3-1523/1 | 3-1523/1 |
24 JANUARI 2006
Inleiding
Een overeenkomst inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek Oeganda werd te Kampala ondertekend op 1 februari 2005. Het betreft hier een verdrag met een gemengd karakter conform de principebeslissing getroffen door de Interministeriële Conferentie van Buitenlands Beleid van 4 april 1995.
Reeds in 1994 werd door de Oegandese autoriteiten de wens geuit om met de BLEU een overeenkomst ter wederzijdse bescherming en bevordering van de investeringen af te sluiten. Op dat moment moesten de uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 5 mei 1993 inzake de internationale betrekkingen van Gewesten en Gemeenschappen, die ingevolge de grondwetsherziening vanaf dan moesten worden betrokken bij de totstandkoming van gemengde verdragen, nog worden genomen. Bijgevolg lagen de onderhandelingen betreffende de investeringsverdragen dan stil.
In 1997 werd de BLEU-ontwerptekst overgemaakt aan de Oegandese autoriteiten, daar het land door de bevoegde geografische dienst op het departement van het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken dat jaar als onderhandelingsprioriteit werd bestempeld. De procedure werd aanvankelijk via schriftelijke uitwisseling van commentaren gevoerd.
Uiteindelijk werd het verdrag tussen de BLEU en Oeganda onderhandeld in het kader van een UNCTAD-onderhandelingsronde tussen MO-landen (Minder Ontwikkelde) onderling of tussen MO-landen en geïndustrialiseerde landen te Bonn op 4 oktober 2001. Vandaar dat er ook nog geen sociale en milieuclausule in staat (pas vanaf 2002 verplicht).
Op 1 februari 2005 werd het verdrag dan ondertekend te Kampala door minister Armand de Decker namens de BLEU.
Inhoud van de onderhandelingen
De BLEU-ontwerptekst werd als uitgangspunt genomen van de gesprekken en van Oegandese zijde werden hier een aantal amenderingen op gemaakt. Naar aanleiding van deze onderhandelingen werd eveneens de BLEU-tekst bijgesteld. De amenderingen sloegen op hetvolgende :
— in de aanhef : toevoegen van een voorlaatste paragraaf beginnend met : « Recognising that the encouragement ... in the territories of both Contracting Parties. »
— artikel 1, § 2 in de aanhef « any kind of assets and any direct or indirect contribution » vervangen door « every kind of assets and every direct or indirect contribution »;
— artikel 1, § 2, a, b en d : vervangen door de Oegandese tekst die vollediger is en beter geformuleerd;
— artikel 1, § 3 : de BLEU-tekst is vervangen door de Oegandese tekst, in keuriger Engels gesteld, met dezelfde ideeën;
— artikel 1, § 4 : ieder van de twee landen behoudt de eigen definitie met betrekking tot de beschrijving van het territorium;
— artikel 2, § 1 : de BLEU-tekst wordt vervangen door de Oegandese tekst die vollediger is;
— artikel 3, §§ 3 en 4 in de BLEU-tekst worden geschrapt want zij worden beter geformuleerd in artikel 10 van de BLEU-tekst die handelt over de MFN-clausule;
— artikel 10 van de BLEU-tekst wordt het nieuwe artikel 4 en de daaropvolgende artikels worden hernummerd. De nieuwe tekst is een menging van de BLEU- en de Oegandese teksten met dezelfde grondideeën;
— het nieuwe artikel 5 smelt §§ 1 en 2 van de BLEU-tekst samen in een nieuwe eerste paragraaf. § 3 wordt gedeeltelijk herschreven, in een keuriger Engels. De §§ 4 en 5 komen uit de BLEU-tekst;
— het nieuwe artikel 6, § 1, leest voortaan « ... relating to an investment, without undue delay, including more particularly : ». Tegelijkertijd vervalt § 4 van dit artikel, want dit is een nodeloze herhaling. Daardoor wordt § 5 nu § 4 in de nieuwe tekst. Ten slotte vervangt de betere Oegandese tekst § 1, c, d en e uit de BLEU-tekst (nieuwe c en d);
— in het nieuwe artikel 8 vervangt de betere Oegandese tekst de BLEU-tekst;
— in artikel 12 komt er op Oegandese vraag, een zinnetje bij « It shall, however, not be applicable to claims arising out of disputes which occurred prior to its entry into force. »;
— de nieuwe artikelen 13 en 14 komen er op Oegandees voorstel. Zij betreffen de wetgeving van toepassing op investeringen en de wijze van het indienen van amendementen op de tekst. De inhoud van deze artikelen zijn voor de BLEU vanzelfsprekend maar de Oegandese delegatie houdt eraan ze specifiek te vermelden.
