aantal gewone afgevaardigden mag niet lager zijn dan twee. | 2. een zeker aantal gewone en plaatsvervangende afgevaardigden van het personeel. Het aantal wordt bepaald door de Koning. Het aantal gewone afgevaardigden mag niet lager zijn dan twee. |
Art. 57 | Art. 57 |
De preventieadviseur en de arbeidsgeneesheer mogen noch werkgevers- noch personeelsafgevaardigde zijn. | De preventieadviseur en de arbeidsgeneesheer mogen noch werkgevers- noch personeelsafgevaardigde zijn. |
Art. 58 | Art. 58 |
De personeelsafgevaardigden worden bij geheime stemming verkozen door de werknemers van de onderneming op kandidatenlijsten voorgedragen door de representatieve werknemersorganisaties. | De personeelsafgevaardigden worden bij geheime stemming verkozen door de werknemers van de onderneming op kandidatenlijsten voorgedragen door de representatieve werknemersorganisaties. |
De Koning bepaalt de voorwaarden van kiesrecht, alsmede de verkiezingsprocedure. | De Koning bepaalt de voorwaarden van kiesrecht, alsmede de verkiezingsprocedure. |
De verkiezingen voor de Comités worden om de vier jaar gehouden. | De verkiezingen voor de Comités worden om de vier jaar gehouden. |
De Koning stelt de periode vast waarin die verkiezingen zullen plaats hebben, alsmede de verplichtingen van de werkgevers op dit vlak. | De Koning stelt de periode vast waarin die verkiezingen zullen plaats hebben, alsmede de verplichtingen van de werkgevers op dit vlak. |
Wanneer een onderneming tussen twee van deze periodes het gemiddelde aantal tewerkgestelde werknemers bereikt, zoals bepaald bij artikel 49 of krachtens artikel 51, moeten de verkiezingen slechts worden gehouden in de loop van de eerstvolgende periode vastgesteld door de Koning, en voor zover de onderneming op dat ogenblik nog steeds gemiddeld het vereiste aantal werknemers tewerkstelt. | Wanneer een onderneming tussen twee van deze periodes het gemiddelde aantal tewerkgestelde werknemers bereikt, zoals bepaald bij artikel 49 of krachtens artikel 51, moeten de verkiezingen slechts worden gehouden in de loop van de eerstvolgende periode vastgesteld door de Koning, en voor zover de onderneming op dat ogenblik nog steeds gemiddeld het vereiste aantal werknemers tewerkstelt. |
Art. 59 | Art. 59 |
§ 1. Om als personeelsafgevaardigde bij de Comités verkiesbaar te zijn, moeten de werknemers op de datum van de verkiezingen aan de volgende voorwaarden voldoen : | § 1. Om als personeelsafgevaardigde bij de Comités verkiesbaar te zijn, moeten de werknemers op de datum van de verkiezingen aan de volgende voorwaarden voldoen : |
1º ten minste 18 jaar oud zijn. De afgevaardigden van de jonge werknemers moeten evenwel ten minste 16 jaar oud zijn en mogen de leeftijd van 25 jaar niet hebben bereikt; | 1º ten minste 18 jaar oud zijn. De afgevaardigden van de jonge werknemers moeten evenwel ten minste 16 jaar oud zijn en mogen de leeftijd van 25 jaar niet hebben bereikt; |
2º geen deel uitmaken van het leidinggevend personeel noch huisarbeiders zijn; de Koning bepaalt wat onder « leidinggevend personeel » moet worden verstaan; | 2º geen deel uitmaken van het leidinggevend personeel noch huisarbeiders zijn; de Koning bepaalt wat onder « leidinggevend personeel » moet worden verstaan; |
3º ofwel minstens zes maanden ononderbroken tewerkgesteld zijn in de juridische entiteit waar de onderneming toe behoort of in de technische bedrijfseenheid, gevormd door verschillende juridische entiteiten in de zin van artikel 50; | 3º ofwel minstens zes maanden ononderbroken tewerkgesteld zijn in de juridische entiteit waar de onderneming toe behoort of in de technische bedrijfseenheid, gevormd door verschillende juridische entiteiten in de zin van artikel 50; |
ofwel tewerkgesteld geweest zijn in een juridische entiteit waartoe de onderneming behoort of in de technische bedrijfseenheid, gevormd door verschillende juridische entiteiten in de zin van artikel 50 in het jaar dat voorafgaat aan dit waarin de verkiezingen plaatsvinden, gedurende in totaal minstens negen maanden tijdens verscheidene periodes; voor de berekening van deze periode van negen maanden, wordt rekening gehouden met alle periodes gedurende welke de werknemer tewerkgesteld is geweest, hetzij krachtens een arbeids- of een leerovereenkomst, hetzij onder gelijkaardige voorwaarden als bedoeld in artikel 49, vierde lid.; | ofwel tewerkgesteld geweest zijn in een juridische entiteit waartoe de onderneming behoort of in de technische bedrijfseenheid, gevormd door verschillende juridische entiteiten in de zin van artikel 50 in het jaar dat voorafgaat aan dit waarin de verkiezingen plaatsvinden, gedurende in totaal minstens negen maanden tijdens verscheidene periodes; voor de berekening van deze periode van negen maanden, wordt rekening gehouden met alle periodes gedurende welke de werknemer tewerkgesteld is geweest, hetzij krachtens een arbeids- of een leerovereenkomst, hetzij onder gelijkaardige voorwaarden als bedoeld in artikel 49, vierde lid.; |
4º de leeftijd van vijfenzestig jaar niet hebben bereikt. | 4º de leeftijd van vijfenzestig jaar niet hebben bereikt. |
De oorzaken van schorsing van de uitvoering van de overeenkomst hebben geen invloed op de anciënniteitsvoorwaarden. | De oorzaken van schorsing van de uitvoering van de overeenkomst hebben geen invloed op de anciënniteitsvoorwaarden. |
§ 2. Het is verboden eenzelfde kandidatuur op meer dan één lijst voor te dragen. | § 2. Het is verboden eenzelfde kandidatuur op meer dan één lijst voor te dragen. |
§ 3. De werknemer die in strijd met de bepalingen van de wet van 19 maart 1991 werd ontslagen, mag als kandidaat worden voorgedragen. | § 3. De werknemer die in strijd met de bepalingen van de wet van 19 maart 1991 werd ontslagen, mag als kandidaat worden voorgedragen. |
§ 4. De werknemers die onderdanen zijn van een land dat geen lid is van de Europese Unie, moeten in België tewerkgesteld zijn overeenkomstig de wetgeving betreffende de tewerkstelling van vreemde werknemers. | § 4. De werknemers die onderdanen zijn van een land dat geen lid is van de Europese Unie, moeten in België tewerkgesteld zijn overeenkomstig de wetgeving betreffende de tewerkstelling van vreemde werknemers. |
Art. 60 | Art. 60 |
De Koning bepaalt welke termijn moet verlopen tussen de aanplakking van de datum van de verkiezing voor de personeelsafgevaardigden van de Comités en de datum waarop de kandidaturen moeten worden ingediend. | De Koning bepaalt welke termijn moet verlopen tussen de aanplakking van de datum van de verkiezing voor de personeelsafgevaardigden van de Comités en de datum waarop de kandidaturen moeten worden ingediend. |
De prestaties van de getuigen die de kiesverrichtingen bijwonen, worden als effectief werk beschouwd en als dusdanig beloond. | De prestaties van de getuigen die de kiesverrichtingen bijwonen, worden als effectief werk beschouwd en als dusdanig beloond. |
Art. 61 | Art. 61 |
Het mandaat van de personeelsafgevaardigde neemt een einde : | Het mandaat van de personeelsafgevaardigde neemt een einde : |
