1-23/1

1-23/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 1995

27 JUNI 1995


Wetsvoorstel tot uitwissing van veroordelingen voor bepaalde misdrijven tegen de uitwendige veiligheid van de Staat (1)

(Ingediend door de heer Anciaux c.s.)


TOELICHTING


Zich aansluitend bij het verzoek van Koning Boudewijn, besloot Koning Albert II op 1 februari 1994 zijn nieuwjaarstoespraak tot de overheden van het land, met de volgende woorden : « In het kader van de pacificatie tussen de gemeenschappen moeten maatregelen bestudeerd worden, die kunnen bijdragen tot de verzoening tussen alle burgers ».

Over deze koninklijke boodschap werden er in de Kamer van volksvertegenwoordigers op 10 februari 1994 verscheidene interpellaties gehouden. De standpunten van de meeste partijen schenen naar elkaar te groeien. Er bleek alleszins meer opening voor een reėel gesprek dan ooit te voren. Het was een hoopvol debat.

In dezelfde zin voor openheid en in het volle respect voor ieders mening, dient het onderhavige wetsvoorstel gelezen te worden.

Het kadert in het na te streven ideaal van vrede, rechtvaardigheid en verdraagzaamheid, het ideaal van « nooit meer oorlog ».


Inoverwegingneming

De jongste vijfendertig jaar werden er geregeld wetsvoorstellen ingediend met het oog op het verlenen van amnestie of herstel in eer en rechten voor veroordeelden van de repressie en epuratie. Slechts zelden werden ze in overweging genomen.

Het politiek klimaat lijkt vandaag enigszins opgeklaard. Zou het thans mogelijk zijn een gesprek te voeren over concrete maatregelen in deze delicate aangelegenheid ? Wij hopen het.

Wij willen er alleszins met aandrang voor pleiten. Wij geloven oprecht dat gezagsdragers de politieke wil kunnen opbrengen rustig met elkaar te praten over de gevolgen van feiten die een halve eeuw geleden gebeurd zijn. Zeker als niemand dit gesprek wil voeren vanuit het eigen « grote gelijk ».

In dit verband willen wij heel duidelijk zeggen dat we de emotionele reacties begrijpen van degenen die geleden hebben onder de gruwel van het nazi-regime. Dit zware en zelfs ondraaglijke leed ten gevolge van vervolgingen, folteringen en terreur tekent ongetwijfeld nog vele slachtoffers, hun familie en kinderen. Ook wij wensen dat de nieuwe generaties dit nooit zouden vergeten en de inzet van velen voor vrijheid en democratie in ere zullen blijven gedenken.

Evenzeer willen wij echter aandringen op begrip voor de landgenoten die enkel om politieke en intellectuele collaboratie zijn veroordeeld of uit hun rechten ontzet. De politieke collaboratie kende trouwens, omwille van de historische motieven van de Vlaamse Beweging, een ander verloop in Vlaanderen dan in Walloniė. Wij vragen tevens begrip voor de jonge mensen die, opgeroepen voor een godsdienstig ideaal, tegen het bolsjevisme ten strijde trokken. Geen van beide groepen waren misdadigers. Zij meenden hun volk te dienen. Uit eerlijke overtuiging. Hun onbaatzuchtige inzet was spijtig genoeg gebaseerd op valse beloften en verkeerde voorstellingen. Zij waren naļef. Hun verwachtingen werden ook niet ingelost. De vijand bleef ook hun vijand en heeft hen alleen maar bedrogen. De collaboratie ten gevolge van hun idealisme was een vergissing, een fout. Deze « collaborateurs » werden door de repressie en epuratie vaak onrechtmatig behandeld en te hard of onnodig gestraft. Ook in de repressieperiode na de oorlog zijn er fouten en vergissingen gebeurd. Het is voor de nieuwe generaties goed de geschiedenis van hun volk te kennen, inbegrepen de fouten en vergissingen, om er de lessen uit te trekken voor de toekomst.

Het is over deze veroordeelden van de repressie en deze getroffenen van de epuratie dat dit wetsvoorstel handelt. Het gaat dus niet om personen die zich schuldig hebben gemaakt aan verklikking, verraad of doodslag.

