5-143 | 5-143 |
M. le président. - M. Koen Geens, ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, répondra.
De heer Bart Laeremans (VB). - Op 25 februari werd in het Koninklijk Museum van het leger en de krijgsgeschiedenis Expo 14-18. Dit is onze geschiedenis geopend. De minister van Landsverdediging verzorgde de opening en mede daarom stel ik mijn vraag aan hem.
Ik heb de tentoonstelling gisteren bezocht en er vastgesteld dat het Frans overal voorrang heeft, hoewel de meerderheid van de bevolking in ons land Nederlandstalig is. Maar nog meer aanstoot neem ik aan het feit dat in deze tentoonstelling, die de federale overheid financiert, de geschiedenis wordt herschreven en verdraaid.
De taalproblematiek in het leger en de onderdrukking van de Vlamingen aan het front waren een essentieel onderdeel van die geschiedenis. Het Belgisch leger was een Franstalig leger, met een grote meerderheid van Vlaamse soldaten in de voorste linies, die door Franstalige officieren in het Frans werden gecommandeerd en de dood ingejaagd.
Uit deze schrijnende discriminatie is de Frontbeweging voortgekomen, een grootschalige protest- en emancipatiebeweging, die nadien onder meer met de IJzerbedevaarten en de Frontpartij de basis legde voor de politieke Vlaamse Beweging en de strijd voor zelfbestuur. Dat is toch een fundamenteel, zelfs een bepalend gegeven in de geschiedenis van de voorbije eeuw.
Dat hele verhaal wordt echter doodgezwegen. Als er al sprake is van de Vlaamse Beweging, dan gebeurt dat in de negatieve context van het activisme, de toenmalige collaboratie. Nergens vernemen we iets over de repressie tegen Vlaamsgezinden aan het front of na de oorlog. Nergens krijgen we iets te lezen over de wandaden van het Belgische leger. Over de opdracht om talloze grafzerken te vernietigen, te vergruizen omdat er AVV-VVK op stond in plaats van "Mort pour la Patrie". Er is nergens ruimte voor een volwassen terugblik, voor een klein mea culpa. De begrafenis van koning Albert, nochtans ná de oorlog, krijgt meer aandacht dan het lot van tienduizenden Vlaamse soldaten aan de IJzer.
Dat is niet onze geschiedenis. Dat is pure Belgische geschiedenisvervalsing, pure desinformatie voor de jonge, onwetende mensen die de tentoonstelling bezoeken.
De tentoonstelling is weliswaar geen initiatief van het ministerie van Defensie, maar het ministerie heeft er wel aan meegewerkt en het steunt de tentoonstelling. De organisatoren danken Defensie uitdrukkelijk daarvoor.
Welke maatregelen nam of neemt de minister om de ernstige tekortkomingen in Expo 14-18 spoedig weg te werken? Is de minister van oordeel dat de verantwoordelijken bij Defensie voldoende hebben toegezien op de volledigheid en de objectiviteit van de tentoonstelling?
De heer Koen Geens, minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken. - Ik lees het antwoord van minister De Crem.
De tentoonstelling Expo 14-18. Dit is onze geschiedenis is een initiatief van het Museum van Europa. Het project van de tentoonstelling werd aan verschillende beslissingsniveaus voorgesteld om een vorm van sponsoring te bekomen. Zowel de Waalse autoriteiten en de Federatie Wallonië-Brussel, de Brusselse Hoofdstedelijke autoriteiten, het Vlaamse als het federale niveau hebben na analyse door hun verschillende wetenschappelijke diensten of werkgroepen toegezegd om het project financieel te ondersteunen.
Vervolgens heeft het Museum van Europa een partner gezocht om de tentoonstelling concreet op te bouwen. Wegens de beschikbare ruimte, het wetenschappelijk niveau van de vorsers en de uitzonderlijke kwaliteit van de collecties van het Museum van het leger en de krijgsgeschiedenis is tussen beide musea een overeenkomst gesloten om de modaliteiten te bepalen om vorm te geven aan de tentoonstelling. Defensie heeft die conventie niet mee ondertekend.
