Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-9

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 23 oktober 2014

aan de minister van Defensie, belast met Ambtenaren-zaken

Statuut van de federale ambtenaren - Hervorming - Statutaire ambtenaren B1 - Beperkte promotiemogelijkheden

statuut van de ambtenaar
ambtenaar

Chronologie

23/10/2014Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 27/11/2014)
27/11/2014Antwoord

Vraag nr. 6-9 d.d. 23 oktober 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De geachte staatssecretaris bevoegd voor ambtenarenzaken heeft met de hervorming van het statuut van de federale ambtenaren een grote stap vooruit gezet op weg naar een modern openbaar ambtenarenapparaat. Men meldt mij echter een probleem voor statutaire ambtenaren in de graad B1 die hun stage aanvingen na 4 februari 2012 tot en met 31 december 2013. Er bestaat voor deze personen geen mogelijkheid om zich in te schrijven als stagiair in de gecertificeerde opleiding nodig om niveau B2 te behalen. Zij blijven dus altijd in weddeschaal B1 en moeten de administratieve loopbaan gedurende hun hele carrière volmaken. Zij gaan na verloop van tijd ook een lager inkomen hebben dan de nieuw aangeworven ambtenaren (vanaf 1 januari 2014) die een functie beoefenen in dezelfde graad met dezelfde anciënniteit. Betrokkenen kunnen evenmin de maximumgraad B3 behalen, terwijl een nieuw aangeworven ambtenaar die behaalt in negenentwintig jaar.

Het lijkt mij aangewezen om dit snel aan te pakken zodat ambtenaren niet gaan postuleren naar een andere betrekking in een (overheids)instelling waar de beperking inzake promotie niet bestaat.

Mijn concrete vragen :

1) Hoeveel personen zitten in deze categorie van B1-ambtenaren die niet kunnen opklimmen? Worden er nog stagiairs in andere niveaus (D-C-B) financieel benadeeld door de nieuwe federale loopbaan ?

2) Hoe kan deze ongelijke situatie rechtgetrokken worden en kan dit probleem met terugkerende kracht weggewerkt worden ?

Antwoord ontvangen op 27 november 2014 :

Het geachte lid gelieve hierna het antwoord te willen vinden op de door hem gestelde vragen.

In antwoord op zijn vraag wil ik het geachte lid de voornaamste principes van de nieuwe geldelijke loopbaan, zoals deze sedert 1 januari 2014 bestaat, uitleggen.

Voor de personeelsleden die sedert 1 januari 2014 zijn aangeworven, geldt het principe dat ze worden aangeworven in de 1eerste weddeschaal van hun graad, bijvoorbeeld de weddeschaal B1 voor een administratief deskundige. Vervolgens evolueren ze naar de hogere weddeschalen die aan deze graad zijn verbonden in functie van de vermeldingen die ze hebben behaald op hun evaluaties. Zo zal een administratief deskundige drie keer de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" moeten behalen om de weddeschaal B2 te krijgen. Als hij twee keer na elkaar de vermelding "uitzonderlijk" behaalt, zal zijn bevordering in weddeschaal vlugger verlopen. Hij zal op die manier een jaar winnen, omdat de evaluaties op jaarbasis plaatsvinden.

Voor alle personeelsleden die in dienst waren op 31 december 2013 nam mijn voorganger de beslissing om hen niet te integreren in de nieuwe weddeschalen. Al deze personeelsleden hebben dus op 1 januari 2014 hun oude weddeschaal, die uitdovend is, behouden. Deze personeelsleden kunnen niet meer evolueren naar een hogere weddeschaal van de nieuwe loopbaan. Mijn voorganger heeft uiteraard wel bepaald dat de wedde van deze personeelseden in hun graad hoger zal liggen dan de maximumwedde van de behouden weddeschaal. Hij heeft daartoe het "bonificatiemechanisme" geïntroduceerd. Een bonificatie komt overeen met een weddeverhoging en verkrijgt men in functie van de vermeldingen die men op de evaluaties krijgt. Een administratief deskundige die bijvoorbeeld in januari 2013 is aangeworven en bezoldigd wordt in de weddeschaal BA1 moet vanaf 2014 drie keer de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" behalen om de eerste bonificatie te krijgen. Als hij vanaf 2014 twee keer na elkaar de vermelding "uitzonderlijk" behaalt, zal hij zijn 1e bonificatie een jaar vroeger krijgen.

Bonificaties moeten met andere woorden worden gelijkgesteld met bevorderingen in weddeschaal. In totaal zal de ambtenaar bonificaties kunnen accumuleren tot hij de maximumwedde van de hoogste oude weddeschaal van zijn graad behaalt, een maximumbedrag dat overeenstemt met dat van de hoogste nieuwe weddeschaal van een bepaalde graad (in mijn voorbeeld de weddeschaal B5).

Het klopt dus niet wanneer men stelt dat de promotiemogelijkheden in de geldelijke loopbaan vanaf 1 januari 2014 beperkt werden, omdat deze ambtenaren via het bonificatiesysteem het equivalent zullen kunnen verkrijgen van de maximumwedde van de laatste weddeschaal van hun graad.

Ik geef echter toe dat dit overgangssysteem voor de geldelijke loopbaan zeer complex is, met name omdat deze nieuwe overgangsmaatregelen ook gecumuleerd worden met de oude regels m.b.t. de bevordering in weddeschaal. Deze blijven immers van toepassing en het is dus juist dat een personeelslid dat slaagt voor een gecertificeerde opleiding eveneens een laatste keer een bevordering in weddeschaal zal kunnen krijgen in de oude hogere weddeschaal.

Dat betekent ook dat de ambtenaren die tussen februari 2012 en december 2013 werden aangeworven, te weten in totaal 4 212 personeelsleden, inderdaad deze bevordering in weddeschaal in de oude hogere weddeschaal niet zullen kunnen genieten omdat ze zich niet hebben kunnen inschrijven voor een gecertificeerde opleiding. Zoals ik u hierboven heb uitgelegd, zal dat echter geen impact hebben op het overgangssysteem voor de geldelijke loopbaan, omdat deze ambtenaren toch het equivalent van de maximumwedde van de laatste weddeschaal van hun graad zullen kunnen behalen via het bonificatiesysteem.

Tot slot deel ik u mee dat ik dit dossier zal meenemen in de discussie over de codificatie en de vereenvoudiging van het statuut zoals vermeld in het regeerakkoord.