— Een sociale en milieuclausule is niet aanwezig in het verdrag, aangezien de onderhandelingen plaats hebben gevonden voor 2002, het jaar wanneer de beslissing werd genomen voor de opname hiervan in de ontwerptekst van het investeringsverdrag.
Het investeringsklimaat in Oeganda
Op politiek vlak bevindt het land zich in een transitieperiode van de facto éénpartijstaat (movement-systeem) naar multipartisme.
Sinds 1987 heeft Oeganda ononderbroken de programma's van het IMF gevolgd. De stipte naleving van de beleidsvoorschriften van het Fonds maken van Oeganda, volgens bepaalde waarnemers, een modelleerling met opvallende resultaten.
Het voorbije jaar groeide de economie met 6 %, dankzij een goede oogst en het behoud van de macro-economische stabiliteit. Ook de inflatie bleef onder controle (5 %). Het land erkent het belang van buitenlandse investeringen, tracht een transparant ondernemings- en investeringsvriendelijk klimaat te creëren en haar economisch beleid te oriënteren in de richting van export-geleide groei, hetgeen uiteindelijk moet bijdragen tot armoedebestrijding. De opening van de Oegandese markt in regionaal perspectief (East African Community-EAC en Common Market for Eastern and Southern Africa-COMESA) speelt een belangrijke rol bij het aantrekkelijk maken van investeringen die niet enkel de Oegandese bevolking maar ook de EAC en COMESA als doelgroep heeft.
De investeringen
Volgens de « Uganda Investment Autority » bedragen de Foreign Direct Investments momenteel ongeveer 227 Mio USD per jaar. Het land met de grootste (geplande) investeringen in 2004 waren de Bermuda-eilanden voor India en de VS. België stond op de dertiende plaats en werd door de EU-landen alleen voorafgegaan door het VK (4), Nederland (7) en Noorwegen (12), maar voor Frankrijk (22) en Duitsland (24).
België heeft, op de uitbouw van Chemiphar-lab na, geen investeringen gedaan in Oeganda. Wel dient vermeld te worden dat enkele landgenoten lokaal een eigen bedrijf opgestart hebben (voedingssector, visexport uit het Victoriameer, telecommunicatie, toerisme).
Sabena was sinds de onafhankelijkheid steeds aanwezig, en politiek bestendigd door SN Brussels Airlines die 3 rechtstreekse vluchten inlegt tussen Brussel en Entebbe.
De banksector is aanwezig via de Allied Bank, die via de Belgolaise (75 % aandeelhouder naast 25 % FMO) behoort tot de Fortisgroep.
De wetgeving
Oeganda heeft een goed ontwikkelde en wettelijk omkaderde en gereguleerde financiële sector, waarbij investeerders kunnen terugvallen op onbeperkte deviezentransfers en winstrepatriëring. Voor de creatie van toegevoegde waarde zijn kapitaalintensieve investeringen onontbeerlijk. De Oegandese overheid beschikt daarvoor over een klassiek incentive-pakket : vennootschapsbelasting van 30 %; exemptie invoertax en BTW-uitstel voor installatie/machines en speciaal versnelde afschrijving ervan; geen restricties op kapitaaltransfers; 100 % initiële toelage voor training, wetenschappelijk onderzoek en minerale exploitatie en « first arrival »-privileges (uitgez. voertuigen en persoonlijke bezittingen van de expats). Vaak worden individuele kandidaat investeerders met op maat gemaakte paketten overgehaald om productie in Oeganda op te starten. Tot slot bestaat er een « investment code » met de nodige wetgeving en regelgeving die in voege is en de « Uganda Investment Autority » die is opgericht als « one-stop-shop » voor potentiële investeerders.