Met dit wetsvoorstel willen wij overigens de schuld niet wegnemen, evenmin de fouten of vergissingen goedpraten. Wij willen vergeven en wij weten dat vergeven geen vergeten is. We willen een gesprek over verzoening. Na een halve eeuw.

Amnestie of herstel in eer en rechten

Uit het debat in de Kamer op 10 februari 1994 bleek dat « amnestie » bij sommigen als onaanvaardbaar in de oren klinkt. « Eerherstel » zou minder erg zijn. Nog meer neutraal schijnt « het uitwissen van veroordelingen » te zijn.

We zijn zo vrij deze begrippen en interpretaties even te relativeren.

In het Nederlands schijnt het begrip « herstel in eer en rechten » immers verder te gaan dan « amnestie ». In principe heeft amnestie wel een terugwerkende kracht, maar een eventuele amnestiewet kan alle mogelijke modaliteiten omvatten, onder meer bepalen dat de gevolgen slechts voor de toekomst gelden en zelfs dat het alleen om een maatregel met een individueel karakter gaat. Juridisch houden de drie begrippen geen gradatie in en kan men met elk van de drie maatregelen zo ver gaan als men wil, wat de juridische gevolgen betreft.

Hoe dan ook, in het Belgisch recht bestaat er geen traditie van amnestie. Er bestaan slechts twee wetten, die van 19 januari 1929 en die van 11 juni 1937, waarbij amnestie werd verleend voor sommige tussen 4 augustus 1914 en 4 augustus 1919 gepleegde misdaden en wanbedrijven, maar waarbij bepaalde gevolgen van de veroordelingen behouden blijven. Dit gebrek aan traditie is het gevolg van het feit dat we niet, zoals Frankrijk, een aantal koloniale oorlogen hebben gekend.

Inderdaad in het Franse wetboek van strafrecht kan men vanaf 1940 verscheidene amnestiewetten vinden. De ruimste ervan is ongetwijfeld die van na de oorlog in Algerije. In verband met deze oorlog zijn immers alle feiten geamnestieerd. De Fransen gaan zo ver in hun beoordeling dat het begrip « misdaden tegen de mensheid » wel gebruikt wordt voor de Duitsers en eventueel wel geldt voor de Serviėrs, maar zeker niet voor de Fransen. Zelfs niet voor de Algerijnen in de Algerijnse oorlog. Daarnaast zijn er in de Franse wetgeving nog enkele tientallen kleine amnestiewetten, zowel in verband met repressie als met epuratie, ook met betrekking tot Indochina. In deze wetten vindt men heel wat varianten, van zuiver automatische amnestieverlening, over automatische toekenning na individuele aanvraag, tot individuele toekenning na aanvraag en gunstige beoordeling.

In het eerste artikel van de Franse wet van 6 augustus 1953 « portant amnistie » is volgende zin te lezen : « L'amnistie n'est pas une réhabilitation ». Waaruit blijkt dat de Fransen « amnestie » psychologisch neutraler achten dan « eerherstel ».


Individuele of algemene maatregelen

Tijdens het debat in de Kamer op 10 februari 1994 werd er zowel voor individuele als voor algemene maatregelen gepleit. We willen dit probleem nader onderzoeken.

Mogen we vooreerst wijzen op de omvang van de repressie en epuratie, die cijfermatig te lezen staat in het verslag dd. 14 november 1984, uitgebracht door de heer A. Bourgeois, namens de werkgroep van de Vlaamse Raad, die belast werd met het opmaken van een inventaris van de sociale en menselijke gevolgen voor de getroffenen van de repressie- en epuratiewetgeving.

Tussen 18 september 1944 en 31 december 1949 werder er 346 283 dossiers geopend door de militaire parketten. Buiten deze gevallen van « eigenlijke incivisme », werden er nog 58 784 dossiers geopend tegen personen die in Belgiė of in het buitenland vrijwillig voor de vijand hadden gewerkt. Daarnaast dienen er nog 43 093 dossiers van burgerlijke epuratie te worden vermeld, dit wil zeggen inschrijvingen op de lijsten van de krijgsauditeurs.

