1-666/1 (Senaat)
-1076/1-96/97 (Kamer)

1-666/1 (Senaat)
-1076/1-96/97 (Kamer)

Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers en Senaat

GEWONE ZITTING 1996-1997 (*)

13 JUNI 1997


Conferentie van de Commissies voor Europese aangelegenheden (XVIe COSAC), Den Haag 9 en 10 juni 1997


VERSLAG

NAMENS HET ADVIESCOMITE VOOR EUROPESE AANGELEGENHEDEN VAN KAMER EN SENAAT (1 )

UITGEBRACHT DOOR
MEVR. HERMANS (Ch.) EN MEVR. BRIBOSIA (S)


INHOUDSTAFEL

  1. Inleiding.
  2. Verloop van de Conferentie.
    1. De Intergouvernementele Conferentie en de Europese Raad van Amsterdam (16-17 juni 1997).
      1. Uiteenzetting door de heer W. Kok, eerste minister en de heer H. van Mierlo, minister van Buitenlandse Zaken van Nederland.
      2. Gedachtewisseling tussen de deelnemers.
      3. Uiteenzetting door de heer G. Zalm, minister van Financiën.
      4. Gedachtewisseling tussen de deelnemers.
    2. Gedachtewisseling over de openheid, de doorzichtigheid en de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie.
    3. Varia.
      1. Mededelingen van het toekomstige Luxemburgse Voorzitterschap.
      2. Buitengewone deelneming aan de volgende COSAC te Luxemburg van waarnemers van kandidaat-landen.
      3. Creatie van een internet-site voor de COSAC.

I. - INLEIDING

De zestiende conferentie van de commissies gespecialiseerd in communautaire aangelegenheden (COSAC), vond op maandag 9 en dinsdag 10 juni 1997 plaats in de Tweede Kamer van het Nederlandse parlement.

Deze conferentie wordt tweemaal per jaar georganiseerd door het parlement van het land dat het voorzitterschap van de Europese Unie waarneemt. Op die vergadering komen de afvaardigingen van de parlementaire commissies van de Lid-Staten van de Unie die gespecialiseerd zijn in Europese aangelegenheden samen met het Europees Parlement bijeen.

De afvaardiging van het Adviescomité voor de Europese aangelegenheden van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van de Senaat was samengesteld uit de volgende leden : mevrouw A. Hermans (Kamer - CVP), mevrouw Bribosia (Senaat - PSC), mevrouw A.-M. Lizin (Senaat - PS) en mevrouw S. de Bethune (Senaat - CVP).

II. - VERLOOP VAN DE CONFERENTIE

A. De Intergouvernementele Conferentie

1. UITEENZETTINGEN DOOR DE HEER W. KOK, EERSTE MINISTER EN DE HEER H.VAN MIERLO, MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN VAN NEDERLAND

De heer W. Kok heeft een lijst opgesteld van de elementen die in het nieuwe Verdrag zouden moeten worden opgenomen omdat ze in de ogen van het Nederlandse voorzitterschap prioritair zijn :

(1) In het Verdrag zal worden vastgelegd dat de Unie is gegrondvest op de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat, alsmede non-discriminatie.

(2) Er zullen stappen worden gezet op weg naar de geleidelijke totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid .

Het gaat dan om het vrije verkeer van personen, daaraan verbonden asiel-, immigratie- en visabeleid.

(3) Het Schengen-acquis zal worden geïncorporeerd in het Verdrag.

(4) De politiële en justitiële samenwerking in strafzaken zal worden versterkt.

(5) Er komt een nieuw hoofdstuk over werkgelegenheid.

Economisch en sociaal beleid zijn in wezen twee zijden van dezelfde munt.

Door op dit gebied te komen tot een betere samenwerking en coördinatie zullen we beter in staat zijn om gezonde arbeidsverhoudingen, een hoog niveau van werkgelegenheid en sociale rechtvaardigheid te bevorderen.

