5-402/1

5-402/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

27 OKTOBER 2010


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 387ter, § 1, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, wat de bevoegde rechter inzake het omgangsrecht betreft

(Ingediend door de heer Guy Swennen)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 28 april 2010 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-1758/1 - 2009/2010).

Tijdens de studiedag van 19 maart 2010 over « De niet-naleving van het omgangsrecht — Actuele problemen en mogelijke alternatieven » suggereerde de heer Patrick Senaeve, buitengewoon hoogleraar KULeuven en kamervoorzitter en dienstdoend jeugdrechter in hoger beroep in het hof van beroep te Brussel, een aantal wetswijzigingen om tegemoet te komen aan een aantal praktische problemen of discussies in de rechtsleer die gerezen zijn naar aanleiding van de wet van 18 juli 2006.

Artikel 387ter, § 1, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat, ingeval één van de ouders weigert de rechterlijke beslissingen met betrekking tot de verblijfsregeling van de kinderen of het recht op persoonlijk contact uit te voeren, de zaak opnieuw « voor de bevoegde rechter » kan worden gebracht.

Het toepassingsgebied van dit artikel is ruimer dan dat van artikel 387bis van het Burgerlijk Wetboek, dat beperkt is tot de jeugdrechtbank. Artikel 387ter van het Burgerlijk Wetboek is namelijk van toepassing op alle beslissingen inzake de verblijfsregeling en het omgangsrecht, ongeacht welke de rechtbank is wier beslissing moet worden uitgevoerd.

Het kan hierbij gaan om :

— de vrederechter, die overeenkomstig artikel 223 van het Burgerlijk Wetboek bevoegd is om in het kader van de dringende voorlopige maatregelen tussen echtgenoten uitspraak te doen aangaande de verblijfsregeling en de omgangsregeling; idem overeenkomstig artikel 1479 van het Burgerlijk Wetboek in het kader van de dringende voorlopige maatregelen tussen wettelijk samenwonenden;

— de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg die overeenkomstig artikel 1280 van het Gerechtelijk Wetboek bevoegd is om als rechter ten gronde in het kader van de voorlopige maatregelen tijdens de procedure tot echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting uitspraak te doen aangaande de verblijfsregeling en het omgangsrecht;

— de jeugdrechtbank, die de normaal bevoegde rechtbank is om uitspraak te doen aangaande de verblijfsregeling en het omgangsrecht (artikel 387bis, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek);

— de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg die als kortgedingrechter in geval van spoedeisendheid bij voorraad uitspraak kan doen « in alle zaken » (artikel 584, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek), dus ook aangaande een [voorlopige] verblijfsregeling of [voorlopige] uitoefening van het omgangsrecht, dit in afwachting van een beslissing van de bodemrechter, die in dat geval de jeugdrechtbank is (of uitzonderlijk de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in het kader van de voorlopige maatregelen tijdens de echtscheidingsprocedure).

Op het vlak van de bevoegdheid van de rechter wordt als beginsel gesteld dat de rechter die de niet-nageleefde beslissing heeft genomen, optreedt (artikel 387ter, § 1, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek). Deze regel wijkt af van artikel 569, 5º, van het Gerechtelijk Wetboek waarin is gesteld dat de rechtbank van eerste aanleg noodzakelijkerwijs bevoegd is inzake de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen. De rechter die de beslissing genomen heeft kent de problematiek en is derhalve het best geplaatst om te oordelen of het aangewezen is om dwang- of andere maatregelen te nemen.

De wetgever heeft getracht rekening te houden met de versnippering van de bevoegdheden in deze materie over de onderscheiden rechtscolleges. Dit probleem rijst vooral bij gehuwde ouders, die zich naar gelang van de onderscheiden fases van de procedure (dringende voorlopige maatregelen, voorlopige maatregelen, na echtscheiding) tot verschillende rechtscolleges moeten wenden, met name tot de vrederechter, de voorzitter rechtsprekend in kort geding en de jeugdrechtbank.

