3-96

3-96

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 3 FÉVRIER 2005 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de M. Jan Steverlynck à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur «la tenue d'un registre par les ASBL et le dépôt d'une copie de celui-ci au greffe du tribunal de commerce» (nº 3-561)

Mme la présidente. - M. Christian Dupont, ministre de la Fonction publique, de l'Intégration sociale, de la Politique des grandes villes et de l'Égalité des chances, répondra au nom de Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre de la Justice.

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Artikel 10 van de wet van 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, zoals gewijzigd door de wet van 2 mei 2002, bepaalt: "Op de zetel van de vereniging wordt door de raad van bestuur een register van de leden gehouden. Dit register vermeldt de naam, voornamen en woonplaats van de leden of, ingeval het een rechtspersoon betreft, de naam, de rechtsvorm en het adres van de zetel. Bovendien moeten alle beslissingen betreffende de toetreding, uittreding of uitsluiting van leden door toedoen van de raad van bestuur in dat register worden ingeschreven binnen acht dagen nadat hij van de beslissing in kennis is gesteld."

Een kopie van dit register moet worden neergelegd ter griffie van de rechtbank van koophandel van het arrondissement waar de VZW haar zetel heeft. De griffies, die doorgaans zeer streng zijn bij de beoordeling en de aanvaarding van de dossiers, aanvaarden tot op heden een opsomming van het ledenbestand op een los blad, dit in navolging van de vroegere verplichting om jaarlijks een ledenlijst neer te leggen. Voor vele VZW's is het onduidelijk wat op dit gebied van hen wordt verwacht.

Dient elke VZW een bestendig register van leden bij te houden en een kopie hiervan neer te leggen, zoals het geval is bij een vennootschap en zoals de wet lijkt te bedoelen? Of volstaat hetgeen nu doorgaans gebeurt?

Indien een bestendig register van leden vereist wordt, is de VZW dan verplicht om de historiek van haar lidmaatschap na te gaan van bij haar oprichting? Of volstaat het integendeel dat de VZW, wanneer zij het register van de leden voor de eerste maal opmaakt, de leden van dat moment vermeldt? De VZW zou zich in het eerste geval kunnen baseren op de ledenlijst die ze jaar na jaar diende neer te leggen, maar die in de praktijk door vele VZW's helemaal niet werd neergelegd. Hoe zullen de griffies in de praktijk de gewenste neerlegging van de registers opvolgen? Zal de minister stappen ondernemen om de VZW's hierover in te lichten? Zo ja, op welke wijze en binnen welke termijn?

De heer Christian Dupont, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. - Minister Onkelinx bevestigt dat krachtens artikel 10 van de wet van 27 juni 1921, een register van de leden op de zetel van de vereniging moet worden bijgehouden. Bovendien bepaalt artikel 26novies van dezelfde wet dat het dossier dat voor iedere Belgische vereniging zonder winstoogmerk op de griffie van de rechtbank van koophandel wordt gehouden, een kopie van het register van de leden bevat. Deze verplichting geldt niet voor de buitenlandse verenigingen die in België een centrum van werkzaamheden oprichten.

VZW's die reeds bestonden op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet van 2 mei 2002 op 1 juli 2003, dienen zich uiterlijk op 31 december 2005 te voegen naar de nieuwe bepalingen van de wet. Reeds onder toepassing van het oude artikel 10 van de wet van 1921 dienden de VZW's een ledenlijst neer te leggen op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg. Dat sommige verenigingen de bepaling van de oude wet niet naleefden, mag uiteraard geen invloed hebben op de naleving van de nieuwe bepalingen. Er dient bijgevolg een ledenlijst te worden neergelegd, ook al bestond een dergelijke lijst voordien niet. Het nagaan van de historiek is hiervoor niet nodig.

De controles van de griffies vooraf zijn van formele aard. Documenten die het voorwerp moeten zijn van een neerlegging zijn echter slechts tegenstelbaar aan derden vanaf de datum van neerlegging overeenkomstig artikel 26novies, §3, van de wet van 27 juni 1921. In geval deze verplichting niet wordt nageleefd kan een VZW die de wet overtreedt eventueel a posteriori, na controles van het openbaar ministerie of na klachten van derden, gerechtelijk ontbonden worden op grond van artikel 18 van de wet.

Aangezien het hoofdzakelijk om een verplichting gaat die al sinds 1921 bestaat, ben ik er niet van overtuigd dat een bijzondere informatiecampagne rond dit thema moet worden gevoerd. De FOD Justitie heeft bovendien een brochure verspreid met basisinformatie over dit specifieke punt van de VZW-wetgeving in een duidelijke en voor iedereen toegankelijke taal.

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Ik kreeg van personen van het terrein de vraag of het bestendig register en de kopie van het bestendig register overeenkomen als de gewone ledenlijst. Uit het antwoord blijkt nu dat de VZW's geen historiek moeten aanleggen. Dat is een belangrijke verduidelijking. Ook had de minister het duidelijk over een ledenlijst en net als in het verleden zou die volstaan. Wel moet op de zetel van de VZW blijkbaar een register worden aangelegd. Een campagne lijkt mij na deze verduidelijkingen niet nodig te zijn.