Verdragen met andere landen
Tot nog toe heeft Oeganda met negen andere landen een investeringsverdrag ondertekend, waaronder Duitsland, Italië, Nederland, het VK, Denemarken en Frankrijk. Met onder andere Zweden en China werd er ook reeds onderhandeld.
Doelstelling voor het afsluiten van een investeringsverdrag
De doelstelling van een dergelijke overeenkomst is, naast het aanmoedigen van investeringen, het bieden van garanties voor een maximale bescherming aan de investeerder, zoals de waarborg voor een billijke en gerechtvaardigde behandeling van de investering, de clausule van de meest begunstigde natie om discriminatie te voorkomen, een vergoedingsplicht bij eigendomsberovende maatregelen, de vrije overmaking van inkomsten en het creëren van een gepast juridisch kader waarbinnen investeringsgeschillen kunnen geregeld worden en waarbij de investeerder een beroep kan doen op internationale arbitrage.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Karel DE GUCHT.
De minister van Buitenlandse Handel,
Marc VERWILGHEN.
Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,
Onze Groet.
Op de voordracht van Onze minister van Buitenlandse Zaken en van Onze minister van Buitenlandse Handel,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Onze minister van Buitenlandse Zaken en Onze minister van Buitenlandse Handel zijn ermee belast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
De Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Republiek Uganda, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Kampala op 1 februari 2005, zal volkomen gevolg hebben.
Gegeven te Brussel, 17 januari 2006.
ALBERT
Van Koningswege :
De minister van Buitenlandse Zaken,
Karel DE GUCHT.
De minister van Buitenlandse Handel,
Marc VERWILGHEN.
tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Republiek Uganda, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen.
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË,
handelend mede in naam van
de regering van het Groothertogdom Luxemburg, krachtens bestaande overeenkomsten,
de Vlaamse regering,
de Waalse regering,
en de Brusselse Hoofdstedelijke regering,
enerzijds,
en
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK UGANDA,
anderzijds,
(hierna te noemen « de Overeenkomstsluitende Partijen »),
VERLANGENDE hun economische samenwerking te versterken door voor investeringen door onderdanen van de ene Overeenkomstsluitende Partij gunstige voorwaarden te scheppen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij,
IN HET BESEF dat de aanmoediging en de wederzijdse bescherming van dergelijke investeringen uit hoofde van een internationale overeenkomst zal leiden tot het stimuleren van het particulier initiatief om zaken te doen en de welvaart in beide Staten zal vergroten :
zijn het volgende overeengekomen :
ARTIKEL 1
Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de term :
1. « investeerder » :
a) de « onderdanen », zijnde elk natuurlijk persoon die volgens de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg of de Republiek Uganda wordt beschouwd als een onderdaan van het Koninkrijk België of van het Groothertogdom Luxemburg dan wel van de Republiek Uganda;
b) de « vennootschappen », zijnde elke rechtspersoon die is opgericht in overeenstemming met de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg of van de Republiek Uganda en waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is op het grondgebied van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg dan wel van de Republiek Uganda.
2. « investeringen » : alle soorten vermogensbestanddelen en elke rechtstreekse of onrechtstreekse inbreng in speciën, natura of diensten, die worden geïnvesteerd of geherinvesteerd in welke economische sector ook.
Als investeringen in de zin van deze Overeenkomst gelden in het bijzonder, doch niet uitsluitend :
a) materiële en immateriële, roerende en onroerende goederen, alsmede andere zakelijke rechten zoals hypotheken, retentierechten, pandrechten, rechten van vruchtgebruik en soortgelijke rechten;
b) een vennootschap of een onderneming, aandelen, effecten of alle andere vormen van deelneming in een vennootschap of een onderneming, rechten die verband houden met deelneming in ondernemingen en alle andere vormen van kapitaaldeelneming, zelfs minoritair of onrechtstreeks, in vennootschappen die zijn opgericht op het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen;
c) obligaties, tegoeden en gelijk welke prestatie die economische waarde heeft;
d) auteursrechten, rechten van industriële en intellectuele eigendom, octrooien, handelsnamen, octrooien met betrekking tot een nijverheidsmodel, goodwill en andere soortgelijke rechten;
e) concessies verleend krachtens het publiekrecht of een overeenkomst, met inbegrip van concessies voor het opsporen, ontginnen, winnen of exploiteren van natuurlijke rijkdommen.