Verschillende geschiedkundige autoriteiten hebben bijgedragen tot de organisatie van de tentoonstelling. Zo werd een selectie gemaakt van de projecten die al dan niet konden worden gesponsord en werden de respectieve wetenschappelijke comités van beide musea geconsulteerd. Finaal werd ook aan de Historische Pool van Defensie gevraagd om in te staan voor de opbouw van de tentoonstelling en de inhoud ervan mee te begeleiden.
Geen enkel museum in het land brengt een volledig overzicht van de Eerste Wereldoorlog. Hoe zou een expo dit dan kunnen? Het verhaal van de Eerste Wereldoorlog wordt hier verteld aan de hand van drie afgebakende verhaallijnen: de evoluerende verhoudingen tussen Wilhelm II en Albert I, de militaire transformatie van het Belgische leger tussen 1914 en 1918 en de Duitse bezetting. Dat impliceert meteen dat een dozijn andere verhalen minder aan bod komen, bijvoorbeeld de rol van de Britten, die op Vlaamse bodem meer dan een half miljoen verliezen leden, of het medische verhaal of het aspect bewapening of het leven in onbezet België.
De initiatiefnemers hebben voor deze drie hoofdthema's gekozen omdat ze ofwel in andere musea niet aan bod komen, ofwel eigen zijn aan het Legermuseum of omdat het opportuun is ze te brengen in Brussel als hoofdstad van de Duitse bezetting. Dat impliceert dus geenszins dat andere onderwerpen niet belangrijk zijn, wel integendeel, maar die verhalen worden respectievelijk verteld in het In Flanders' Fields Museum in Ieper en in het nieuwe Museum aan de IJzer, dat op 28 februari - morgen dus - de deuren opent.
Om de tentoonstelling voldoende wetenschappelijk te kunnen onderbouwen heeft het Museum van Europa een wetenschappelijk comité ingesteld en heeft de Historische Pool van Defensie mee het militaire gedeelte ontwikkeld. Vraagsteller verkondigt een aantal zaken die al decennialang achterhaald zijn en die historici vandaag zeker niet meer op die manier aanbrengen of duiden.
De heer Bart Laeremans (VB). - Een typisch tsjevenantwoord dat sterk doet denken aan Pontius Pilatus die zijn handen in onschuld waste: alles is de fout van anderen, in casu Europa. Minister De Crem laat het uitschijnen alsof Defensie er nauwelijks bij betrokken is. Zijn naam is haas. Dat is natuurlijk de waarheid echt geweld aan doen.
De minister van Landsverdediging heeft er wel veel mee te maken. In zijn hoedanigheid van minister van Landsverdediging heeft hij overigens de tentoonstelling als een pronkerige praalhans geopend en een toespraak gehouden die niet uitblonk in historische inhoud. Het is nogal gemakkelijk voor de minister van Landsverdediging om te zeggen dat hij niets met de negatieve kanten te maken heeft, terwijl hij wel van de partij is om in volle grandeur de honneurs waar te nemen! Bijzonder spijtig.
De minister betoogt dat bepaalde aspecten niet konden worden behandeld. De politieke aspecten van alle bewegingen die in de Eerste Wereldoorlog geworteld zijn, komen echter wel aan bod: het communisme, het pacifisme, het nationaalsocialisme, het fascisme. De Vlaamse Beweging, de Frontbeweging, wordt echter zorgvuldig doodgezwegen, omdat ze blijkbaar niet past in de Belgische context.
Honderd jaar na de Groote Oorlog vinden de Belgische staat en het Belgische Leger nog altijd niet de groothartigheid om de onvoorstelbare wantoestanden van destijds en de verdrukking van al wie toen Nederlands sprak, te betreuren of zelfs maar te benoemen. Het blijft een grote blinde vlek. Alle voorlichting daaromtrent wordt deskundig onder de mat geveegd. Het is het zoveelste bewijs van ongelooflijke Belgische kleinheid, waarvan de minister helaas een exponent is.