(6) Er zullen afspraken worden gemaakt ter versterking van sociaal beleid, beleid met betrekking tot milieu, volksgezondheid en consumentenbescherming. Stuk voor stuk onderwerpen die de burgers rechtstreeks raken.

(7) De tweede pijler zal in diverse opzichten worden versterkt : wijze van besluitvorming, oprichting van een eenheid voor beleidsplanning en vroegtijdige waarschuwing en het opnemen van de Petersbergtaken.

(8) Het streven van het Nederlandse voorzitterschap is erop gericht om artikel 113 inzake het extern economisch beleid uit te breiden met de deelterreinen van diensten en intellectuele eigendom.

(9) Op institutioneel gebied zal de besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid worden uitgebreid.

(10) De rol van de Voorzitter van de Europese Commissie zal worden versterkt.

Daarnaast zal de Commissie voorstellen moeten doen om de doelmatigheid en efficiency van haar werkwijze te verbeteren.

(11) De codecisie-procedure zal worden uitgebreid en vereenvoudigd.

(12) Er zullen nadere afspraken worden gemaakt ten aanzien van de omvang van de Commissie en de stemmenweging, teneinde de Unie gereed te maken voor uitbreiding.

(13) Een andere belangrijke institutionele kwestie is het scheppen van de mogelijkheid - binnen nauwkeurig omschreven kaders - voor lidstaten om te besluiten tot versterkte samenwerking mits het acquis en de eenheid van de Unie worden gewaarborgd.

(14) Er zal een Protocol aan het Verdrag worden toegevoegd over de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie.

De heer Kok heeft opgemerkt dat het uitgangspunt van zowel het Voorzitterschap als de Lid-Staat Nederland geweest is - en nog steeds is - dat het verlies aan nationale parlementaire controle als gevolg van de overgang van unanimiteit naar gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming dient te worden opgevangen door invoering van codecisie met het Europees Parlement.

In de eerste pijler heeft het Voorzitterschap voorstellen ingediend waarvan de strekking is dat gekwalificeerde meerderheid in codecisie met het Europees Parlement de regel moet zijn.

In de tweede pijler heeft een aantal Lid-Staten ervoor gepleit om de uitgaven ten aanzien van de GBVB-pijler te kwalificeren als verplichte uitgaven.

In het Voorzitterschapsvoorstel dat nu op tafel ligt, wordt uitgegaan van niet-verplichte uitgaven in combinatie met een inter-institutioneel akkoord tussen Raad, Commissie en Europees Parlement.

Het Europees Parlement zal daar dus nauw bij betrokken zijn.

Wat betreft de besluitvorming in de GBVB-pijler bestaat er onder de Lid-Staten weinig animo voor een versterking van de positie van het Europees Parlement.

Maar er is hier geen sprake van een achteruitgang van democratisch toezicht, zoals weleens wordt beweerd.

Dan de derde pijler. Wat betreft het beleid dat naar de eerste pijler wordt overgeheveld, streeft het Voorzitterschap naar stemming met gekwalificeerde meerderheid en codecisie met het Europees Parlement.

De rol van het Europees Parlement in de derde pijler wordt versterkt, zij het helaas in mindere mate dan velen zouden wensen.


De heer van Mierlo memoreerde dat de grondslagen van het GBVB door het Verdrag van Maastricht werden gelegd en dat men naar een communautarisering van die aangelegenheden moest evolueren, ook al waren de instrumenten daartoe tot dusver uitermate beperkt. Voor een aantal landen is het immers niet gemakkelijk hun soevereiniteit ter zake op te geven. De door het nieuwe ontwerp-verdrag in uitzicht gestelde regelingen moeten het GBVB evenwel efficiënter maken en de daadkracht van de Unie verhogen. Het Nederlandse voorzitterschap staat in dat verband de oprichting van een onderzoeks- en planningseenheid voor waarin de Commissie, het secretariaat van de Raad, de WEU en de Lid-Staten vertegenwoordigd zouden zijn. De bedoeling ervan is de Unie in staat te stellen om, in een zeer vroeg stadium, te beschikken over een lijst van de risico's en de gevolgen van een eventuele interventie van buitenaf door de Unie. Het Nederlandse voorzitterschap wenst ook de stemmingen met gekwalificeerde meerderheid tot het domein van het GBVB uit te breiden.

