5-272/1

5-272/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

12 OKTOBER 2010


Wetsvoorstel tot wijziging van de wetgeving in verkeerszaken wat de territoriale bevoegdheid van de rechter betreft

(Ingediend door de heer Guido De Padt)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 2 december 2008 in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd ingediend (stuk Kamer, nr. 52-1635/001).

De volstrekte bevoegdheid van de politierechtbank wordt geregeld door artikel 601bis van het Gerechtelijk Wetboek. Daarin wordt het volgende bepaald : « De politierechtbank neemt kennis, ongeacht het bedrag, van alle vorderingen tot vergoeding van schade ontstaan uit een verkeersongeval zelfs indien het zich heeft voorgedaan op een plaats die niet toegankelijk is voor het publiek. »

Wat de territoriale bevoegdheid van de politierechtbank betreft, is deze enerzijds gebaseerd op de algemene principes van het Gerechtelijk Wetboek, en anderzijds op de contractuele bedingen voor de toekenning van de territoriale bevoegdheid.

Momenteel zijn er verschillende mogelijke (politie)rechtbanken om in geschillen betreffende de aansprakelijkheid voor een verkeersongeval een vordering in te stellen. Er zijn de gemeenrechtelijke opties van artikel 624 van het Gerechtelijk Wetboek. Voor de gevallen betreffende verkeersongevallen zijn dit de woonplaats van de verweerder of de rechter van de plaats waar de verbintenis ontstaan is, in casu dus de plaats van het ongeval.

Artikel 18 van de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, gevoegd bij het gelijknamige koninklijk besluit van 14 december 1992, stelt dan weer dat de maatschappijen verplicht zijn zich achter de verzekerde te stellen vanaf het ogenblik dat de maatschappij gehouden is tot het geven van dekking, voor zover deze wordt ingeroepen. Verder bepaalt artikel 18 nog dat de maatschappij ten aanzien van de burgerrechtelijke belangen het recht heeft om in de plaats van de verzekerde de vordering van de benadeelde te bestrijden ten aanzien van de burgerlijke belangen, in zover de belangen van de maatschappij en van de verzekerde samenvallen.

In het geval van de bepaling van de territoriale bevoegdheid voor de geschillen bedoeld in artikel 601bis van het Gerechtelijk Wetboek kan deze ook worden toegekend aan de hand van een contractueel beding tussen de partijen die daarover een overeenkomst sluiten. In dergelijke verbintenissen komt heel vaak een beding voor krachtens welk de bevoegdheid wordt toegekend aan de politierechtbanken van Brussel.

Daarnaast is er artikel 15 van de WAM-wet (1) dat bij rechtstreekse vordering tegen de aansprakelijkheidsverzekeraar in drie keuzes voor de eiser voorziet, namelijk de rechter van de plaats van het ongeval, deze van de woonplaats van de benadeelde of deze van de plaats waar de maatschappelijke zetel van de verzekeraar zich bevindt.

Wanneer de vordering betreffende de aansprakelijkheid voor een verkeersongeval wordt ingesteld voor een andere rechter dan deze van de plaats waar het ongeval zich voordeed, zorgt dat voor moeilijkheden bij bepaalde onderzoeksmaatregelen, zoals plaatsopnemingen.

Bovendien doet zich een groot probleem voor inzake de overbelasting van rechtbanken. Heel wat verzekeringsmaatschappijen hebben immers hun zetel in grote steden als Brussel. Dat gegeven zorgt ervoor dat op grond van de rechtstreekse vordering een groot deel van de vorderingen betreffende verkeersongevallen uit het hele land met toepassing van artikel 15 van de WAM-wet, ingeleid worden voor de politierechtbank van Brussel. Die kunstmatig gecreëerde toevloed van zaken is één van de oorzaken van de structurele achterstand bij de bewuste politierechtbank.

Als de optie om te dagvaarden voor de rechter van de maatschappelijke zetel van de aansprakelijkheidsverzekeraar zou komen te vervallen, zou de instroom van dergelijke vorderingen een halt worden toegeroepen en zou er meteen een betere verdeling van deze zaken over de politierechtbanken van het hele land ontstaan. De Brusselse politierechtbank zou in ieder geval aanzienlijk ontlast worden. De politierechtbanken ijveren er al geruime tijd voor om in geschillen met betrekking tot de aansprakelijkheid voor een verkeersongeval een exclusieve bevoegdheid te bepalen voor de rechtbank van de locatie waar het ongeval zich voordeed.