1º in geval van niet-herkiezing als gewoon of plaatsvervangend lid, zodra het Comité is aangesteld; | 1º in geval van niet-herkiezing als gewoon of plaatsvervangend lid, zodra het Comité is aangesteld; |
2º indien de betrokkene geen deel meer uitmaakt van het personeel; | 2º indien de betrokkene geen deel meer uitmaakt van het personeel; |
3º in geval van ontslagneming; | 3º in geval van ontslagneming; |
4º indien de betrokkene geen lid meer is van de werknemersorganisatie die de kandidatuur heeft voorgedragen; | 4º indien de betrokkene geen lid meer is van de werknemersorganisatie die de kandidatuur heeft voorgedragen; |
5º in geval van intrekking van het mandaat wegens ernstige tekortkoming, uitgesproken door het bij artikel 79 bedoelde rechtscollege, op verzoek van de werknemersorganisatie die de kandidatuur heeft voorgedragen; | 5º in geval van intrekking van het mandaat wegens ernstige tekortkoming, uitgesproken door het bij artikel 79 bedoelde rechtscollege, op verzoek van de werknemersorganisatie die de kandidatuur heeft voorgedragen; |
6º indien de betrokkene niet meer behoort tot de categorie van werknemers waartoe hij behoorde op het ogenblik van de verkiezingen, tenzij de organisatie die de kandidatuur heeft voorgedragen het behoud van het mandaat vraagt bij aangetekend schrijven gericht aan de werkgever; | 6º indien de betrokkene niet meer behoort tot de categorie van werknemers waartoe hij behoorde op het ogenblik van de verkiezingen, tenzij de organisatie die de kandidatuur heeft voorgedragen het behoud van het mandaat vraagt bij aangetekend schrijven gericht aan de werkgever; |
7º zodra de betrokkene deel uitmaakt van het leidinggevend personeel; | 7º zodra de betrokkene deel uitmaakt van het leidinggevend personeel; |
8º in geval van overlijden. | 8º in geval van overlijden. |
De bepaling van het eerste lid, 6º, is evenwel niet toepasselijk op het lid dat de jonge werknemers vertegenwoordigt. | De bepaling van het eerste lid, 6º, is evenwel niet toepasselijk op het lid dat de jonge werknemers vertegenwoordigt. |
Art. 62 | Art. 62 |
Het plaatsvervangend lid zal ter vervanging van een gewoon lid zetelen : | Het plaatsvervangend lid zal ter vervanging van een gewoon lid zetelen : |
1º in geval het gewoon lid verhinderd is; | 1º ingeval het gewoon lid verhinderd is; |
2º indien het mandaat van het gewoon lid een einde neemt om één van de bij artikel 61, 2º tot 8º, opgesomde redenen. In deze gevallen voltooit het plaatsvervangend lid dit mandaat. | 2º indien het mandaat van het gewoon lid een einde neemt om één van de bij artikel 61, 2º tot 8º, opgesomde redenen. In deze gevallen voltooit het plaatsvervangend lid dit mandaat. |
De niet-verkozen kandidaat van dezelfde categorie en van dezelfde lijst die het grootste aantal stemmen heeft bekomen, wordt plaatsvervanger van een gewoon lid dat zetelt ter vervanging van een gewoon lid wiens mandaat een einde heeft genomen om één van de in artikel 61, 2º tot 8º, opgesomde redenen. Deze bepaling is niet van toepassing op de kandidaten bedoeld in artikel 2, § 3, tweede lid, van voornoemde wet van 19 maart 1991. | De niet-verkozen kandidaat van dezelfde categorie en van dezelfde lijst die het grootste aantal stemmen heeft bekomen, wordt plaatsvervanger van een gewoon lid dat zetelt ter vervanging van een gewoon lid wiens mandaat een einde heeft genomen om één van de in artikel 61, 2º tot 8º, opgesomde redenen. Deze bepaling is niet van toepassing op de kandidaten bedoeld in artikel 2, § 3, tweede lid, van voornoemde wet van 19 maart 1991. |
Indien er geen plaatsvervangende leden meer zijn om een vacante zetel te bezetten, mag een kandidaat van dezelfde categorie en van dezelfde lijst worden aangewezen, volgens de door de Koning vastgestelde regels. Deze kandidaat voltooit het mandaat en geniet van de bepalingen van artikel 2, § 2, van voornoemde wet van 19 maart 1991. | Indien er geen plaatsvervangende leden meer zijn om een vacante zetel te bezetten, mag een kandidaat van dezelfde categorie en van dezelfde lijst worden aangewezen, volgens de door de Koning vastgestelde regels. Deze kandidaat voltooit het mandaat en geniet van de bepalingen van artikel 2, § 2, van voornoemde wet van 19 maart 1991. |
Art. 63 | Art. 63 |
Indien het aantal personeelsafgevaardigden lager is dan twee, wordt het Comité hernieuwd. De Koning stelt de bijzondere regels voor die verkiezingen vast. | Indien het aantal personeelsafgevaardigden lager is dan twee, wordt het Comité hernieuwd. De Koning stelt de bijzondere regels voor die verkiezingen vast. |
Art. 64 | Art. 64 |
Het mandaat van de personeelsafgevaardigden of de hoedanigheid van kandidaat mogen geen aanleiding geven tot benadeling, noch tot bijzondere voordelen. | Het mandaat van de personeelsafgevaardigden of de hoedanigheid van kandidaat mogen geen aanleiding geven tot benadeling, noch tot bijzondere voordelen. |
De personeelsafgevaardigden en de kandidaten genieten de normale promoties en voordelen van de werknemerscategorie waartoe ze behoren. | De personeelsafgevaardigden en de kandidaten genieten de normale promoties en voordelen van de werknemerscategorie waartoe ze behoren. |
Deze bepalingen zijn ook toepasselijk op de leden van de vakbondsafvaardiging die in toepassing van artikel 52 belast is met het uitoefenen van de opdrachten van de Comités. | Deze bepalingen zijn ook toepasselijk op de leden van de vakbondsafvaardiging die met toepassing van artikel 52 belast is met het uitoefenen van de opdrachten van de Comités. |
Vierde afdeling | Vierde afdeling |
Bevoegdheden | Bevoegdheden |
Art. 65 | Art. 65 |
Het Comité heeft hoofdzakelijk als opdracht alle middelen op te sporen en voor te stellen en actief bij te dragen tot alles wat wordt ondernomen om het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk te bevorderen. De Koning kan deze opdracht nader omschrijven en bijkomende opdrachten aan het Comité toevertrouwen, binnen het kader van de domeinen bedoeld in artikel 4. | Het Comité heeft hoofdzakelijk als opdracht alle middelen op te sporen en voor te stellen en actief bij te dragen tot alles wat wordt ondernomen om het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk te bevorderen. De Koning kan deze opdracht nader omschrijven en bijkomende opdrachten aan het Comité toevertrouwen, binnen het kader van de domeinen bedoeld in artikel 4. |
Vijfde afdeling | Vijfde afdeling |
Werking | Werking |
Art. 66 | Art. 66 |
De prestaties van de leden van de Comités worden voor de bezoldiging gelijkgesteld met werkelijke arbeidstijd, zelfs indien zij buiten de arbeidsuren worden geleverd. | De prestaties van de leden van de Comités worden voor de bezoldiging gelijkgesteld met werkelijke arbeidstijd, zelfs indien zij buiten de arbeidsuren worden geleverd. |
De bijkomende verplaatsingskosten van de personeelsafgevaardigden komen ten laste van de werkgever in de gevallen en onder de voorwaarden die door de Koning worden vastgesteld. | De bijkomende verplaatsingskosten van de personeelsafgevaardigden komen ten laste van de werkgever in de gevallen en onder de voorwaarden die door de Koning worden vastgesteld. |