Vervolgens wees de heer van Mierlo erop dat de banden tussen de Unie en de landen uit Centraal- en Oost-Europa almaar nauwer werden aangehaald (in dat verband verklaarde hij dat de Top van Amsterdam een duidelijk politiek signaal moest uitzenden om een snelle toetreding van die landen mogelijk te maken) en dat de Unie een almaar intensere dialoog met de landen uit het Middellandse-Zeegebied (Conferentie van Barcelona in november 1995 en van Malta in april 1997) had gevoerd.

Tot besluit merkte de heer Van Mierlo op dat de Unie voortaan al het mogelijke zou doen om haar interventies en initiatieven sterker te profileren, met name in het Midden-Oosten waaraan zij de grootste economische en financiële hulp verleent teneinde op politiek vlak een groter gewicht in de schaal te leggen.

2. GEDACHTEWISSELING

Tijdens de gedachtewisseling met de afgevaardigden van de COSAC werden de volgende punten beklemtoond :

- de hervorming van de vigerende institutionele regelingen zal van doorslaggevend belang zijn als men wil voorkomen dat de toekomstige uitbreiding van de Unie wordt afgeremd;

- de Britse regering heeft zich akkoord verklaard om het sociale protocol in het nieuwe Verdrag op te nemen. Het sociaal beleid van de Unie moet nog vooruitstrevender worden;

- sterkere samenwerking en flexibiliteit zijn mechanismen die met voorzichtigheid horen te worden gehanteerd en waarvan duidelijk moet worden afgelijnd hoe ze moeten worden toegepast;

- de toekomstige betrekkingen tussen de WEU en de Europese Unie en de eventuele integratie van die organisatie in de Europese Unie is voor een aantal landen (zoals Finland) echt problematisch;

- volgens een aantal afgevaardigden is het Comité van de regio's een degelijk instrument dat echter nog niet over voldoende bevoegdheden beschikt;

- de communautarisering van de derde pijler zal de nationale parlementen de controle over die aangele genheden ontnemen, terwijl er anderzijds geen enkele waarborg wordt geboden dat die controle door het Europees Parlement zal worden uitgeoefend;

- een aantal Lid-Staten maakten sterk voorbehoud bij het ontwerp-protocol over de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie (onder meer met betrekking tot het tweede deel dat aan de COSAC gewijd is); het ligt in de bedoeling de huidige verklaring nr 13 van het Verdrag van Maastricht door voormeld ontwerp-protocol te vervangen;

- het is aangewezen definitief gestalte te geven aan de democratisering van de Europese Unie. In de eerste pijler zal de samenwerkingsprocedure nagenoeg verdwijnen ten voordele van het medebeslissingsrecht dat aanzienlijk zal worden versterkt. De momenteel bestaande procedure van de derde lezing zal eveneens verdwijnen. Het wetgevende evenwicht tussen het Europees Parlement en de Raad moet worden gewaarborgd.

Mevrouw A. Hermans merkte op dat de Economische en Monetaire Unie moet functioneren zoals werd gepland, maar dat het eveneens belangrijk is de aandacht vooral op het sociaal beleid van de Unie toe te spitsen. Het artikel over de werkgelegenheid in het nieuwe Verdrag gaat in de goede richting.

Wat het GBVB betreft, vroeg ze zich af of de geplande regels in zekere zin geen achteruitgang zijn in vergelijking met de huidige regelgeving, gelet op de mogelijkheid voor de Lid-Staten om het nationaal belang in te roepen zelfs indien een beslissing tot optreden door de Unie reeds bij een gekwalificeerde meerderheid door de Raad van Ministers genomen is. Met betrekking tot de tussenkomst van de Unie in Centraal-Afrika, pleitte mevrouw Hermans ervoor dat de Unie haar buitenlands beleid coherenter en doorzichtiger zou maken teneinde uiteenlopende en soms tegenstrijdige standpunten van de Lid-Staten te voorkomen.