Veranderingen in de rechtsvorm waarin vermogensbestanddelen en kapitaal werden geïnvesteerd of geherinvesteerd doen geen afbreuk aan de omschrijving ervan als « investering » als bedoeld in deze Overeenkomst.
3. « opbrengst » : de inkomsten die een investering oplevert, en met name, doch niet uitsluitend, winst, rente, vermogensaanwas, dividenden, royalty's en andere rechten.
4. « grondgebied » :
a) wat de Belgisch-Luxemburgse Unie betreft, het grondgebied van het Koninkrijk België en het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg evenals de zeegebieden, dit wil zeggen de gebieden op en onder zee die zich voorbij de territoriale wateren van de betreffende Staten uitstrekken en waarin laatstgenoemde, overeenkomstig het internationaal recht, soevereine rechten en rechtsmacht uitoefenen met het oog op de opsporing, de winning en het behoud van de natuurlijke rijkdommen;
b) wat Uganda betreft, de Republiek Uganda.
ARTIKEL 2
Bevordering van investeringen
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij laat investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied toe in overeenstemming met haar wetgeving en bevordert en schept gunstige omstandigheden voor zodanige investeringen, met inbegrip van het bevorderen van de oprichting van vertegenwoordigingsbureau's.
2. Elke Overeenkomstsluitende Partij staat het sluiten en uitvoeren van licentieovereenkomsten en overeenkomsten inzake commerciële, administratieve of technische bijstand toe, voor zover deze activiteiten verband houden met zodanige investeringen.
ARTIKEL 3
Bescherming van investeringen
1. Alle investeringen, zij het rechtstreekse of onrechtstreekse, door investeerders van een der Overeenkomstsluitende Partijen genieten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een eerlijke en rechtvaardige behandeling.
2. Onder voorbehoud van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde, genieten deze investeringen een voortdurende bescherming en zekerheid, met uitsluiting van elke onredelijke of discriminatoire maatregel die, in rechte of in feite, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de liquidatie van deze investeringen zou kunnen belemmeren.
ARTIKEL 4
Nationale behandeling en meest begunstigde natie
1. In alle aangelegenheden met betrekking tot de behandeling van investeringen genieten de investeerders van elke Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij de behandeling van meest begunstigde natie.
2. Met betrekking tot de werking, het beheer, het onderhoud, het gebruik, het genot, de verkoop of de vervreemding van investeringen dient elke Overeenkomstsluitende Partij investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied een behandeling toe te kennen die niet minder gunstig is dan de behandeling die wordt toegekend aan haar eigen investeerders of de investeerders van een andere Staat, zo laatstgenoemde behandeling gunstiger is.
3. Het bepaalde in deze Overeenkomst met betrekking tot een behandeling die in elk geval niet minder gunstig is dan die welke aan de onderdanen en bedrijven van een derde Staat wordt toegekend, mag niet zodanig worden uitgelegd dat de ene Overeenkomstsluitende Partij wordt verplicht de onderdanen en bedrijven van de andere Overeenkomstsluitende Partij mede het voordeel te laten genieten van een behandeling, preferentie of voorrecht voortvloeiend uit :
a) het lidmaatschap van een bestaande of toekomstige regionale organisatie voor economische integratie of douane-unie waarbij één van de Overeenkomstsluitende Partijen partij is of zal kunnen worden, of
b) een regeling met een derde staat of staten in dezelfde geografische regio die ten doel heeft de bevordering van regionale samenwerking op economisch, sociaal, industrieel, monetair of arbeidsgebied in het kader van specifieke projecten.