Samen betekent dit 448 160 verdachten van incivisme. Het totale aantal dient enerzijds verminderd te worden omdat er een aantal inschrijvingen op de epuratielijsten begrepen is in het aantal vrijwillige arbeiders en eigenlijke incivieken. Anderzijds staat het eveneens vast dat er nog vele personen wederrechtelijk geļnterneerd werden, vooral in de eerste maanden na de bevrijding, zonder enige vorm van proces en dus zonder dat er ooit enige veroordeling volgde.

Deze strafrechtelijke cijfers bevatten niet de gegevens over de gevolgen van de repressieveroordelingen en epuratie-inschrijvingen, waardoor zeer vele personen hun burgerrechten verloren en uitgesloten werden uit het genot van rechten voortvloeiend uit talrijke afzonderlijke wetten.

Het overgrote deel van de eigenlijke repressiedossiers werd zonder gevolg geklasseerd of buiten vervolging gesteld. Uiteindelijk werden er ongeveer 53 000 veroordelingen uitgesproken die volgens de strafmaat kunnen ingedeeld worden :

1. Doodstraf : ± 3 000;

2. Levenslange hechtenis : ± 2 000;

3. Van 15 tot 20 jaar : ± 3 000;

4. Van 10 tot 15 jaar : ± 3 000;

5. Van 5 tot 10 jaar : ± 10 000;

6. Gevangenisstraf van 3 tot 5 jaar : ± 8 000;

7. Minder dan 3 jaar : ± 22 500;

8. Andere straffen : ± 500.

Bij de beoordeling van deze cijfers op dit ogenblik moeten we beseffen dat niet alleen strafvorderingen inzake repressiemisdrijven verjaard zijn, maar tevens alle straffen, zowel de criminele als de correctionele.

We moeten er tevens rekening mee houden dat er in dit wetsvoorstel geen maatregelen gevraagd worden voor de veroordeelden wegens verklikking, economische collaboratie of spionage, maar alleen voor de intellectuele of politieke collaboratie en voor de personen die op jonge leeftijd de oproep hebben beantwoord om het bolsjevisme te bestrijden. Welnu, het is nuttig te weten dat er slechts 15 575 personen vervolgd werden voor intellectuele of politieke collaboratie. Er werden sindsdien overigens duizenden individuele genadebesluiten getekend.

Bovendien willen we toch even blijven stilstaan bij de leeftijd die de eventueel nog overlevende gestraften vandaag bereikt hebben. Laat ons rekenen vanaf 1942, wanneer de oorlogsperiode halfweg is en de collaboratie met de vijand uitzichtloos werd. Wie op dat ogenblik de meerderjarige leeftijd van 21 jaar bereikt had, wordt, bij leven en welzijn, in 1994 73 jaar. Afgezien van de minderjarigen, betreft het hier de jongsten, dus zeker niet degenen die een leidende rol hebben gespeeld in de intellectuele en politieke collaboratie. Deze laatsten zullen wellicht minstens 30 jaar geweest zijn en hebben dus vandaag de gezegende ouderdom van 82 jaar of meer bereikt. Het aantal overlevenden zal bijgevolg niet erg groot meer zijn.

Tijdens het debat in de Kamer benadrukten sommigen dat alleen individuele kwijtscheldingen aanvaardbaar zijn. Maar heeft een genadebesluit op individuele aanvraag wel zin ? Gezien de verjaring heeft de individuele genadeverlening voor de uitvoering van de straffen geen praktische gevolgen meer. Ze kan alleen nog een nuttig effect hebben betreffende het herstel in burgerrechten en dus ook in verband met het herkrijgen van het genot van rechten die voortvloeien uit bijzondere wetten. Maar zelfs dat effect is twijfelachtig omdat er in deze wetten meestel geen herziening voorzien is en de termijnen voor eventuele aanvraag ervan niet meer open zijn. De ervaring heeft ons geleerd dat individuele maatregelen de sociale gevolgen van de repressie en van de epuratie, die onrechtmatig blijven wegen op de kinderen en kleinkinderen, niet wegnemen. En zij vooral vormen de doelgroep die de indieners voor ogen hebben.