Art. 67 | Art. 67 |
De Comités kunnen andere personeelsleden horen in verband met de kwesties die zij onderzoeken. | De Comités kunnen andere personeelsleden horen in verband met de kwesties die zij onderzoeken. |
De Koning bepaalt onder welke voorwaarden de leden van de Comités de aanwezigheid van deskundigen mogen vorderen. Hij bepaalt de schaal van hun vergoedingen, die ten laste van de werkgever komen. | De Koning bepaalt onder welke voorwaarden de leden van de Comités de aanwezigheid van deskundigen mogen vorderen. Hij bepaalt de schaal van hun vergoedingen, die ten laste van de werkgever komen. |
Art. 68 | Art. 68 |
Elk Comité bepaalt in een huishoudelijk reglement zijn nadere werkingsmodaliteiten. De Koning bepaalt welke punten de huishoudelijke reglementen minstens moeten bevatten. De paritaire comités kunnen modelhuishoudelijke reglementen opstellen die door de Koning algemeen verbindend kunnen verklaard worden. | Elk Comité bepaalt in een huishoudelijk reglement zijn nadere werkingsmodaliteiten. De Koning bepaalt welke punten de huishoudelijke reglementen minstens moeten bevatten. De paritaire comités kunnen modelhuishoudelijke reglementen opstellen die door de Koning algemeen verbindend kunnen verklaard worden. |
Zesde afdeling | Zesde afdeling |
Overgang van onderneming en overname van activa | Overgang van onderneming en overname van activa |
Art. 69 | Art. 69 |
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder : | Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder : |
1º onderneming : de juridische entiteit; | 1º onderneming : de juridische entiteit; |
2º overname van activa : het vestigen van een zakelijk recht op het geheel of een deel van de activa van een failliete onderneming of van een onderneming die het voorwerp is van een gerechtelijk akkoord met boedelafstand waarbij de hoofdactiviteit van de onderneming of van een afdeling ervan wordt voortgezet. | 2º overname van activa : het vestigen van een zakelijk recht op het geheel of een deel van de activa van een failliete onderneming of van een onderneming die het voorwerp is van een gerechtelijk akkoord met boedelafstand waarbij de hoofdactiviteit van de onderneming of van een afdeling ervan wordt voortgezet. |
Art. 70 | Art. 70 |
Bij overgang krachtens overeenkomst van één of meer ondernemingen : | Bij overgang krachtens overeenkomst van één of meer ondernemingen : |
blijven de bestaande Comités fungeren, zo de betrokken ondernemingen hun aard van technische bedrijfseenheid behouden; | blijven de bestaande Comités fungeren, zo de betrokken ondernemingen hun aard van technische bedrijfseenheid behouden; |
wordt, in de andere gevallen, tot de eerstkomende verkiezingen het Comité van de nieuwe onderneming gevormd door al de leden van de Comités die vroeger werden verkozen bij de betrokken ondernemingen, tenzij de partijen er anders over beslissen. Dit Comité fungeert voor het geheel van het personeel van de betrokken ondernemingen. | wordt, in de andere gevallen, tot de eerstkomende verkiezingen het Comité van de nieuwe onderneming gevormd door al de leden van de Comités die vroeger werden verkozen bij de betrokken ondernemingen, tenzij de partijen er anders over beslissen. Dit Comité fungeert voor het geheel van het personeel van de betrokken ondernemingen. |
Art. 71 | Art. 71 |
Bij overgang krachtens overeenkomst van een gedeelte van een onderneming naar een andere onderneming die beide over een Comité beschikken : | Bij overgang krachtens overeenkomst van een gedeelte van een onderneming naar een andere onderneming die beide over een Comité beschikken : |
blijven de bestaande Comités fungeren indien de bestaande technische bedrijfseenheden ongewijzigd blijven; | blijven de bestaande Comités fungeren indien de bestaande technische bedrijfseenheden ongewijzigd blijven; |
blijft, zo de aard van de technische bedrijfseenheden gewijzigd wordt, het bestaande Comité fungeren in de onderneming waarvan een gedeelte overgaat; de personeelsafgevaardigden van het Comité, tewerkgesteld in het gedeelte van de onderneming dat overgaat, worden toegevoegd aan het Comité van de onderneming waarnaar het bedoelde gedeelte is overgegaan. | blijft, zo de aard van de technische bedrijfseenheden gewijzigd wordt, het bestaande Comité fungeren in de onderneming waarvan een gedeelte overgaat; de personeelsafgevaardigden van het Comité, tewerkgesteld in het gedeelte van de onderneming dat overgaat, worden toegevoegd aan het Comité van de onderneming waarnaar het bedoelde gedeelte is overgegaan. |
Art. 72 | Art. 72 |
Bij overgang krachtens overeenkomst van een gedeelte van een onderneming met een Comité naar een onderneming zonder Comité : | Bij overgang krachtens overeenkomst van een gedeelte van een onderneming met een Comité naar een onderneming zonder Comité : |
blijft het bestaande Comité fungeren, zo de aard van technische bedrijfseenheid behouden blijft; | blijft het bestaande Comité fungeren, zo de aard van technische bedrijfseenheid behouden blijft; |
blijft, zo de aard van technische bedrijfseenheid gewijzigd wordt, het Comité van de onderneming, waarvan een gedeelte is overgegaan, fungeren met de personeelsafgevaardigden die niet tewerkgesteld waren in het gedeelte van de onderneming dat is overgegaan; | blijft, zo de aard van technische bedrijfseenheid gewijzigd wordt, het Comité van de onderneming waarvan een gedeelte is overgegaan, fungeren met de personeelsafgevaardigden die niet tewerkgesteld waren in het gedeelte van de onderneming dat is overgegaan; |
wordt bovendien, in de onderneming waarnaar een gedeelte van een andere onderneming is overgegaan, een Comité opgericht tot de eerstkomende verkiezingen bestaande uit de personeelsafgevaardigden tewerkgesteld in bedoeld gedeelte, tenzij de partijen een andere regeling treffen. | wordt bovendien, in de onderneming waarnaar een gedeelte van een andere onderneming is overgegaan, een Comité opgericht tot de eerstkomende verkiezingen bestaande uit de personeelsafgevaardigden tewerkgesteld in bedoeld gedeelte, tenzij de partijen een andere regeling treffen. |
Art. 73 | Art. 73 |
Bij splitsing van een technische bedrijfseenheid in verschillende juridische entiteiten die geen wijziging meebrengt in de aard van de technische bedrijfseenheid, blijft het bestaande Comité tot de eerstkomende verkiezingen behouden. Ontstaan er verscheidene technische bedrijfseenheden dan blijft het Comité voor het geheel van de eenheden bestaan tot de eerstkomende verkiezingen, tenzij de partijen een andere regeling treffen. | Bij splitsing van een technische bedrijfseenheid in verschillende juridische entiteiten die geen wijziging meebrengt in de aard van de technische bedrijfseenheid, blijft het bestaande Comité tot de eerstkomende verkiezingen behouden. Ontstaan er verscheidene technische bedrijfseenheden dan blijft het Comité voor het geheel van de eenheden bestaan tot de eerstkomende verkiezingen, tenzij de partijen een andere regeling treffen. |
Art. 74 | Art. 74 |