4. Het bepaalde in deze Overeenkomst is niet van toepassing op belastingzaken op het grondgebied van de één der Overeenkomstsluitende Partijen. Deze zaken vallen onder toepassing van de Overeenkomst ter vermijding van dubbele belasting en de nationale wetgeving van de Overeenkomstsluitende Partijen.
ARTIKEL 5
Ontneming en eigendomsbeperking
1. Investeringen gedaan door investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij kunnen niet worden genationaliseerd, onteigend of onderworpen aan andere maatregelen met een soortgelijk gevolg (hierna te noemen « onteigening »), behalve wanneer de onteigening wordt gedaan in het algemeen belang, zonder enige discriminatie, met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang en tegen een spoedige, billijke en reële schadeloosstelling.
2. Het bedrag van deze schadeloosstelling komt overeen met de marktwaarde van de investeringen op de dag voordat de maatregelen werden genomen of bekendgemaakt.
3. Deze schadeloosstelling wordt onverwijld uitgekeerd in gelijk welke omwisselbare munt en moet vrij kunnen worden overgemaakt.. Ze levert rente op tegen een gewone commerciële rentevoet vanaf de datum van de vaststelling van het bedrag tot de datum van uitbetaling.
4. Aan investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking tot hun investeringen wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand of opstand op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, wordt door laatstgenoemde, wat de restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, een behandeling toegekend die ten minste gelijk is aan die welke die Overeenkomstsluitende Partij aan investeerders van de meestbegunstigde natie toekent.
5. Voor de in dit artikel behandelde kwesties verleent elke Overeenkomstsluitende Partij aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij een behandeling die ten minste gelijk is aan die welke investeerders van de meestbegunstigde natie op haar grondgebied genieten en die in elk geval niet minder gunstig is dan die waarin het internationaal recht voorziet.
ARTIKEL 6
Overmakingen
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij de toelating om alle met een investering verband houdende uitkeringen onverwijld vrij over te maken. Deze omvatten in het bijzonder :
a) bedragen bestemd om de investering tot stand te brengen, te behouden of uit te breiden;
b) bedragen bestemd voor het nakomen van contractuele verbintenissen, met inbegrip van de bedragen die nodig zijn voor de terugbetaling van leningen, royalty's en andere betalingen voortvloeiend uit licenties, franchises, concessies en andere soortgelijke rechten, alsmede de bezoldiging van het geëxpatrieerd personeel;
c) het geïnvesteerde kapitaal of de opbrengst van de gehele of gedeeltelijke verkoop of liquidatie van de investeringen;
d) de in toepassing van artikel 5 uitgekeerde schadeloosstelling.
2. De onderdanen van beide Overeenkomstsluitende Partijen, die uit hoofde van een investering toelating hebben gekregen om op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij te werken, is het tevens toegestaan een evenredig deel van hun bezoldiging over te maken naar hun land van herkomst.
3. Alle overmakingen gebeuren in vrij inwisselbare munt, tegen de koers die op de datum van overmaking van toepassing is op contante transacties.
4. De in dit artikel vermelde waarborgen zijn ten minste gelijk aan die welke worden toegestaan aan investeerders van de meest begunstigde natie.
ARTIKEL 7
Subrogatie
1. Indien één der Overeenkomstsluitende Partijen dan wel openbare instelling van deze Partij een schadeloosstelling uitkeert aan haar eigen investeerders op grond van een voor een investering verleende waarborg, erkent de andere Overeenkomstsluitende Partij dat de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij of de desbetreffende openbare instelling in de rechten van de investeerders is getreden.
2. In verband met de overgedragen rechten kan de andere Overeenkomstsluitende Partij jegens de verzekeraar die in de rechten van de schadeloosgestelde investeerders is getreden, de verplichtingen laten gelden die wettelijk of contractueel op de investeerders rusten.
ARTIKEL 8
Toepassing van andere bepalingen
Wanneer een vraagstuk omtrent investeringen wordt geregeld bij deze Overeenkomst en bij een andere internationale overeenkomst waarbij beide Overeenkomstsluitende Partijen partij zijn, kunnen de Overeenkomstsluitende Partijen en hun investeerders aanspraak maken op de bepalingen die voor hen het meest gunstig zijn.