Uit hoorzittingen naar aanleiding van het wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek aangaande de territoriale bevoegdheid van de rechter inzake bewarende beslagen en middelen tot tenuitvoerlegging (stuk Senaat, 2002-2003, nr. 2-1004/4, blz. 7 e.v.) viel daarenboven af te leiden dat het Koninklijk Verbond van Vrede- en Politierechters en andere magistraten zich unaniem kunnen scharen achter een dergelijke maatregel waardoor voortaan dienaangaande de politierechtbank van de plaats van het ongeval bevoegd is.

De voorgestelde maatregel wil ook de efficiëntie van het gerecht bevorderen omdat de rechter van de plaats van het ongeval de natuurlijke rechter is. Een grondige kennis van de omgeving is immers een troef om een verkeersongeval goed te beoordelen.

Ook de Beroepsvereniging der Verzekeringsondernemingen (BVVO) was niet gekant tegen de toekenning van de exclusieve territoriale bevoegdheid aan de politierechtbank van de plaats van het ongeval. Zij zijn immers van oordeel dat het ter plaatse is dat men over de meeste deskundigheid beschikt om over het ongeval te oordelen. Tevens kan volgens hen de kostprijs van de procedures verlaagd worden omdat minder zaken in Brussel behandeld zullen worden, waar de erelonen van advocaten beduidend hoger liggen dan bij advocaten uit de provincies.

In het belang van de goede werking van de politierechtbanken in het algemeen en van de rechtzoekende in het bijzonder is het aangewezen de wetgeving aan te passen. Daartoe wil de indiener voorzien in een territoriale bevoegdheid van openbare orde, voor de politierechtbank van de plaats van het ongeval met betrekking tot de geschillen bedoeld in artikel 601bis van het Gerechtelijk Wetboek, namelijk de vorderingen tot vergoeding van schade ontstaan uit een verkeersongeval. Dit conform de toewijzingsregel « lex loci delicti », die in het internationaal privaatrecht geldt.

De aldus voorgestelde bevoegdheidsregel is van openbare orde zodat de rechter van ambtswege zijn bevoegdheid kan vaststellen en de geschillen kan afwijzen die niet onder zijn territoriale bevoegdheid vallen. Indien deze maatregel evenwel niet van openbare orde zou zijn, zullen de partijen van deze bevoegdheidsregel kunnen afwijken, waardoor de indiener van mening is dat derhalve een dergelijke hervorming haar doel zou missen.

Volgens toenmalig minister van Justitie Marc Verwilghen zou met een dergelijke bevoegdheidsregeling het aantal burgerlijke zaken die voor de Brusselse politierechtbanken worden behandeld met een derde kunnen afnemen. De heer M.-P. Lenvain, rechter bij de politierechtbank te Brussel, spreekt over een daling van de werklast met 15 tot 20 % (stuk Senaat, 2002-2003, nr. 2-1004/4, blz. 7-8).

De nieuwe territoriale bevoegdheidsregel heeft ook positieve gevolgen voor het genoemde probleem van de gerechtelijke plaatsopneming. De rechter moet immers niet langer een beroep doen op de techniek van de rogatoire commissie, een zware procedure die hem ervan kan weerhouden een plaatsopneming te verrichten, aangezien het ongeval zich altijd zal hebben voorgedaan in het gerechtelijk arrondissement van de rechtbank die het geschil onderzoekt.

De invoering van deze maatregel maakt ook het « forum shoppen » onmogelijk. De partijen kunnen namelijk niet langer kiezen welk rechtsgebied hen het « best » lijkt om het geschil te beslechten. Bovendien wordt het aantal bevoegdheidsgeschillen dat aan de eveneens overbelaste arrondissementsrechtbanken wordt voorgelegd, beperkt.