In alle gevallen van overgang van een onderneming of van een gedeelte ervan krachtens overeenkomst alsmede in geval van splitsing van een technische bedrijfseenheid in juridische entiteiten, blijven de leden die het personeel vertegenwoordigen en de kandidaten de beschermingsmaatregelen genieten bepaald in voornoemde wet van 19 maart 1991. | In alle gevallen van overgang van een onderneming of van een gedeelte ervan krachtens overeenkomst alsmede in geval van splitsing van een technische bedrijfseenheid in juridische entiteiten, blijven de leden die het personeel vertegenwoordigen en de kandidaten de beschermingsmaatregelen genieten bepaald in voornoemde wet van 19 maart 1991. |
Art. 75 | Art. 75 |
Indien de overgang krachtens overeenkomst, de splitsing of een andere wijziging van de technische bedrijfseenheden plaatsvindt nadat de bepaling van de technische bedrijfseenheden definitief is geworden en voor de dag van de verkiezingen, wordt met de overgang, de splitsing of de wijzigingen van de technische bedrijfseenheden slechts rekening gehouden vanaf de aanstelling van het Comité. De regels bepaald in de artikelen 70 tot 74 zijn in dat geval van toepassing. | Indien de overgang krachtens overeenkomst, de splitsing of een andere wijziging van de technische bedrijfseenheden plaatsvindt nadat de bepaling van de technische bedrijfseenheden definitief is geworden en voor de dag van de verkiezingen, wordt met de overgang, de splitsing of de wijzigingen van de technische bedrijfseenheden slechts rekening gehouden vanaf de aanstelling van het Comité. De regels bepaald in de artikelen 70 tot 74 zijn in dat geval van toepassing. |
Art. 76 | Art. 76 |
In geval van overname van activa van een failliete onderneming of van een onderneming die het voorwerp is van een gerechtelijk akkoord met boedelafstand : | In geval van overname van activa van een failliete onderneming of van een onderneming die het voorwerp is van een gerechtelijk akkoord met boedelafstand : |
1º blijft een comité behouden tot de eerstkomende verkiezingen indien de technische bedrijfseenheid of de technische bedrijfseenheden waaruit de onderneming bestaat, de aard behouden die ze hadden vóór het faillissement of het gerechtelijk akkoord door boedelafstand zonder in een andere onderneming opgenomen te worden; het comité is uitsluitend samengesteld uit een aantal effectieve personeelsafgevaardigden, evenredig met het aantal in de nieuwe onderneming tewerkgestelde werknemers volgens de door de Koning bepaalde regelen; de personeelsafgevaardigden worden onder de gewone of plaatsvervangende afgevaardigden die werden overgenomen, of onder de niet-verkozen kandidaat-personeelsafgevaardigden voor de laatste verkiezingen van het comité die werden overgenomen, aangewezen door de werknemersorganisaties die de bij de vorige verkiezingen verkozen afgevaardigden hebben voorgedragen; dit comité fungeert voor het geheel van het personeel van de overgenomen onderneming; | 1º blijft een comité behouden tot de eerstkomende verkiezingen indien de technische bedrijfseenheid of de technische bedrijfseenheden waaruit de onderneming bestaat, de aard behouden die ze hadden vóór het faillissement of het gerechtelijk akkoord door boedelafstand zonder in een andere onderneming opgenomen te worden; het comité is uitsluitend samengesteld uit een aantal effectieve personeelsafgevaardigden, evenredig met het aantal in de nieuwe onderneming tewerkgestelde werknemers volgens de door de Koning bepaalde regelen; de personeelsafgevaardigden worden onder de gewone of plaatsvervangende afgevaardigden die werden overgenomen, of onder de niet-verkozen kandidaat-personeelsafgevaardigden voor de laatste verkiezingen van het comité die werden overgenomen, aangewezen door de werknemersorganisaties die de bij de vorige verkiezingen verkozen afgevaardigden hebben voorgedragen; dit comité fungeert voor het geheel van het personeel van de overgenomen onderneming; |
2º blijft een comité behouden tot de eerstkomende verkiezingen indien de technische bedrijfseenheid of de technische bedrijfseenheden waaruit de onderneming bestaat, in een andere onderneming of technische bedrijfseenheid ervan worden opgenomen en indien de onderneming of de technische bedrijfseenheid waarin ze worden opgenomen, niet over een dergelijk comité beschikt; het comité is uitsluitend samengesteld uit een aantal effectieve personeelsafgevaardigden, evenredig met het aantal overgenomen werknemers volgens de door de Koning bepaalde regelen; de personeelsafgevaardigden worden onder de gewone of plaatsvervangende afgevaardigden die werden overgenomen, of onder de niet-verkozen kandidaat-personeelsafgevaardigden voor de laatste verkiezingen van het comité die werden overgenomen, aangewezen door de werknemersorganisaties die de bij de vorige verkiezingen verkozen afgevaardigden hebben voorgedragen; dit comité fungeert voor het deel van de overgenomen onderneming. | 2º blijft een comité behouden tot de eerstkomende verkiezingen indien de technische bedrijfseenheid of de technische bedrijfseenheden waaruit de onderneming bestaat, in een andere onderneming of technische bedrijfseenheid ervan worden opgenomen en indien de onderneming of de technische bedrijfseenheid waarin ze worden opgenomen, niet over een dergelijk comité beschikt; het comité is uitsluitend samengesteld uit een aantal effectieve personeelsafgevaardigden, evenredig met het aantal overgenomen werknemers volgens de door de Koning bepaalde regelen; de personeelsafgevaardigden worden onder de gewone of plaatsvervangende afgevaardigden die werden overgenomen, of onder de niet-verkozen kandidaat-personeelsafgevaardigden voor de laatste verkiezingen van het comité die werden overgenomen, aangewezen door de werknemersorganisaties die de bij de vorige verkiezingen verkozen afgevaardigden hebben voorgedragen; dit comité fungeert voor het deel van de overgenomen onderneming. |
De werknemersorganisaties die de bij de vorige verkiezingen verkozen afgevaardigden hebben voorgedragen, kunnen met de nieuwe werkgever een ander geldig akkoord sluiten tot de eerstkomende verkiezingen. | De werknemersorganisaties die de bij de vorige verkiezingen verkozen afgevaardigden hebben voorgedragen, kunnen met de nieuwe werkgever een ander geldig akkoord sluiten tot de eerstkomende verkiezingen. |
HOOFDSTUK IX | HOOFDSTUK IX |
Aan de organen gemeenschappelijke bepalingen | Aan de organen gemeenschappelijke bepalingen |
Art. 77 | Art. 77 |
Alle bevelen, raadgevingen en opvoedende aanbevelingen vanwege de bij de hoofdstukken VI tot VIII bedoelde organen die schriftelijk door middel van aanplakbiljetten of individuele nota's aan de werknemers gegeven worden, zullen op zulke wijze gesteld zijn dat zij door alle werknemers begrepen worden. | Alle bevelen, raadgevingen en opvoedende aanbevelingen vanwege de in de hoofdstukken VI tot VIII bedoelde organen die schriftelijk door middel van aanplakbiljetten of individuele nota's aan de werknemers gegeven worden, zullen op zulke wijze gesteld zijn dat zij door alle werknemers begrepen worden. |
Art. 78 | Art. 78 |