ARTIKEL 9
Bijzondere Overeenkomsten
1. Investeringen waarvoor een bijzondere overeenkomst is gesloten tussen de ene Overeenkomstsluitende Partij en investeerders van de andere Partij zijn onderworpen aan de bepalingen van deze Overeenkomst en aan die van de bijzondere overeenkomst.
2. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich de door haar aangegane verbintenissen ten aanzien van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij te allen tijde na te komen.
ARTIKEL 10
Regeling van investeringsgeschillen
1. Van elk investeringsgeschil tussen een investeerder van de ene Overeenkomstsluitende Partij en de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt schriftelijk kennis gegeven door de eerste Partij die een vordering instelt. De kennisgeving gaat vergezeld van een behoorlijk toegelichte nota.
De Partijen dienen ernaar te streven geschillen in de mate van het mogelijke door onderhandeling te regelen, indien nodig door deskundig advies in te winnen van een derde partij of anders door middel van bemiddeling tussen de Overeenkomstsluitende Partijen langs diplomatieke weg.
2. Wanneer de bij het geschil betrokken partijen niet rechtstreeks tot een minnelijke schikking zijn gekomen of het geschil niet door bemiddeling langs diplomatieke weg hebben kunnen regelen binnen zes maanden na ontvangst van de kennisgeving, wordt het, naar keuze van de investeerder, voorgelegd aan hetzij de bevoegde rechtsmacht van de Staat waar de investering werd gedaan, hetzij aan internationale arbitrage.
Elke Overeenkomstsluitende Partij geeft daartoe haar voorafgaande en onherroepelijke toestemming elk geschil aan zodanige arbitrage te onderwerpen. Deze toestemming houdt in dat beide Partijen afstand doen van het recht om de uitputting van alle nationale administratieve en rechtsmiddelen te verzoeken.
3. In geval van internationale arbitrage, wordt het geschil naar keuze van de investeerder voorgelegd aan één van de volgende instellingen :
— een scheidsgerecht ad hoc, ingesteld volgens de arbitrageregels van de Commissie van de Verenigde Naties voor Internationaal Handelsrecht (U.N.C.I.T.R.A.L.);
— het Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen (I.C.S.I.D.), dat is opgericht krachtens het Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen van andere Staten, dat op 18 maart 1965 te Washington voor ondertekening werd opengesteld, wanneer elke Staat die Partij is bij de onderhavige Overeenkomst partij is geworden bij bedoeld Verdrag.
Zolang niet aan deze voorwaarde is voldaan, stemt elke Overeenkomstsluitende Partij ermee in dat het geschil aan arbitrage wordt onderworpen overeenkomstig de regels van de Aanvullende Voorziening van het I.C.S.I.D.;
— het Scheidsgerecht van de Internationale Kamer van Koophandel te Parijs;
— het Instituut voor Arbitrage van de Kamer van Koophandel te Stockholm.
Indien wordt overgegaan tot de arbitrageprocedure op initiatief van een Overeenkomstsluitende Partij, verzoekt die Partij de betrokken investeerder schriftelijk het scheidsgerecht aan te wijzen waaraan het geschil zal worden voorgelegd.
4. Geen van de bij een geschil betrokken Overeenkomstsluitende Partij, zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechterlijke uitspraak als verweer kunnen aanvoeren dat de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding ter uitvoering van een verzekeringspolis of van de in artikel 7 van deze Overeenkomst vermelde waarborg heeft ontvangen, die het geheel of een gedeelte van zijn verliezen dekt.
5. Het scheidsgerecht beslist op grond van het nationale recht, met inbegrip van de regels inzake wetsconflicten, van de Overeenkomstsluitende Partij die partij is bij het geschil en op het grondgebied waarvan de investering werd gedaan alsmede op grond van de bepalingen van deze Overeenkomst, van de bepalingen van de met betrekking tot de investering eventueel gesloten bijzondere overeenkomst en van de beginselen van internationaal recht.