Wanneer er een wijziging aan de wet wordt aangebracht, moet duidelijk gesteld worden dat die exclusieve territoriale bevoegdheid enkel en alleen slaat op vorderingen betreffende de aansprakelijkheid voor een verkeersongeval. Er mag dus niet geraakt worden aan artikel 628, 10º, van het Gerechtelijk Wetboek dat stelt dat geschillen tussen een verzekeringsnemer en zijn verzekeraar enkel voor de rechter van de woonplaats van de verzekeringsnemer kunnen worden gebracht. Dit gaat immers niet om aansprakelijkheidsvorderingen betreffende een ongeval, maar wel — in de eerste plaats — om regresvorderingen en om zekere contractuele vorderingen (bijvoorbeeld een vordering van een particulier tegen zijn omniumverzekeraar).

Voor regresvorderingen komen particulieren vaak zelf opdagen op de rechtbank, al is het maar om termijnen van betaling te vragen. De territoriale bevoegdheid van de rechter van de woonplaats van de verzekeringsnemer zorgt er dan ook voor dat de rechtzoekende een betere en makkelijkere toegang tot de rechter heeft en dat hij het voordeel heeft geen exuberante (verplaatsings)kosten te moeten maken.

Om tot een oplossing van het gestelde probleem te komen, dienen twee ingrepen te gebeuren. Ten eerste moet artikel 15 van de WAM-wet afgeschaft worden en ten tweede moet aan artikel 628 van het Gerechtelijk Wetboek een bepaling toegevoegd worden die stelt dat voor vorderingen betreffende de verantwoordelijkheid voor een verkeersongeval, de politierechter van de plaats waar het ongeval zich voordeed, exclusief bevoegd is.

Een terugwerkende kracht van een dergelijke maatregel wordt niet voorgesteld, want deze zou in de praktijk veel problemen met zich meebrengen. Indien de nieuwe bevoegdheidsregel van toepassing zou worden op de aanhangig zijnde rechtsgedingen waarvan nog geen beslissing tot vaststelling van de bevoegdheid is genomen, zou dit materieel haast onmogelijk zijn door de griffiers al de hangende dossiers te laten onderzoeken om na te gaan of ze volgens de nieuwe regel al dan niet aan de territoriaal bevoegde politierechtbank overgezonden moeten worden. Bovendien kan een verwijzing naar een andere rechtbank ertoe leiden dat de taal van de rechtspleging verandert, waardoor alle reeds neerlegde stukken vertaald moeten worden. Het lijkt de indiener in het licht hiervan dan ook beter, voor wat de inwerkingtreding betreft, het gemene recht te volgen en de voorgestelde bevoegdheidsregeling van kracht te laten worden op de nieuwe rechtsgedingen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

Hiermee wordt artikel 15 van de WAM-wet aangepast, zodat de mogelijkheid om een vordering in te stellen voor de rechter van de plaats waar de verzekeraar zijn maatschappelijke zetel heeft, vervalt.

Artikel 3

Hierdoor wordt een toevoeging gedaan aan artikel 628 van het Gerechtelijk Wetboek waarin de uitsluitende bevoegdheid van de rechter van de plaats waar het ongeval is gebeurd wordt bepaald, voor vorderingen inzake de verantwoordelijkheid voor een verkeersongeval.

Guido DE PADT.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 15 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, vervangen bij de wet van 22 augustus 2002, worden de woorden « kan de verzekeraar in België door de benadeelde worden gedagvaard, hetzij voor de rechter van de plaats van het feit waaruit de schade is ontstaan, hetzij voor de rechter van de woonplaats van de benadeelde, hetzij voor de rechter van de plaats van de zetel van de verzekeraar » vervangen door de woorden « is de rechter bedoeld in artikel 628, 25º, van het Gerechtelijk Wetboek bevoegd ».

Art. 3

Artikel 628 van het Gerechtelijk Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 9 mei 2007, wordt aangevuld met de bepaling onder 25º, luidende :

« 25º de rechter van de plaats waar het verkeersongeval zich voordeed, voor zover het een vordering betreft inzake de aansprakelijkheid voor dat ongeval. »

Art. 4

Deze wet is enkel van toepassing op vorderingen ingesteld na de inwerkingtreding van deze wet.

27 september 2010.

Guido DE PADT.

(1) Wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, Belgisch Staatsblad van 8 december 1989.