Maar er is meer. Verzoening en pacificatie betekenen natuurlijk meer dan materiėle noden lenigen. Zij hebben vooral te maken met een algemeen klimaat van samenhorigheid. Zij zijn de resultaten van een humanistisch streven naar vrede en eensgezindheid. Zij zijn de psychologische kenmerken van een wil tot harmonieus met-elkaar-leven en bouwen aan een verdraagzame toekomst.

Om al deze materiėle en principiėle redenen zijn er algemene maatregelen nodig, indien we werkelijk willen tegemoetkomen aan het verzoek van de koningen Boudewijn en Albert II.


De toekomst

Deze algemene maatregelen wissen de schuld niet uit en de boete wordt enkel weggeveegd voor de toekomst.

Na een halve eeuw zijn de verhoudingen tussen de volkeren van Europa en de wereld totaal gewijzigd. De Europese Politieke Unie (E.P.U.) is volop in wording en de wereld is meer en meer ons dorp. De vijanden van vroeger zijn onze sterkste bondgenoten. De tegengestelde machtsblokken van gisteren vloeien vandaag in elkaar over. Nieuwe uitdagingen stormen op ons af. De Europese solidariteit moet dringend gestalte krijgen. Ze is broodnodig om een wereldsolidariteit te bouwen als enig verweermiddel tegen de uitbuiting, verdrukking en ontzettende armoede van het overgrote deel van de mensheid. En gelijktijdig moeten alle mensen van goede wil die gehecht zijn aan de democratische vrijheden, die hunkeren naar vrede en rechtvaardigheid, nauw aaneensluiten om het verzet te bieden tegen het oprukkende geweld van uitsluiting en autoritaire onverdraagzaamheid.

Aan deze nationale en internationale opdracht moeten wij samen deelnemen. Ieder vanuit zijn culturele eigenheid !

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Art. 2

De bedoelde misdrijven zijn :

1) de misdrijven omschreven in artikel 113, tweede lid, van het Strafwetboek : « het wetens vervullen voor de vijand van taken van strijd, vervoer, arbeid of bewaking, die normaal op de vijandelijke legers of hun diensten rust ».

Hiermee wordt beoogd, zij die, opgeroepen voor een godsdienstig ideaal, tegen het bolsjevisme ten strijde trokken;

2) de misdrijven omschreven in artikel 118bis : intellectuele en politieke collaboratie.

Nadruk dient te worden gelegd op het feit dat uitwissing van veroordeling niet kan worden verkregen voor veroordelingen tot criminele straffen, die een gevangenisstraf van twintig jaar te boven gaan.

Art. 3

De veroordeelden die niet onder toepassing van artikel 619bis van het Wetboek van Strafvordering vallen (zie artikel 2 van het beschikkend gedeelte), kunnen eerherstel bekomen op individuele aanvraag. De betrokkene dient zijn aanvraag niet te richten tot de procureur des Konings. De minister van Justitie kan het eerherstel verlenen.

Art. 4

Bedoelde maatregelen betreffen :

1) inzake verval van de Belgische nationaliteit : wijziging van de besluitwet van 6 mei 1944 en de wetten van 30 december 1953 en 3 december 1964 teneinde zowel de vervallenverklaarden zelf en, na hun overlijden, hun afstammelingen, alsook hun niet-Belgische echtgeno(o)t(e), de Belgische nationaliteit terug te geven.

Deze wijziging brengt met zich mee dat het verbod het land binnen te komen en er te verblijven wordt opgeheven.

2) inzake de administratieve epuratie : de algemene mogelijkheid te openen tot herziening van de administratieve tuchtstraffen.

Er dient op te worden gewezen dat de uitwissing van de veroordelingen, gesteld in het in te voegen artikel 619bis van het Wetboek van Strafvordering, voor de toekomst de rechten teruggeeft, bedoeld in artikel 123sexies van het Strafwetboek (burgerlijke en politieke rechten).

Deze maatregel maakt tevens het herstel mogelijk in burgerlijke en militaire pensioenen, vergoedingspensioenen en frontstreeprenten.

De uitgewiste veroordelingen mogen eveneens niet meer worden vermeld in getuigschriften van goed zedelijk gedrag, inlichtingenbulletins en uittreksels uit het strafregister.

