Kredieten - Illegale reclame - Controles - Maatregelen (Gevaar van overmatige schuldenlast)
consumptief krediet
schuldenlast
bescherming van de consument
sociale uitsluiting
armoede
misleidende reclame
20/2/2009 | Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 26/3/2009) |
2/4/2009 | Antwoord |
In 2006 heb ik de minister van Begroting en Consumentenzaken een vraag gesteld over de illegale reclame voor kredieten, echte valkuilen die tot overmatige schuldenlast leiden (mondelinge vraag nr. 3-950, Handelingen nr. 3-146 van 19 januari 2006, blz. 28).
Het OIVO , het Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties, had toen een studie gepubliceerd over de reclame voor kredieten in België. Uit die studie bleek dat 75% van de reclame voor kredieten die via de brievenbussen in België wordt verdeeld, illegaal is. Ze bracht ook twee wetsovertredingen aan het licht.
De reclame bevat, ten eerste, niet de verplichte wettelijke vermeldingen zoals het adres van de adverteerder, de kredietvorm of het kostenpercentage.
Ten tweede, en dat is volgens mij nog erger, is hier sprake van een schending van de wetgeving die op 1 januari 2004 van kracht werd met betrekking tot de strijd tegen overmatige schuldenlast.
Die illegale praktijken zijn een schande want ze zijn gericht op mensen die al zware financiële moeilijkheden hebben. Anderzijds nemen de maatschappelijke ongelijkheid en de onzekere inkomens toe. Veel mensen die er niet meer in slagen de eindjes aan elkaar te knopen, laten zich snel overhalen. Ze moeten worden beschermd – echter zonder consumeerverbod – zodat ze niet in die valkuilen belanden. Sommigen lopen immers het risico in een negatieve spiraal terecht te komen : overmatige schuldenlast, onvermogen, reputatie van “slechte betaler”, inschrijving op de zwarte lijst, enzovoort.
Volgens het antwoord van de toenmalige minister ligt het probleem niet bij de Belgische regelgeving want die is een van de meest ontwikkelde in Europa. De toepassing zou het probleem zijn.
Werden er recentelijk nog controles gedaan op de naleving van de wetgeving inzake reclame voor kredieten? Er werd destijds aangenomen dat er tijd nodig was om de nieuwe bepalingen die op 1 januari 2004 in werking zijn getreden, te integreren. Is dat inmiddels gebeurd? Ontdekt men nog altijd gevallen van flagrante en herhaalde schendingen van de wet? Zo ja, welke maatregelen zult u nemen om daar een einde aan te stellen?
Hierbij mijn antwoord op de vraag van het geachte lid :
Op 16 maart 2006 werd een taskforce “Kredietreclame” opgericht binnen de Algemene Directie Controle en Bemiddeling.
Deze taskforce werd belast met het permanent toezien op de kredietreclame die door de kredietgevers en kredietbemiddelaars werd gemaakt via de verschillende mediakanalen.
De ervaring wees immers uit dat de kredietsector veel en verschillende reclameadvertenties plaatst. Bovendien wijzigde de inhoud van deze advertenties geregeld, zodat een advertentie die was nagekeken en geëvalueerd, plots werd aangepast, waardoor er dan weer andere wetsbepalingen werden overtreden. Een constante waakzaamheid was dus aangewezen.
Een andere doelstelling van deze taskforce was een uniforme aanpak en benadering van alle advertenties. Het verleden heeft immers aangetoond dat er verschillen in interpretaties waren voor wat betreft bepaalde slogans die veelvuldig gebruikt worden in reclameboodschappen.
Sedert haar oprichting in begin 2006 tot nu werden diverse reclameboodschappen van ruim 1 000 verschillende kredietgevers en kredietbemiddelaars, waaronder ook winkels en garages, nagekeken en geëvalueerd.
Voor het jaar 2006 werden vijfentachtig processen-verbaal van waarschuwing en vier pro justitia’s opgesteld.
Voor het jaar 2007 werden 680 processen-verbaal van waarschuwing en 14 pro justitia’s opgesteld. Het hoge aantal vaststellingen vindt gedeeltelijk zijn verklaring in het feit dat er bepaalde gerichte acties werden gevoerd in de reclames die uitgingen van de elektro- en autobranche.
Voor het jaar 2008 werden achtenzestig processen-verbaal van waarschuwing en vijftien pro justitia’s opgesteld.
Ondanks alle inspanningen is de situatie echter nog steeds niet bevredigend voor wat de reglementering betreft in verband met reclame voor kredieten.
Het zou inderdaad gepast zijn om de term « op onrechtmatige wijze » in artikel 6, § 1, van de wet van 12 juni 1991 betreffende het consumentenkrediet te verwijderen. We moeten namelijk vaststellen dat deze term, in de huidige vorm van de wet, aan de oorsprong ligt van de afwijkingen die we kunnen waarnemen op het vlak van financiële reclame.
Het geachte lid zal trouwens ook vaststellen dat deze wetgeving over het consumentenkrediet het voorwerp zou moeten uitmaken van een grondige evaluatie naar aanleiding van de nieuwe Europese richtlijn van 23 april 2008, die voor 12 mei 2008 moet worden omgezet in Belgisch recht. Ik heb daarom aan de Raad voor het Verbruik gevraagd om voorstellen te formuleren die ze noodzakelijk vinden om aangepast te zien in deze richtlijn, maar met zoveel mogelijk behoud van de mechanismen die de wetgever wenst ter voorkoming van de overmatige schuldenlast.
Anderzijds, is het evident dat de wet van 1992 betreffende het hypothecair krediet aan de consument niet dezelfde bescherming biedt als de wet van 12 juni 1991 betreffende het consumentenkrediet. In deze laatste staan belangrijke bepalingen die niet terug te vinden zijn in de wet op het hypothecair krediet, zoals bijvoorbeeld de regels in verband met reclame. De adverteerders maken gebruik van deze verschillen om reclame te maken voor consumentenkrediet, samen met hypothecair krediet. Deze vormen van reclame respecteren vaak slechts het minst dwingende wettelijk kader.
Ik wens ook de aandacht van het geachte lid te vestigen op het feit dat mogelijke problemen inzake schuldoverlast niet enkel te wijten zijn aan de kredietreclame die gevoerd wordt. Er zijn eveneens veel andere factoren die in aanmerking kunnen komen om te stellen dat de consumenten in schuldoverlast kunnen komen, zoals de veranderde familiale en financiële situatie van de consument.
In het Waals Gewest maakte het Institut Wallon de l’évaluation, de la prospective et de la statistique (IWEPS) een verslag, opgesteld op basis van cijfers van het Observatorium voor Krediet en Schuldenlast, met daarin het volgende klassement:
43 % van de gevallen: tegenvaller (voornamelijk scheiding, werkverlies en ziekte);
23 % van de gevallen: levenswijze die op losse schroeven komt te staan (slecht gebruik van het krediet, beheersproblemen);
19 % van de gevallen: insolvabiliteit aan de basis (onvoldoende inkomen).
Tal van mensen gaan ‘overlevingsschulden’ aan om in hun basisbehoeften te kunnen voorzien: huur, voeding, energie, kleding, gezondheidszorg, school of mobiliteit. Het zijn over het algemeen de huurkosten die het budget blijvend uit evenwicht brengen, net als de algemene stijging van de kostprijs voor goederen en diensten de voorbije jaren
Ik heb de Algemene Directie Controle en Bemiddeling gevraagd om hun inspanningen op dit vlak verder te zetten. In flagrante gevallen zal il mijn collega Van Quickenborne vragen om over te gaan tot een vordering tot staking.