De Koning kan alle maatregelen treffen om, zowel op het nationale als op het plaatselijke en op het professionele vlak, de werkzaamheden van de in de hoofdstukken VI tot VIII bedoelde organen te coördineren en te bevorderen. | De Koning kan alle maatregelen treffen om, zowel op het nationale als op het plaatselijke en op het professionele vlak, de werkzaamheden van de in de hoofdstukken VI tot VIII bedoelde organen te coördineren en te bevorderen. |
Hij kan gewestelijke comités oprichten in de mijnen, graverijen en ondergrondse groeven. | Hij kan gewestelijke comités oprichten in de mijnen, graverijen en ondergrondse groeven. |
HOOFDSTUK X | HOOFDSTUK X |
Beroep bij de arbeidsrechtbanken | Beroep bij de arbeidsrechtbanken |
Art. 79 | Art. 79 |
De werkgevers, de werknemers en hun organisaties kunnen bij de arbeidsrechtbanken : | De werkgevers, de werknemers en hun organisaties kunnen bij de arbeidsrechtbanken : |
1º een vordering inleiden tot beslechting van alle geschillen in verband met de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten; | 1º een vordering instellen tot beslechting van alle geschillen in verband met de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten; |
2º een aanvraag indienen om het bestaan of de afwezigheid te doen vaststellen van de redenen van economische of technische aard, als bedoeld in artikel 2 van voornoemde wet van 19 maart 1991, indien het bevoegd paritair comité zich niet heeft uitgesproken of zich niet heeft kunnen uitspreken binnen de door artikel 3, § 1, tweede lid van dezelfde wet, gestelde termijn; | 2º een aanvraag indienen om het bestaan of de afwezigheid te doen vaststellen van de redenen van economische of technische aard, als bedoeld in artikel 2 van voornoemde wet van 19 maart 1991, indien het bevoegd paritair comité zich niet heeft uitgesproken of zich niet heeft kunnen uitspreken binnen de door artikel 3, § 1, tweede lid van dezelfde wet, gestelde termijn; |
3º een aanvraag indienen om het aantal en de vestigingsplaatsen van de technische bedrijfseenheden te laten bepalen. | 3º een aanvraag indienen om het aantal en de vestigingsplaatsen van de technische bedrijfseenheden te laten bepalen. |
HOOFDSTUK XI | HOOFDSTUK XI |
Toezicht en strafbepalingen | Toezicht en strafbepalingen |
Art. 80 | Art. 80 |
Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de door de Koning aangewezen ambtenaren toezicht op de naleving van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan. | Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de door de Koning aangewezen ambtenaren toezicht op de naleving van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan. |
Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie. | Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie. |
Art. 81 | Art. 81 |
Onverminderd de bepalingen van de artikelen 82 tot 87 worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van 50 tot 1 000 frank of met één van die straffen alleen : | Onverminderd de bepalingen van de artikelen 82 tot 87 worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van 50 tot 1 000 frank of met één van die straffen alleen : |
1º de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden, die de bepalingen van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan hebben overtreden; | 1º de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden, die de bepalingen van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan hebben overtreden; |
2º de personen die niet behoren tot het personeel van de werkgever die de opdrachten die hen in toepassing van deze wet worden toevertrouwd uitoefenen in strijd met de bepalingen van deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten of die deze opdrachten niet uitoefenen volgens de voorwaarden en nadere regels bepaald door deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten. | 2º de personen die niet behoren tot het personeel van de werkgever die de opdrachten die hen in toepassing van deze wet worden toevertrouwd uitoefenen in strijd met de bepalingen van deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten of die deze opdrachten niet uitoefenen volgens de voorwaarden en nadere regels bepaald door deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten. |
Art. 82 | Art. 82 |
Worden gestraft met geldboete van 100 frank, vermenigvuldigd met het aantal in de onderneming tewerkgestelde werknemers, zonder dat die boete 100 000 frank mag te boven gaan, de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die : | M et geldboete van 100 frank, vermenigvuldigd met het aantal in de onderneming tewerkgestelde werknemers, zonder dat die boete 100 000 frank mag te boven gaan, worden gestraft de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die : |
1º in de onderneming geen Dienst of Comité oprichten, in toepassing van deze wet of van haar uitvoeringsbesluiten; | 1º in de onderneming geen Dienst of Comité oprichten, in toepassing van deze wet of van haar uitvoeringsbesluiten; |
2º de werking ervan verhinderen zoals bepaald in deze wet, in de uitvoeringsbesluiten en in de door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten; | 2º de werking ervan verhinderen zoals bepaald in deze wet, in de uitvoeringsbesluiten en in de door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten; |
3º de uitoefening van hun opdrachten belemmeren, inzonderheid door de bij deze wet, haar uitvoeringsbesluiten of de door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten voorgeschreven inlichtingen niet of niet volgens de gestelde regelen te verstrekken of de voorgeschreven raadplegingen niet volgens de gestelde regelen te houden; | 3º de uitoefening van hun opdrachten belemmeren, inzonderheid door de bij deze wet, haar uitvoeringsbesluiten of de door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten voorgeschreven inlichtingen niet of niet volgens de gestelde regelen te verstrekken of de voorgeschreven raadplegingen niet volgens de gestelde regelen te houden; |
4º de uitoefening belemmeren van het mandaat van de personeelsafgevaardigden in de Comités zoals bepaald door deze wet, haar uitvoeringsbesluiten en de door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten; | 4º de uitoefening belemmeren van het mandaat van de personeelsafgevaardigden in de Comités zoals bepaald door deze wet, haar uitvoeringsbesluiten en de door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten; |
5º de uitoefening belemmeren van het mandaat van de vakbondsafvaardiging belast met de opdrachten van de Comités. | 5º de uitoefening belemmeren van het mandaat van de vakbondsafvaardiging belast met de opdrachten van de Comités. |
Art. 83 | Art. 83 |
Worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van 50 tot 1 000 frank of met één van die straffen alleen de ondernemer, zijn lasthebbers of aangestelden die artikel 7 en de uitvoeringsbesluiten ervan hebben overtreden. | M et gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van 50 tot 1 000 frank of met één van die straffen alleen worden gestraft de ondernemer, zijn lasthebbers of aangestelden die artikel 7 en de uitvoeringsbesluiten ervan hebben overtreden. |
Art. 84 | Art. 84 |
Worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van 50 tot 2 000 frank of met één van die straffen alleen : | M et gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van 50 tot 2 000 frank of met één van die straffen alleen worden gestraft : |
1º de werkgever bij wie werknemers van ondernemingen van buitenaf in zijn inrichting werkzaamheden komen uitvoeren, zijn lasthebbers of aangestelden die artikel 8, eerste, derde en vierde lid, en de uitvoeringsbesluiten ervan hebben overtreden; | 1º de werkgever in wiens inrichting werknemers van ondernemingen van buitenaf werkzaamheden komen uitvoeren, zijn lasthebbers of aangestelden die artikel 8, eerste, derde en vierde lid, en de uitvoeringsbesluiten ervan hebben overtreden; |
2º de werkgever van de onderneming van buitenaf, zijn lasthebbers of aangestelden die artikel 8, tweede, derde en vierde lid, en de uitvoeringsbesluiten ervan hebben overtreden. | 2º de werkgever van de onderneming van buitenaf, zijn lasthebbers of aangestelden die artikel 8, tweede, derde en vierde lid, en de uitvoeringsbesluiten ervan hebben overtreden. |
Art. 85 | Art. 85 |
Worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van 50 tot 1 000 frank of met één van die straffen alleen, de werkgever bij wie werknemers van ondernemingen van buitenaf of zelfstandigen in zijn inrichting werkzaamheden komen uitvoeren, zijn lasthebbers of aangestelden die de bepalingen van de artikelen 9, 10 en 12, en hun uitvoeringsbesluiten hebben overtreden. | M et gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van 50 tot 1 000 frank of met één van die straffen alleen worden gestraft de werkgever in wiens inrichting werknemers van ondernemingen van buitenaf of zelfstandigen werkzaamheden komen uitvoeren, zijn lasthebbers of aangestelden die de bepalingen van de artikelen 9, 10 en 12, en hun uitvoeringsbesluiten hebben overtreden. |
Art. 86 | Art. 86 |
Worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van 50 tot 1 000 frank of met één van die straffen alleen : | M et gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van 50 tot 1 000 frank of met één van die straffen alleen worden gestraft : |
1º de opdrachtgever of de bouwdirectie belast met het ontwerp, hun lasthebbers of aangestelden die de krachtens de artikelen 15 tot 17 en 19 van deze wet en hun uitvoeringsbesluiten vastgestelde verplichtingen hebben overtreden; | 1º de opdrachtgever of de bouwdirectie belast met het ontwerp, hun lasthebbers of aangestelden die de krachtens de artikelen 15 tot 17 en 19 van deze wet en hun uitvoeringsbesluiten vastgestelde verplichtingen hebben overtreden; |
2º de opdrachtgever, de bouwdirectie belast met het ontwerp, hun lasthebbers of aangestelden die geen of onvoldoende toezicht hebben gehouden op de door de coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk na te leven verplichtingen. | 2º de opdrachtgever, de bouwdirectie belast met het ontwerp, hun lasthebbers of aangestelden die geen of onvoldoende toezicht hebben gehouden op de door de coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk na te leven verplichtingen. |
Art. 87 | Art. 87 |
Worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van 50 tot 2 000 frank of met één van die straffen alleen : | M et gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van 50 tot 2 000 frank of met één van die straffen alleen worden gestraft : |
1º de opdrachtgever, de bouwdirectie belast met de uitvoering of de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering, hun lasthebbers of aangestelden die de bepalingen van de artikelen 15, 20, 21 en 23 en hun uitvoeringsbesluiten hebben overtreden; | 1º de opdrachtgever, de bouwdirectie belast met de uitvoering of de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering, hun lasthebbers of aangestelden die de bepalingen van de artikelen 15, 20, 21 en 23 en hun uitvoeringsbesluiten hebben overtreden; |
2º de opdrachtgever, de bouwdirectie belast met de uitvoering of de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering, hun lasthebbers of aangestelden die geen of onvoldoende toezicht hebben gehouden op de door de coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk na te leven verplichtingen; | 2º de opdrachtgever, de bouwdirectie belast met de uitvoering of de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering, hun lasthebbers of aangestelden die geen of onvoldoende toezicht hebben gehouden op de door de coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk na te leven verplichtingen; |
3º de aannemers, hun lasthebbers of aangestelden die de bepalingen van de artikelen 15, 20, tweede lid, 23 en 24 en hun uitvoeringsbesluiten hebben overtreden; | 3º de aannemers, hun lasthebbers of aangestelden die de bepalingen van de artikelen 15, 20, tweede lid, 23 en 24 en hun uitvoeringsbesluiten hebben overtreden; |
4º de werkgevers, hun lasthebbers of aangestelden die de bepaling van artikel 31 en zijn uitvoeringsbesluiten hebben overtreden; | 4º de werkgevers, hun lasthebbers of aangestelden die de bepaling van artikel 31 en zijn uitvoeringsbesluiten hebben overtreden; |
5º de bouwdirectie belast met de uitvoering, zijn lasthebbers of aangestelden die de bepalingen van de artikelen 25, 28, eerste lid, en 29 en hun uitvoeringsbesluiten hebben overtreden; | 5º de bouwdirectie belast met de uitvoering, zijn lasthebbers of aangestelden die de bepalingen van de artikelen 25, 28, eerste lid, en 29 en hun uitvoeringsbesluiten hebben overtreden; |
6º de aannemer, zijn lasthebbers of aangestelden die de bepalingen van de artikelen 26, 28, eerste lid, en 29 en hun uitvoeringsbesluiten hebben overtreden; | 6º de aannemer, zijn lasthebbers of aangestelden die de bepalingen van de artikelen 26, 28, eerste lid, en 29 en hun uitvoeringsbesluiten hebben overtreden; |
7º de onderaannemer, zijn lasthebbers of aangestelden die de bepalingen van de artikelen 27, 28, eerste lid, en 29 en hun uitvoeringsbesluiten hebben overtreden. | 7º de onderaannemer, zijn lasthebbers of aangestelden die de bepalingen van de artikelen 27, 28, eerste lid, en 29 en hun uitvoeringsbesluiten hebben overtreden. |
Art. 88 | Art. 88 |
Wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van 26 tot 500 frank of met één van die straffen alleen de zelfstandige die de bepalingen van de artikelen 11, 12 en 28, tweede lid, heeft overtreden. | M et gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van 26 tot 500 frank of met één van die straffen alleen wordt gestraft de zelfstandige die de bepalingen van de artikelen 11, 12 en 28, tweede lid, heeft overtreden. |
Art. 89 | Art. 89 |
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 269 en 271 tot 274 van het Strafwetboek, wordt al wie het krachtens deze wet en haar uitvoeringsbesluiten geregelde toezicht verhindert, gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van 50 tot 1 000 frank of met één van die straffen alleen. | Onverminderd het bepaalde in de artikelen 269 en 271 tot 274 van het Strafwetboek, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van 50 tot 1 000 frank of met één van die straffen alleen al wie het krachtens deze wet en haar uitvoeringsbesluiten geregelde toezicht verhindert. |