Art. 5

Zowel de militaire strafgerechten als de burgerlijke rechtbanken kenden ten tijde van de repressiejaren vele vorderingen toe tot schadevergoeding tegenover de Belgische Staat. Dikwijls gebeurde dit vrijwel zonder onderzoek van de ontvankelijkheid en gegrondheid ervan.

In de loop der jaren hebben zowel rechtspraak als rechtsleer deze vorderingen ongegrond verklaard : de Belgische Staat bewees immers niet enige materiėle of morele schade te hebben geleden, andere dan diegene waarvoor het rechtsherstel op de aangewezen wijze, met name door de strafrechtelijke veroordeling van de betrokkene, kon geschieden.

Het gaat dan ook niet op dat degenen die het ongeluk hadden geconfronteerd te worden met een eis tot schadeloosstelling van de Belgische Staat, vooraleer de hierboven bedoelde afwijzende rechtspraak gevestigd was, te verplichten te betalen, terwijl degenen tegen wie een gelijkaardige vordering tot schadeloosstelling werd ingesteld, na de hierboven bedoelde afwijzende rechtspraak, aan elke veroordeling ontsnapten.

Bovendien blijkt dat er nog altijd dossiers uitgevoerd worden tegen nakomelingen en familieleden van de veroordeelde.

Enerzijds omwille van humanitaire redenen, ook tegenover de erfgenamen, anderzijds omwille van bovenvermelde rechtspraak en rechtsleer, die vanaf 1949 geoordeeld hebben dat in de meeste gevallen de vorderingen van de Staat tot het bekomen van patrimoniale en extra-patrimoniale schadevergoeding als ongegrond verworpen dienden te worden, stellen wij voor deze veroordelingen van rechtswege op te heffen.

Bert ANCIAUX.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Een artikel 619bis , luidend als volgt, wordt in het Wetboek van Strafvordering ingevoegd :

« Artikel 619 bis. ­ Veroordelingen tot correctionele gevangenisstraffen, tot criminele gevangenisstraffen van ten hoogste twintig jaar, tot het betalen van een geldboete en tot bijzondere verbeurdverklaring, opgelegd wegens misdrijven, bedoeld in de artikelen 113, tweede lid, en 118bis van het Strafwetboek, gepleegd in de periode van 9 mei 1940 tot 31 december 1945, worden uitgewist, onverminderd het herstel in eer en rechten dat de veroordeelde zou hebben bekomen bij toepassing van artikel 621 en volgende van dit Wetboek.

Met correctionele gevangenisstraffen en criminele gevangenisstraffen van ten hoogste twintig jaar, worden de gevangenisstraffen bedoeld zoals deze werden herleid bij genademaatregel. »

Art. 3

Een artikel 621bis , luidend als volgt, wordt in hetzelfde Wetboek ingevoegd :

« Artikel 621 bis. ­ Iedere veroordeelde tot straffen wegens misdrijven tegen de uitwendige veiligheid van de Staat, die niet kunnen worden uitgewist overeenkomstig artikel 619bis , wordt, in afwijking van artikel 622 en volgende van dit Wetboek, in eer en rechten hersteld door de minister van Justitie op aanvraag van de betrokkene. »

Art. 4

De vervallenverklaringen, ontzettingen, afzettingen, schorsingen en uitsluitingen, die het gevolg zijn van een veroordeling bedoeld in artikel 619bis van het Wetboek van Strafvordering, of opgelegd bij toepassing van de besluitwet van 6 mei 1944 op het verval van nationaliteit, het verlies en de opschorting van zekere rechten wegens in tijd van oorlog tegen de uitwendige veiligheid van de Staat bedreven misdrijf, de besluitwet van 19 september 1945 betreffende de epuratie inzake burgertrouw, en artikel 123sexies van het Strafwetboek, worden opgeheven.

Art. 5

De veroordelingen tot schadevergoeding tegenover de Belgische Staat, toegekend wegens misdrijven tegen de uitwendige veiligheid van de Staat gepleegd in de periode van 9 mei 1940 tot 31 december 1945, vervallen van rechtswege.

Bert ANCIAUX.
Jan LOONES.
Christiaan VANDENBROEKE.

(1) Dit wetsvoorstel werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers reeds ingediend op 8 maart 1994, onder het nummer 1350/1-93/94.