Mevrouw Hermans onderstreepte tot slot dat het Verdrag een artikel aan de bescherming van kinderen dient te wijden.

Mevrouw A.-M. Lizin bracht diverse punten ter sprake zoals de in de Europese Unie gevoerde strijd tegen geweld ten aanzien van kinderen, de principiële scheiding tussen de IGC en de Euro terwijl de politieke band tussen beide alsmaar hechter wordt, de vooruitzichten inzake fiscaliteit en het mogelijke verband tussen de uitbreiding van de Unie en de toetreding tot de WEU.

Mevrouw Bribosia heeft gevraagd of, ingeval de definitieve teksten van het Verdrag - die zullen worden voorgesteld op 30 mei 1997 door het Nederlandse Voorzitterschap - niet zijn aangevuld met een verruimde stemming bij gekwalificeerde meerderheid, het uitbreidingsproces zal aangevat worden na zes maand, ofwel of het zal uitgesteld worden ?

De vraag is eveneens gesteld of de kandidaat-landen al dan niet zullen verzocht worden eveneens toe te treden tot de WEU.

Tenslotte, bij gebrek aan een nieuw artikel 6 (tegen elke discriminatie op basis van geslacht) en een nieuw hoofdstuk over de gelijkheid tussen vrouwen en mannen, vraagt spreekster of op zijn minst een splitsing van artikel 6 A kan bekomen worden om de discriminatie op basis van geslacht, los te koppelen van andere discriminatievormen.

Als reactie op de vragen en opmerkingen van de Belgische afvaardiging, onderstreepte het Nederlandse voorzitterschap dat men zich inderdaad niet tevreden moest stellen met een artikel over de werkgelegenheid in het Verdrag. Dat artikel getuigt echter wel van het voornemen van de Europese Unie om op dat vlak initiatieven te nemen en vormt voortaan een sleutelonderdeel van het Verdrag.

Wat het GBVB betreft, zouden de strategieën die door de Europese Raad zullen worden bepaald, zo uitgebreid mogelijk moeten zijn om te voorkomen dat deze zich in de plaats stelt van de Raad algemene zaken en zich slechts over de details inzake de uitvoering moet buigen.

Inzake de mogelijkheid voor een Lid-Staat om het nationaal belang in te roepen, wenste de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken te onderstrepen dat de Raad er zou op toezien dat die bepaling zo strikt mogelijk geïnterpreteerd wordt. Het voorzitterschap heeft niet geantwoord op de vragen betreffende de uitbreiding en de gelijkheid tussen mannen en vrouwen.

De staatssecretaris voor Europese Zaken, de heer M. Patijn, merkte ook op dat het bereiken van een echte fiscale harmonisering, althans op dit ogenblik, illusoir is, maar dat zulks de Unie niet verhinderde zich bijvoorbeeld via de Monti-groep over het knelpunt te buigen.

Wat het verband tussen de uitbreiding van de Unie en de toetreding tot de WEU betreft, herinnerde de staatssecretaris eraan dat zolang de Europese Unie en de WEU afzonderlijke instellingen zijn, er geen enkele reden is officiële en formele verbanden te leggen tussen de uitbreiding van de Unie en de toetreding tot de WEU. In dat verband verkiezen sommigen Lid-Staten bovendien niet door het Verdrag van Amsterdam gebonden te zijn.

In verband met Europol merkte de staatssecretaris op dat men die organisatie grotere slagkracht zou kunnen geven waarbij duidelijker wordt toegelicht wat haar bevoegdheden zijn om een onderzoek te verrichten ongeacht de plaats waar het zich voltrekt.

Hoe dat ook zij, politie en justitie vallen onder de intergouvernementele samenwerking en als men in die voor een aantal Lid-Staten zeer gevoelige materies tot gedetailleerder overeenkomsten wil komen, moet allereerst een mentaliteitsverandering worden bewerkstelligd en moet men ook politiek willen doorzetten.