De oplossing die de wetgever in de wet heeft opgenomen bestaat er in dat indien de zaak, nadat een rechter uitspraak heeft gedaan en er uitvoeringsmoeilijkheden optreden, inmiddels bij een andere rechter aanhangig werd gemaakt, de vordering inzake tenuitvoerlegging voor deze laatste rechter gebracht dient te worden, en niet voor de rechter die gevonnist heeft (artikel 387ter, § 1, eerste lid, in fine van het Burgerlijk Wetboek).

Deze bepaling dient gelezen te worden in het licht van de problematiek van de temporele bevoegdheid van de onderscheiden rechtscolleges. De zaak kan immers maar aanhangig gemaakt worden bij de oorspronkelijke rechter in zoverre deze nog temporeel bevoegd is.

De vrederechter kan immers in het kader van een procedure ex artikel 223 van het Burgerlijk Wetboek maar geadieerd worden tot op het ogenblik van het inleiden van een echtscheidingsprocedure, terwijl de kortgedingrechter in het kader van een procedure ex artikel 1280 van het Gerechtelijk Wetboek maar geadieerd kan worden tot op het ogenblik van het in kracht van gewijsde treden van de echtscheidingsuitspraak.

Wordt een vonnis van de vrederechter inzake de verblijfsregeling niet nageleefd, en werd inmiddels door een ouder een echtscheidingsprocedure op grond van onherstelbare ontwrichting aanhangig gemaakt, dan moet de gedupeerde ouder ofwel zijn eis tot uitvoering stellen in het kader van een inmiddels overeenkomstig artikel 1280 van het Gerechtelijk Wetboek aanhangig gemaakte procedure van voorlopige maatregelen, ofwel, indien nog niet in voorlopige maatregelen werd gedagvaard, zelf dergelijke procedure opstarten, om dan in het kader hiervan de uitvoeringsproblematiek aan te kaarten. Het is uitgesloten dat in deze hypothese de zaak terug voor de vrederechter gebracht zou worden.

Dezelfde regeling geldt voor de voorzitter rechtsprekend in het kader van de voorlopige maatregelen tijdens de echtscheidingsprocedure overeenkomstig artikel 1280 van het Gerechtelijk Wetboek die, eens de echtscheiding in kracht van gewijsde is getreden, niet meer geadieerd kan worden in verband met het probleem van niet-uitvoering van zijn beschikking (zie supra nr. 4). De gedupeerde ouder moet alsdan een procedure voor de jeugdrechtbank aanhangig maken.

Ook indien een beschikking bij voorraad uitgesproken die op grond van hoogdringendheid werd genomen, niet wordt nageleefd, en de zaak intussen bij de bodemrechter (= de jeugdrechtbank) aanhangig werd gemaakt, is de jeugdrechtbank de bevoegde rechter om kennis te nemen van de uitvoeringsmoeilijkheden die gerezen zijn met betrekking tot deze kortgedingbeschikking en die aldus onder meer de verbeurte van een dwangsom kan opleggen.

Deze oplossing — die de oplossing van het gezond verstand is — wordt nochtans betwist door sommigen die van oordeel zijn dat de rechter die de niet-nageleefde beslissing genomen heeft, bevoegd blijft voor de vordering gesteund op artikel 387ter, § 1, van het Burgerlijk Wetboek; zij menen aldus dat deze bepaling een prorogatie van bevoegdheid inhoudt.

M.i. steunen zij zich op een al te letterlijke lezing van de tekst van de wet, die bepaalt : « tenzij de zaak inmiddels bij een andere rechter aanhangig is gemaakt ». Uit de voorbereidende werkzaamheden van de wet van 18 juli 2006 blijkt evenwel geenszins dat de wetgever met de bepaling van artikel 387ter, § 1, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek heeft willen afwijken van de regels van volstrekte bevoegdheid aangaande betwistingen over het verblijfs- en omgangsrecht.

Gelet op deze discussie is het aangewezen dit uitdrukkelijk in de tekst van de wet op te nemen.

Guy SWENNEN.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 387ter, § 1, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 18 juli 2006, wordt tussen de woorden « aanhangig is gemaakt » en de woorden « , in welk geval » het zinsdeel « of een andere inmiddels de volstrekte bevoegdheid heeft inzake het verblijf van de kinderen of het recht op persoonlijk contact » ingevoegd.

24 september 2010.

Guy SWENNEN.