6. De uitspraken van het scheidsgerecht zijn onherroepelijk en bindend voor de partijen bij het geschil. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe ze uit te voeren overeenkomstig haar nationale wetgeving.
ARTIKEL 11
Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst
1. Geschillen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst worden zoveel mogelijk langs diplomatieke weg beslecht.
2. Wanneer een geschil niet langs diplomatieke weg kan worden beslecht, wordt het voorgelegd aan een gemengde commissie bestaande uit vertegenwoordigers van beide Partijen. Deze Commissie komt op verzoek van de meest gerede Partij en zonder onnodige vertraging bijeen.
3. Indien de gemengde commissie het geschil niet kan regelen, wordt het op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen onderworpen aan een scheidsgerecht dat voor elk geval afzonderlijk op de volgende wijze wordt samengesteld :
Elke Overeenkomstsluitende Partij benoemt een scheidsman binnen een tijdspanne van twee maanden vanaf de datum waarop een der Overeenkomstsluitende Partijen de andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil aan arbitrage te onderwerpen. Binnen twee maanden na hun benoeming benoemen, de twee scheidsmannen in onderling overleg een onderdaan van een derde Staat tot voorzitter van het scheidsgerecht.
Indien deze termijnen worden overschreden, kan een der Overeenkomstsluitende Partijen de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming(en) te verrichten.
Indien de voorzitter van het Internationale Gerechtshof onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij of van een Staat waarmee een der Overeenkomstsluitende Partijen geen diplomatieke banden heeft of indien hij om een andere reden verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, wordt de Vice-President van het Internationale Gerechtshof verzocht de benoeming(en) te verrichten.
4. Het aldus samengesteld scheidsgerecht stelt zijn eigen procedureregels vast. Het doet uitspraak bij meerderheid van stemmen; de uitspraken zijn onherroepelijk en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen.
5. Elke Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten van de door haar benoemde scheidsman. De kosten die voortvloeien uit de benoeming van de derde scheidsman en de ambtelijke kosten van het gerecht worden gelijkelijk door de Overeenkomstsluitende Partijen gedragen.
ARTIKEL 12
Vorige investeringen
Deze Overeenkomst is eveneens van toepassing op investeringen die vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst werden gedaan door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, in overeenstemming met de wetten en voorschriften van laatstgenoemde. De Overeenkomst is evenwel niet van toepassing op vorderingen voortvloeiend uit geschillen die vóór de inwerkingtreding ervan zijn ontstaan.
ARTIKEL 13
Wetgeving
Om alle twijfel weg te nemen, wordt verklaard dat alle onder toepassing van deze Overeenkomst vallende investeringen geregeld worden door de wetgeving die van kracht is op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij waarin zodanige investeringen worden gedaan.
ARTIKEL 14
Wijzigingen
Het bepaalde in deze Overeenkomst kan worden gewijzigd met wederzijdse toestemming van beide Overeenkomstsluitende Partijen. Zodanige wijzigingen worden doorgevoerd via uitwisseling van nota's langs diplomatieke weg tussen beide Overeenkomstsluitende Partijen.
ARTIKEL 15
Inwerkingtreding en Duur
1. Deze Overeenkomst treedt in werking een maand na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen de akten van bekrachtiging hebben uitgewisseld. Ze blijft van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar.
Tenzij ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Overeenkomstsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt deze Overeenkomst stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, met dien verstande dat elke Overeenkomstsluitende Partij zich het recht voorbehoudt de Overeenkomst te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid.
2. Ten aanzien van investeringen die vóór de datum van beëindiging van de Overeenkomst zijn gedaan, blijft deze van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar vanaf de datum van beëindiging.
TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
GEDAAN te Kampala, op 2005, in drie oorspronkelijke exemplaren in de Nederlandse, de Franse en de Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend.
Ontwerp van wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Republiek Uganda, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Kampala op 1 februari 2005.
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
De Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Republiek Uganda, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Kampala op 1 februari 2005, zal volkomen gevolg hebben.