3. UITEENZETTING VAN DE HEER G. ZALM, MINISTER VAN FINANCIEN

De Nederlandse Minister van Financiën heeft onderstreept dat de laatste Ecofin-raad de relaties heeft geregeld tussen de landen die deelnemen en deze die niet deelnemen aan de EMU. Het juridisch arsenaal dat de band regelt tussen de munten is klaar.

Het kader-reglement gebaseerd op artikel 235, laat de overgang toe van ECU naar EURO.

Inzake het stabiliteitspact dat moeizaam werd genegocieerd op de Top te Dublin in december 1996, heeft Minister Zalm herinnerd aan het doel ervan, namelijk te garanderen middels financiële sancties, dat de landen van de EURO-zone een stricte budgettaire discipline zouden volgen.

Een controle- en correctieprocedure voor begrotingstekorten van de deelnemende landen is dus ingesteld. In verband met de Franse voorstellen, gedaan tijdens de Ecofin-raad van maandag 9 juni laatstleden, heeft de minister opgemerkt dat de nieuwe Franse regering gunstig staat ten overstaan van het proces dat in gang gezet is om tot de eenheidsmunt te komen en dat ze het Verdrag van Maastricht zal respecteren.

4. GEDACHTEWISSELING

De Franse delegatie heeft eraan herinnerd dat het stabiliteitspact, zoals het thans voorligt, zou moeten aangevuld worden met elementen die groei- en tewerkstellingsbevorderend zijn.

Ook in Duitsland zijn problemen gerezen in verband met de wijzen waarop voor dit jaar, het criterium van 3 % overheidstekort ten overstaan van het BNP moet bereikt worden.

Het Europees parlement heeft er eveneens aan herinnerd dat het nog vóór de Top van Dublin, kritiek heeft geuit op het te automatisch en mechanisch karakter van de beschikkingen in het stabiliteitspact.

De Economische Unie mag zich niet beperken tot een louter monetaire unie, want deze is weinig passionant op zich.

De rol van de toekomstige Europese Centrale Bank en haar onafhankelijkheid ten aanzien van de politieke overheden, heeft eveneens aanleiding gegeven tot een aantal tussenkomsten.

Mevrouw A. Hermans heeft gesteld dat het respect voor de convergentiecriteria van Maastricht, waarvan de noodzaak niet in vraag kan gesteld worden, harde gevolgen heeft voor de bevolking. Het probleem van groei en tewerkstelling geldt voor alle Lid-staten.

Het is overigens hoog tijd een meer voluntaristisch beleid te voeren op het vlak van de werkgelegenheid. Men mag niet langer genoegdoening vinden in verklaringen of resoluties.

Tenslotte is het heel belangrijk de burger correct te informeren over de voordelen van de eenheidsmunt.

De heer Zalm heeft erop aangedrongen zo spoedig mogelijk het stabiliteitspact te ondertekenen om te vermijden dat er onzekerheid zou ontstaan over de kwaliteit van de Euro en het vervolg van de EMU. Hij heeft eveneens opgemerkt dat het probleem van de tewerkstelling in de eerste plaats moet geregeld worden op het niveau van de Lid-Staten. Het is een illusie te geloven dat dit probleem op Europees niveau kan opgelost worden.

Europa meer competitief maken en economisch versterken is volgens hem het belangrijkste objectief. Het is niet door « deficit spending » dat men werkgelegenheid creëert, aldus de heer Zalm.

B. Gedachtenwisseling over openheid, transparantie en de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie

Na een korte gedachtenwisseling hebben de delegaties een akkoord bereikt over onderstaande tekst. Deze heeft tot doel de aandacht te trekken van de Intergouvernementele Conferentie op het belang van de transparantie van het Europees besluitvormingsproces.


« De COSAC, op haar vergadering in Den Haag op 9 en 10 juni 1997.