Art. 90 | Art. 90 |
In geval van herhaling binnen drie jaar te rekenen van de vroegere veroordeling, wordt de straf verdubbeld. | In geval van herhaling binnen drie jaar te rekenen van de vroegere veroordeling, wordt de straf verdubbeld. |
Art. 91 | Art. 91 |
De werkgever is burgerlijk aansprakelijk voor de betaling van de boeten waartoe zijn lasthebbers of aangestelden zijn veroordeeld. | De werkgever is burgerlijk aansprakelijk voor de betaling van de boeten waartoe zijn lasthebbers of aangestelden zijn veroordeeld. |
Art. 92 | Art. 92 |
De in de artikelen 81 tot 89 vermelde misdrijven worden, voor de berekening van de verjaringstermijn, als voortdurende misdrijven beschouwd. | V oor de berekening van de verjaringstermijn worden als voortdurende misdrijven beschouwd de in de artikelen 81 tot 89 vermelde misdrijven . |
Art. 93 | Art. 93 |
Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn toepasselijk op de bij deze wet bepaalde misdrijven. | Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn toepasselijk op de bij deze wet bepaalde misdrijven. |
Art. 94 | Art. 94 |
De strafvordering wegens overtreding van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan verjaart door verloop van vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan. | De strafvordering wegens overtreding van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan verjaart door verloop van vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan. |
HOOFDSTUK XII | HOOFDSTUK XII |
Slotbepalingen | Slotbepalingen |
Art. 95 | Art. 95 |
De Koning neemt de in deze wet bedoelde maatregelen na het inwinnen van het advies van de in artikel 44 bedoelde Hoge Raad, behalve de maatregelen bedoeld in de artikelen 49, 50, 51, 53, 56, 58 tot 60, 62, 63, 65, tweede lid, 66 en 76. Deze maatregelen neemt hij na het inwinnen van het advies van de Nationale Arbeidsraad. | De Koning neemt de in deze wet bedoelde maatregelen na het inwinnen van het advies van de in artikel 44 bedoelde Hoge Raad, behalve de maatregelen bedoeld in de artikelen 49, 50, 51, 53, 56, 58 tot 60, 62, 63, 65, tweede lid, 66 en 76. Deze maatregelen neemt hij na het inwinnen van het advies van de Nationale Arbeidsraad. |
De Hoge Raad geeft zijn advies binnen zes maanden nadat hem dit gevraagd is. In geval van dringende noodzakelijkheid kan de minister die het advies vraagt deze termijn beperken tot twee maanden. Zodra deze termijnen verstreken zijn mag er aan voorbijgegaan worden. | De Hoge Raad geeft zijn advies binnen zes maanden nadat hem dit gevraagd is. In spoedeisende gevallen kan de minister die het advies vraagt deze termijn beperken tot twee maanden. Zodra deze termijnen verstreken zijn mag er aan voorbijgegaan worden. |
De Nationale Arbeidsraad geeft zijn advies binnen twee maanden nadat hem dit gevraagd is. Na het verstrijken van deze termijn mag er aan voorbijgegaan worden. | De Nationale Arbeidsraad geeft zijn advies binnen twee maanden nadat hem dit gevraagd is. Na het verstrijken van deze termijn mag er aan voorbijgegaan worden. |
Art. 96 | Art. 96 |
§ 1. Artikel 1, 24º, van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten, gewijzigd bij de wetten van 23 januari 1975 en 23 maart 1994, wordt opgeheven. | § 1. Artikel 1, 24º, van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten, gewijzigd bij de wetten van 23 januari 1975 en 23 maart 1994, wordt opgeheven. |
§ 2. Artikel 1bis van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 1 juni 1993, 23 maart 1994 en 30 maart 1994, wordt aangevuld als volgt : | § 2. Artikel 1bis van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 1 juni 1993, 23 maart 1994 en 30 maart 1994, wordt aangevuld als volgt : |
« 8º van 10 000 frank tot 100 000 frank aan : | « 8º van 10 000 frank tot 100 000 frank aan : |
a) de werkgever die de bepalingen van de wet van ... betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk of de uitvoeringsbesluiten ervan heeft overtreden; | a) de werkgever die de bepalingen van de wet van ... betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk of de uitvoeringsbesluiten ervan heeft overtreden; |
b) de werkgever die in zijn onderneming geen Comité voor preventie en bescherming of geen Interne Dienst voor preventie en bescherming heeft opgericht in toepassing van de wet van ... betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk of van haar uitvoeringsbesluiten, die de werking ervan zoals in voornoemde wet voorzien, verhindert, of die de uitoefening van hun opdrachten belemmert door de bij de wet, haar uitvoeringsbesluiten of de door Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten voorgeschreven inlichtingen niet of niet volgens de gestelde regelen te verstrekken of de voorgeschreven raadplegingen niet volgens de gestelde regelen te houden, of tenslotte, die de uitoefening verhindert van het mandaat van de personeelsafgevaardigden in de Comités zoals bepaald bij de wet, haar uitvoeringsbesluiten en de door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten; | b) de werkgever die in zijn onderneming geen Comité voor preventie en bescherming of geen Interne Dienst voor preventie en bescherming heeft opgericht met toepassing van de wet van ... betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk of van haar uitvoeringsbesluiten, die de werking ervan zoals in voornoemde wet bepaald , verhindert, of die de uitoefening van hun opdrachten belemmert door de bij de wet, haar uitvoeringsbesluiten of de door Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten voorgeschreven inlichtingen niet of niet volgens de gestelde regelen te verstrekken of de voorgeschreven raadplegingen niet volgens de gestelde regelen te houden, of tenslotte, die de uitoefening verhindert van het mandaat van de personeelsafgevaardigden in de Comités zoals bepaald bij de wet, haar uitvoeringsbesluiten en de door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten; |
c) de werkgever die de uitoefening belemmert van het mandaat van de vakbondsafvaardiging belast met de opdrachten van de Comités; | c) de werkgever die de uitoefening belemmert van het mandaat van de vakbondsafvaardiging belast met de opdrachten van de Comités; |
d) de ondernemer bedoeld in artikel 83 van de wet van ... betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk; | d) de ondernemer bedoeld in artikel 83 van de wet van ... betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk; |
e) de werkgever bij wie werknemers van ondernemingen van buitenaf in zijn inrichting werkzaamheden komen uitvoeren bedoeld in artikel 85 van de wet van ... betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk; | e) de werkgever bedoeld in artikel 85 van de wet van ... betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, in zijn inrichting werknemers van ondernemingen van buitenaf werkzaamheden komen uitvoeren ; |
f) de opdrachtgever of de bouwdirectie belast met het ontwerp die de inbreuk bedoeld in artikel 86 van de wet van ... betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk heeft gepleegd. | f) de opdrachtgever of de bouwdirectie belast met het ontwerp die de inbreuk bedoeld in artikel 86 van de wet van ... betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk heeft gepleegd. |
