Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 1-78

ZITTING 1997-1998

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken

Vraag nr. 1024 van mevrouw Dua d.d. 30 april 1998 (N.) :
Artikelen 61, 62 en 63 van het Veldwetboek. ­ Bevoegdheid van het Vast Comité van Toezicht op de Politiediensten.

Volgens artikel 3 van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten wordt onder « politiediensten » verstaan : « naast de gemeentepolitie, de gerechtelijke politie bij de parketten en de rijkswacht, de diensten die ressorteren onder openbare overheden en instellingen van openbaar nut, waarvan de leden met de hoedanigheid van agent of officier van gerechtelijke politie zijn bekleed. » Verder wordt gesteld dat de personen die individueel bevoegd zijn om strafbare feiten op te sporen en vast te stellen voor de toepassingen van deze wet met politiediensten worden gelijkgesteld.

Ik leid hieruit af dat ook de bijzondere wachters bedoeld in de artikelen 61, 62 en 63 van het Veldwetboek onder het toezicht van het Vast Comité van Toezicht op de Politiediensten vallen.

Is het mogelijk antwoord te krijgen op volgende vragen :

1. Deelt de geachte minister mijn mening dat de bijzondere wachters bedoeld in de artikelen 61, 62 en 63 van het Veldwetboek onder het toezicht van het Vast Comité van Toezicht op de Politiediensten vallen ?

2. Welk toezicht bestaat er (verder) op deze bijzondere wachters ?

Antwoord : 1. In antwoord op de eerste vraag kan ik het geachte lid meedelen dat de bijzondere wachters bedoeld in de artikelen 61 en volgende van het Veldwetboek inderdaad onder het toezicht vallen van het Vast Comité van Toezicht op de Politiediensten.

Zoals het geachte lid zelf, verwijs ik hiervoor naar artikel 3 van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten dat bepaalt dat voor de toepassing van deze wet onder politiediensten wordt verstaan : « naast de gemeentepolitie, de gerechtelijke politie bij de parketten en de rijkswacht, de diensten die ressorteren onder openbare overheden en instellingen van openbaar nut, waarvan de leden met de hoedanigheid van agent of officier van gerechtelijke politie zijn bekleed », evenals « de personen die individueel bevoegd zijn om strafbare feiten op te sporen en vast te stellen ».

De memorie van toelichting bij de wet verduidelijkt dat ook diensten met een territoriaal beperkte of met een zeer specifieke politionele opdracht beoogd worden.

Zoals blijkt uit de diverse artikelen die de bevoegdheden van de bijzondere wachters regelen, zowel uit het Veldwetboek (artikel 61 en volgende), als uit het Wetboek van strafvordering (onder andere de artikelen 9 en 16), zijn de bijzondere wachters officieren van gerechtelijke politie met beperkte bevoegdheid, en vallen derhalve onder de voormelde definitie van politiediensten.

2. Daarnaast staan de bijzondere wachters, als officier van gerechtelijke politie, onder toezicht van de procureur des Konings, onverminderd hun ondergeschiktheid aan hun meerderen in het bestuur, en dit overeenkomstig artikel 17 van het Wetboek van strafvordering.

Tenslotte dienen degenen die een bijzondere wachter aanstellen hem te doen erkennen door de provinciegouverneur, die eveneens akte neemt van de intrekking van de aanstelling (artikelen 61, respectievelijk 63 van het Veldwetboek).