Overwegende :

- dat de kloof tussen Europa en zijn burgers kleiner moet worden;
- dat de democratische legitimiteit moet worden versterkt;
- dat de doorzichtigheid van het besluitvormingsproces in de Europese Unie moet worden verbeterd;

Is van mening :

- dat de voorgestelde wetgeving alsook de wetgevende besluiten van de Unie toegankelijk moeten zijn;
- dat wanneer de Raad als wetgevend orgaan optreedt, de stemuitslagen en -verklaringen alsook de verklaringen bij de processen-verbaal openbaar moeten worden gemaakt;
- dat een versterkte Verklaring 13, zoals beschreven door het besluit van de COSAC van oktober 1996 te Dublin en die bij de eindvoorstellen van het Nederlandse voorzitterschap van de IGC werd gevoegd, kracht van Verdrag zou moeten hebben;
- dat de termijn van zes weken waarin door die voorstellen is voorzien op alle wetgevende teksten van de Europese Commissie van toepassing zou moeten zijn. »

C. Varia

1. Mededelingen van het toekomstige Luxemburgse Voorzitterschap :

De komende COSAC zal plaatshebben te Luxemburg op donderdag 13 en vrijdag 14 november 1997. Er wordt eveneens een buitengewone vergadering voorgesteld samengesteld uit de Trojka en de Voorzitters van de Commissies gespecialiseerd in Europese aangelegenheden, op donderdag 17 juli 1997 (namiddag) en vrijdag 17 juli 1997 ('s morgens) met het oog op de evaluatie van de resultaten van de Top van Amsterdam.

2. Buitengewone deelneming aan de volgende cosac te Luxemburg van waarnemers van kandidaat-landen

Na een korte gedachtewisseling over de opportuniteit om waarnemers uit te nodigen van kandidaatlanden om deel te nemen aan de volgende COSAC te Luxemburg, terwijl de toetredingshandelingen met die landen nog niet begonnen zijn, is beslist dat het aan de Trojka is om deze zaak te beslechten en een lijst op te maken van betrokken landen.

3. Creatie van een internet-site voor de COSAC

De heer Genton, voorzitter van de Franse Senaatsdelegatie, heeft verslag uitgebracht over de vergadering van ambtenaren, georganiseerd in de Franse Senaat op maandag 26 mei 1997. Deze vergadering had op de agenda de eventuele creatie van een inernet-site voor de COSAC.

Spreker heeft de COSAC-afgevaardigden geïnformeerd over de oprichting van een technische werkgroep die zou belast worden met het formuleren van voorstellen terzake aan de COSAC te Luxemburg.

Dit voorstel is aanvaard door het merendeel van de delegaties.

Het Europees parlement heeft echter enkele reserves geuit ten aanzien van de aard van het project.


(*) Derde zitting van de 49e zittingsperiode.

(1 ) Samenstelling van het Adviescomité :
- in de Kamer van Volksvertegenwoordigers

Voorzitter : de heer Langendries.

A. - Kamer van Volksvertegenwoordigers : B. - Europees Parlement :
C.V.P. H. Eyskens et Mevr. Hermans. H. Chanterie, Mevr. Thyssen.
P.S. HH. Moriau, Delizée. Mevr. Dury, H. Desama.
V.L.D. HH. Desimpel et Versnick. Mevr. Neyts-Uyttebroeck.
S.P. H. Van der Maelen. H. Willockx.
P.R.L.-F.D.F. H. Clerfayt. H. Monfils.
P.S. C. H. Langendries. H. Herman.
Agalev/ Ecolo Mevr. Aelvoet.
Vl. Blok. H. Lowie. H. Vanhecke.

- in de Senaat

Voorzitter : de heer R. Urbain.

A. - Leden van het Comité :
C.V. P. Mevr. de Bethune en H. Staes.
P. S. Mevr. Lizin en H. Urbain.
V.L. D. Mevr. Nelis-Van Liedekerke en H. Vautmans.
S. P. H. Hostekint.
P.R. L.-F.D. F. H. Hatry.
P.S. C. H. Nothomb.
Vl. Blok H. Ceder.