Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-841

van Lode Vereeck (Open Vld) d.d. 25 februari 2016

aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel

Opzoekingscentrum voor de wegenbouw (OCW) - Wegenis en riolering - Ondersteuning van de lokale besturen - Activiteitenverslagen - Middelen voor onderzoeken inzake riolering - Overleg met de gewestelijk overheden

verslag over de werkzaamheden
regionale overheid
wegenbouw
wegennet
Wegenfonds
afvalwater

Chronologie

25/2/2016Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 31/3/2016)
23/5/2016Rappel
27/6/2016Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-831
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-832
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-833

Vraag nr. 6-841 d.d. 25 februari 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Bij koninklijk besluit van 5 mei 1952 werd, op verzoek van het Verbond der Belgische Aannemers van wegeniswerken en in samenspraak met de wegbeherende overheden, onder de bescherming van het toenmalig ministerie van Economische Zaken het Opzoekingscentrum voor de wegenbouw opgericht (OCW). Het OCW heeft thans als private researchinstelling van openbaar nut de taak om door onderzoek, ontwikkeling en kennisoverdracht de technische vooruitgang in de wegenbouw te bevorderen. In deze context werkt het Centrum nauw samen met alle spelers in de Belgische wegenbouw.

Krachtens de besluitwet van 1947 en het koninklijk besluit van 1952 moet iedere Belgische of buitenlandse aannemer het Centrum een bijdrage van 0,8 % betalen, berekend op het totale bedrag van de werken (wegenis en regenwaterafvoer/riolen) die hij op Belgische bodem heeft uitgevoerd. Het maakt daarbij niet uit of deze werken bij openbare of beperkte aanbestedingen dan wel bij onderhands gesloten contracten zijn gegund.

Vanuit de lokale besturen klinken geluiden dat er vanuit het OCW te weinig aandacht uitgaat naar de vraagstukken van de lokale besturen op het vlak van riolering. De output van het OCW zou zich vooral focussen op wegenbouwkunde en slechts in kleine(re) mate op het rioleringsgebeuren. Nochtans zou het onderzoekswerk door het OCW in dit laatste domein voor de lokale besturen van nut kunnen zijn in het nakomen van hun verplichting inzake zuivere waterlopen tegen 2027.

Het OCW is bij zijn onderzoekswerk vooral gefocust op de bovenbouw. Behoudens het onderzoek inzake de visuele inspectie en gerelateerde onderzoekstechnieken is de inbreng van het OCW op het vlak van de rioleringssector beperkt. De financiële middelen waarover het OCW beschikt, zijn evenwel gedeeltelijk afkomstig van uitgevoerde wegeniswerken, die in de praktijk voor meer dan 50 % uit rioleringswerken bestaan. Uit het meest recente jaarverslag (2010) dat op de website van het OCW beschikbaar is, blijkt dat meer dan 7 miljoen euro inkomsten van het OCW afkomstig zijn van de bijdragen van de aannemers. Een ruwe schatting leidt tot de vaststelling dat iets meer dan 3 miljoen euro afkomstig zijn van uitgevoerde rioleringswerken.

Het transversale karakter van onderhavige vraag heeft te maken met de kernactiviteiten van het Opzoekingscentrum voor de wegenbouw (OCW). Als onafhankelijk onderzoekscentrum voert het OCW onder andere onderzoek uit ten behoeve van wegbeherende overheden alsook dienstbetoon aan de bevoegde nationale, gewestelijke en plaatselijke overheid. Daarenboven genieten tal van onderzoeks- en bijstandsprojecten van het OCW steun van regionale, federale en Europese overheden en instellingen die innovatie aanmoedigen.

Ik heb volgende vragen voor de geachte minister :

1) Kunt u de activiteitenverslagen van het Opzoekingscentrum voor de wegenbouw van 2011, 2012, 2013, 2014 en, indien mogelijk, 2015 ter beschikking stellen en / of meedelen waar deze verslagen beschikbaar zijn en kunnen worden geraadpleegd ?

2) De lokale besturen geven samen met de rioolbeheerders aan dat er thans een grote nood is aan onderzoek, studie en opleiding van medewerkers op het vlak van riolering.

Acht u het opportuun dat de middelen van het OCW, die afkomstig zijn uit de bijdragen van wegeniswerken, in casu rioleringswerken, ook effectief besteed worden aan het uitvoeren van onderzoek door het OCW inzake riolering ?

a) Zo ja, welke opportuniteiten ziet u thans om de bijdragen (0,8 % van de uitgevoerde werken) van de ressorterende aannemers efficiënter aan te wenden, om zodoende tegemoet te komen aan de noden van de rioleringssector ? Zult u hieromtrent overleg plegen met de vertegenwoordigers van de gewestelijke overheden ?

b) Zo nee, waarom niet ?

3) Bent u bereid om in dit kader de besluitwet van 1947, enerzijds, en van het koninklijk besluit van 1952, anderzijds, te herbekijken ? Welke actie(s) zult u dienaangaande nemen ?

Antwoord ontvangen op 27 juni 2016 :

In antwoord op de gestelde vragen heb ik de eer het geachte lid het volgende mee te delen.

1) Het Opzoekingscentrum voor de wegenbouw (OCW) heeft sinds 2011 geen jaarverslagen meer gepubliceerd. De directie van het OCW was immers van oordeel dat dit jaarverslag overlapte met het jaarlijkse activiteitenprogramma.

Dit activiteitenprogramma is samengesteld uit enerzijds, de besluiten van alle technische comités van het OCW, welke de overlegorganen vormen met de specialisten van elke sub-sector en anderzijds, de besluiten van het programmacomité dat verantwoordelijk is om op een evenwichtige manier rekening te houden met de prioriteiten van de aannemers en van de overheden. Dit programma wordt jaarlijks goedgekeurd door de statutaire organen van het OCW, namelijk het bestendig comité en de algemene raad, welke de respectievelijke equivalenten zijn van de raad van bestuur en van de algemene vergadering van een vereniging zonder winstoogmerk.

Ik heb mijn administratie gevraagd om een exemplaar van de desbetreffende activiteitenprogramma’s aan het geachte lid over te maken.

Bovendien zullen mijn vertegenwoordigers in de beheersorganen van het OCW de herinvoering van het jaarverslag vanaf 2016 vragen.

2) Het OCW acht het eveneens opportuun om onderzoeken inzake riolering uit te voeren. Het OCW voert trouwens regelmatig overleg met de betrokken actoren in dit verband.

Algemeen had de wetgever besloten om de lidbedrijven van de collectieve onderzoekscentra zelf hun onderzoeksprioriteiten te laten bepalen, teneinde zo doeltreffend mogelijk te beantwoorden aan de werkelijke behoeften van de betrokken sectoren.

Bovendien zijn regionale overheden reeds vertegenwoordigd binnen de bestuursorganen van deze centra. Er wordt ook overleg georganiseerd met lokale overheden.

3) De oprichting van het Opzoekingscentrum voor de wegenbouw (OCW) is een privé-initiatief van de wegenbouwsector. De bijdragen aan het OCW worden door de wegenbouwaannemers betaald. De berekeningswijze van deze bijdragen houdt rekening met het bedrag van zowel hun private als publiek werkzaamheden.

Op grond van wat vooraf gaat, moeten de bepalingen van de besluitwet van 30 januari 1947 die de beginselen vaststelt waarop de collectieve centra worden opgericht en werken en de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 mei 1952 op basis waarvan het OCW werd opgericht, niet worden aangepast.