Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-826

van Olga Zrihen (PS) d.d. 5 februari 2016

aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de Minister van Financiën

Kinderarmoede - Migrantenkinderen - Opvang - Coördinatie met de deelgebieden

kind
migrantenkind
rechten van het kind
armoede
opvolging informatieverslag

Chronologie

5/2/2016Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 10/3/2016)
9/3/2016Antwoord

Vraag nr. 6-826 d.d. 5 februari 2016 : (Vraag gesteld in het Frans)

In het gevoelige dossier van de strijd tegen kinderarmoede werden we bijzonder getroffen door de situatie van de migrantenkinderen.

Deze kinderen die met hun gezin migreren, hebben hoofdzakelijk in het Maximiliaanpark gewoond.

Bij de behandeling van dat dossier hebben alle bevoegdheidsniveaus elkaar de verantwoordelijkheid toegeschoven en deze kinderen werden duidelijk niet opgevangen.

De administratieve status van de ouders mag in geen geval bepalen of een kind al dan niet een waardig leven kan leiden..

De délégué général aux Droits de l’enfant van de Federatie Wallonië-Brussel, heeft in juni 2015 in de Commissie Transversale aangelegenheden - Gemeenschapsbevoegdheden van de Senaat opgemerkt dat volgens hem geen enkel artikel van het Verdrag inzake de rechten van het kind de armoedetoets doorstaat.

De toepassing van het Verdrag hangt af van de sociaaleconomische omstandigheden van de landen. Het recht op gezondheid, bijvoorbeeld, wordt in ons land beter nageleefd dan in sommige andere landen in de wereld.

Als de rechten op het vlak van toegang tot de gezondheidszorg van sommige kinderen, zoals degenen die in deze schriftelijke vraag worden bedoeld, niet worden nageleefd, kunnen we veronderstellen dat het Verdrag willekeurig wordt toegepast en dat zulks ook zou gelden voor andere even fundamentele rechten.

Besteedt uw departement aandacht aan de situatie van deze migrantenkinderen? Wordt contact opgenomen met de deelgebieden om de inspanningen te coördineren en te voorkomen dat de verschillende bevoegdheidsniveaus elkaar de verantwoordelijkheid voor het dossier toeschuiven?

Antwoord ontvangen op 9 maart 2016 :

Ik ben mij ten zeerste bewust van deze problematiek. Kinderen met een migratie-achtergrond worden geconfronteerd met een verhoogd risico op armoede. De multidimensionaliteit van kinderarmoede zorgt er inderdaad voor dat haar bestrijding alle bevoegdheden en beleidsdomeinen doorkruist en een geïntegreerde aanpak vereist.

Als staatssecretaris voor Armoedebestrijding wil ik daarom sterk inzetten op een nationaal kinderarmoedebestrijdingsplan.

Eind 2015 nodigde mijn administratie, de programmatorische overheidsdienst (POD) Maatschappelijke Integratie, de bevoegde administraties van de gefedereerde entiteiten uit voor een startvergadering voor de opmaak van het tweede nationaal kinderarmoedebestrijdingsplan. Deze administratieve werkgroep werkt in een gezamenlijk gedragen werkwijze aan een voorstel van tweede nationaal kinderarmoedebestrijdingsplan.

Het actieplan zal aandacht hebben voor specifieke kwetsbare groepen. Deze aandacht zal zich in een overkoepelde drie pijleraanpak (in opvolging van de Europese aanbeveling « investeren in kinderen ») plaatsen. Verschillende bronnen – waaronder het informatieverslag van de Senaat betreffende de noodzakelijke samenwerking tussen de federale overheid, de Gemeenschappen en de Gewesten inzake de gezamenlijke aanpak van de strijd tegen kinderarmoede (cf. stuk Senaat nr. 6-162/2) – worden heden door de administratieve werkgroep geanalyseerd in functie van de opmaak van het actieplan.