9º van 10 000 frank tot 200 000 frank de werkgevers bedoeld in artikel 84 van de wet van ... betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. | 9º van 10 000 frank tot 200 000 frank de werkgevers bedoeld in artikel 84 van de wet van ... betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. |
10º van 10 000 frank tot 200 000 frank : | 10º van 10 000 frank tot 200 000 frank : |
a) de opdrachtgever, de bouwdirectie belast met de uitvoering of de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering bedoeld in artikel 87, 1º en 2º, van de wet van ... betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk; | a) de opdrachtgever, de bouwdirectie belast met de uitvoering of de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering bedoeld in artikel 87, 1º en 2º, van de wet van ... betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk; |
b) de aannemers bedoeld in artikel 87, 3º en 6º, van de wet van ... betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk; | b) de aannemers bedoeld in artikel 87, 3º en 6º, van de wet van ... betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk; |
c) de werkgever bedoeld in artikel 87, 4º, van de wet van ...betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk; | c) de werkgever bedoeld in artikel 87, 4º, van de wet van ...betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk; |
d) de bouwdirectie belast met de uitvoering bedoeld in artikel 87, 5º, van de wet van ... betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk; | d) de bouwdirectie belast met de uitvoering bedoeld in artikel 87, 5º, van de wet van ... betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk; |
e) de onderaannemer bedoeld in artikel 87, 7º, van de wet van ... betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. | e) de onderaannemer bedoeld in artikel 87, 7º, van de wet van ... betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. |
Art. 97 | Art. 97 |
De bepalingen van de artikelen 15 tot 19 zijn voor de eerste maal van toepassing op de ontwerpen van bouwwerken waarvan de uitwerking een aanvang neemt na de inwerkingtreding van hoofdstuk V zoals bepaald door de Koning. | De bepalingen van de artikelen 15 tot 19 zijn voor de eerste maal van toepassing op de ontwerpen van bouwwerken waarvan de uitwerking een aanvang neemt na de inwerkingtreding van hoofdstuk V zoals bepaald door de Koning. |
De Koning stelt bijzondere regelen vast voor de toepassing van de bepalingen van de artikelen 15 en 20 tot 31 op de bouwwerken waarvan de verwezenlijking een aanvang heeft genomen vóór de inwerkingtreding van hoofdstuk V, zoals bepaald door de Koning. | De Koning stelt bijzondere regelen vast voor de toepassing van de bepalingen van de artikelen 15 en 20 tot 31 op de bouwwerken waarvan de verwezenlijking een aanvang heeft genomen vóór de inwerkingtreding van hoofdstuk V, zoals bepaald door de Koning. |
Art. 98 | Art. 98 |
§ 1. De wet van 10 juni 1952 betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers, alsmede de salubriteit van het werk en van de werkplaatsen, gewijzigd bij de wetten van 17 juli 1957, 28 januari 1963, 10 oktober 1967, 17 februari 1971, 16 maart 1971, 23 januari 1975, bij het koninklijk besluit nr. 4 van 11 oktober 1978, het koninklijk besluit nr. 15 van 23 oktober 1975, het koninklijk besluit van 28 september 1984, en de wetten van 22 januari 1985, 22 december 1989, 2 januari 1991, 19 maart 1991, 30 maart 1994 en 7 juli 1994, wordt opgeheven. | § 1. De wet van 10 juni 1952 betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers, alsmede de salubriteit van het werk en van de werkplaatsen, gewijzigd bij de wetten van 17 juli 1957, 28 januari 1963, 10 oktober 1967, 17 februari 1971, 16 maart 1971, 23 januari 1975, bij het koninklijk besluit nr. 4 van 11 oktober 1978, het koninklijk besluit nr. 15 van 23 oktober 1975, het koninklijk besluit van 28 september 1984, en de wetten van 22 januari 1985, 22 december 1989, 2 januari 1991, 19 maart 1991, 30 maart 1994 en 7 juli 1994, wordt opgeheven. |
§ 2. Worden opgeheven in de wetten op de mijnen, groeven en graverijen gecoördineerd op 15 september 1919 : | § 2. I n de wetten op de mijnen, groeven en graverijen, gecoördineerd op 15 september 1919, worden opgeheven : |
1º artikel 76bis, ingevoegd door de wet van 15 juli 1957; | 1º artikel 76bis, ingevoegd door de wet van 15 juli 1957; |
2º artikel 76ter, ingevoegd door de wet van 15 juli 1957 en gewijzigd door de wet van 10 oktober 1967 en het koninklijk besluit van 17 mei 1993; | 2º artikel 76ter, ingevoegd door de wet van 15 juli 1957 en gewijzigd door de wet van 10 oktober 1967 en het koninklijk besluit van 17 mei 1993; |
3º artikel 130bis, ingevoegd door de wet van 15 juli 1957. | 3º artikel 130bis, ingevoegd door de wet van 15 juli 1957. |
Art. 99 | Art. 99 |
De bepalingen van het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming en van de besluiten genomen in uitvoering van de wet van 10 juni 1952 betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers, alsmede de salubriteit van het werk en van de werkplaatsen evenals van de besluiten genomen in uitvoering van de wetten op de mijnen, groeven en graverijen, gecoördineerd op 15 september 1919, blijven van kracht totdat zij uitdrukkelijk worden opgeheven of totdat hun geldigheidsdatum verstrijkt. | De bepalingen van het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming en van de besluiten genomen ter uitvoering van de wet van 10 juni 1952 betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers, alsmede de salubriteit van het werk en van de werkplaatsen evenals van de besluiten genomen in uitvoering van de wetten op de mijnen, groeven en graverijen, gecoördineerd op 15 september 1919, blijven van kracht totdat zij uitdrukkelijk worden opgeheven of totdat hun geldigheidsdatum verstrijkt. |
Art. 100 | Art. 100 |
De Koning kan de bestaande wetsbepalingen wijzigen om ze aan te passen aan de bepalingen van deze wet. | De Koning kan de bestaande wetsbepalingen wijzigen om ze aan te passen aan de bepalingen van deze wet. |
Art. 101 | Art. 101 |
Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de eerste maand na die waarin zij is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad met uitzondering van hoofdstuk V dat in werking treedt op de datum bepaald door de Koning en met uitzondering van hoofdstuk VI dat in werking treedt op de eerste dag van de dertiende maand na die waarin deze wet is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. | Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de eerste maand na die waarin zij is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van hoofdstuk V dat in werking treedt op de datum bepaald door de Koning en met uitzondering van hoofdstuk VI dat in werking treedt op de eerste dag van de dertiende maand na die waarin deze wet is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. |