39.577/4
De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 14 december 2005 door de minister van Buitenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een voorontwerp van wet « houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Republiek Uganda, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Kampala op 1 februari 2005 », heeft op 10 januari 2006 het volgende advies gegeven :
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1º, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het voorontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
1. Vooraan in het verdrag dat aan de federale wetgevende kamers wordt voorgelegd met het oog op de instemming ermee, staat te lezen dat het wordt gesloten tussen « de regering van het Koninkrijk België, de regering van het Groothertogdom Luxemburg, krachtens bestaande overeenkomsten, de Vlaamse regering, de Waalse regering, en de Brusselse Hoofdstedelijke regering, enerzijds, de regering van de Republiek Uganda, anderzijds ». Er wordt nogmaals gewezen op het feit dat verdragen weliswaar worden gesloten door de daartoe bevoegde organen van de uitvoerende macht, maar dat ze dit doen namens de rechtspersonen waarvan zij de uitvoerende macht zijn of voor wie zij optreden. De verdragsluitende partijen zijn in dezen dan ook, benevens de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek Uganda, wat de Belgische instellingen betreft, het Koninkrijk België, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (1) .
2. In het ter fine van instemming voorgelegde verdrag wordt gesteld dat het is gedaan « in drie oorspronkelijke exemplaren in de Nederlandse, de Franse en de Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend ».
Teneinde de leden van de wetgevende kamers in te lichten omtrent de inhoud van de lezing die primeert in geval van verschil in uitlegging, moet bij die kamers de tekst in de Engelse taal worden ingediend (2) .
De kamer was samengesteld uit
De heer R. ANDERSEN, eerste voorzitter van de Raad van State,
De heren P. LIÉNARDY en P. VANDERNOOT, staatsraden,
Mevrouw C. GIGOT, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer J. REGNIER, eerste auditeur-afdelingshoofd.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. LIÉNARDY.
| De griffier, | De eerste voorzitter, |
| C. GIGOT. | R. ANDERSEN. |
(1) Zie in die zin advies 35.923/1, op 9 oktober 2003 verstrekt over een voorontwerp van wet « houdende instemming met het akkoord tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Russische Federatie betreffende de samenwerking op het gebied van de verkenning en het gebruik van de ruimte voor vreedzame doeleinden, en met de Bijlage, ondertekend te Moskou op 20 december 2000 » (Gedr. Stuk Senaat, 2004-2005, nr. 3-1212/1, blz. 25); zie eveneens advies 34.039/4, op 19 november 2002 verstrekt over een voorontwerp dat geworden is de wet van 13 mei 2003 houdende instemming met de Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van het Koninkrijk Noorwegen inzake het leggen van de « Norfra » gaspijpleiding op het Belgische continentaal plat, en de Bijlagen 1, 2 en 3, ondertekend te Brussel op 20 december 1996 (Gedr. Stuk BHR, 2002-2003, nr. 1417, blz. 46); advies 34.352/4, op 19 november 2002 verstrekt over een voorontwerp dat geworden is de ordonnantie van 13 februari 2003 houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de regering van de Republiek Belarus, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, opgemaakt te Brussel op 9 april 2002 (Gedr. Stuk BHR, 2002-2003, nr. A-380/1, blz. 5); advies 38.057/4, op 16 februari 2005 verstrekt over een voorontwerp van wet « houdende instemming met de Scheepvaartovereenkomst tussen de regeringen van het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg en de regering van de Republiek Litouwen, ondertekend te Brussel op 23 april 2001 »; advies 38.492/4, op 29 juni 2005 verstrekt over een voorontwerp van wet « houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en Australië inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door bepaalde gezinsleden van het diplomatiek en consulair personeel, ondertekend te Sydney op 19 november 2002 »; advies 39.189/4, op 26 oktober 2005 verstrekt over een voorontwerp van Waals decreet « portant assentiment a l'Accord entre 1'Union économique belgo-luxembourgeoise, d'une part, et la République du Nicaragua, d'autre part, concernant l'encouragement et la protection réciproques des investissements, fait a Luxembourg le 27 mai 2005 ».
(2) Zie de recente adviezen 38.057/4 van 16 februari 2005, 38.492/4 van 29 juni 2005 en 39.189/4 van 26 oktober 2005.