Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-735

van Ann Brusseel (Open Vld) d.d. 15 oktober 2015

aan de minister van Justitie

Actieplatform van de Vierde VN-Wereldvrouwenconferentie van Peking - Opvolging van de toepassing - Seksueel geweld - Strafmaat - Straftoemetingsrichtlijnen

conferentie VN
seksueel geweld
gerechtelijke vervolging
strafsanctie
opvolging informatieverslag

Chronologie

15/10/2015Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 19/11/2015)
24/12/2015Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-736

Vraag nr. 6-735 d.d. 15 oktober 2015 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het aantal geregistreerde verkrachtingen bedraagt in ons land ongeveer 3000 per jaar. Dat zijn er acht per dag. Toch lopen weinig verkrachters van meerderjarige personen een veroordeling op en komt slechts 1 op de 100 in de gevangenis terecht. De Belgische veroordelingscijfers liggen lager dan het EU-gemiddelde, aldus een recente studie van de Vrouwenraad.

Professor Liesbeth Stevens getuigde in een recente reportage dat ook de gemiddelde strafmaat inzake seksueel geweld veel lager ligt dat de theoretische strafmaat, die op vijf jaar effectief ligt. Dit wordt bevestigd door de Vrouwenraad, die het als volgt formuleert: "In geval van veroordeling kan het met de strafmaat alle kanten uit. Er zijn geen concrete richtlijnen.".

In tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederland zijn er geen concrete straftoemetingsrichtlijnen.

Deze vraag betreft gelijke Kansen en is aldus een bevoegdheid van de Senaat conform artikel 79 van het reglement. Het betreft tevens een transversale aangelegenheid (Gemeenschappen). De vragen komen voort uit de beleidsaanbevelingen opgenomen in het unaniem goedgekeurde informatieverslag betreffende de opvolging van de toepassing van het Actieplatform van de Vierde VN Wereldvrouwenconferentie van Peking (stuk nr. 6-97).

Ik verwijs tevens naar het federale regeerakkoord waarbij expliciet wordt aangegeven dat extra inspanningen zullen worden geleverd inzake de strijd tegen verkrachtingen.

Graag zou ik volgende vragen willen stellen:

1. Hoe reageert u op de vaststelling vanwege professor Stevens en de Vrouwenraad dat de gemiddelde strafmaat voor seksueel geweld in ons land laag is? Kunt u aangeven hoeveel deze bedraagt? Is er sprake van een tendens en kunt u uw reactie inhoudelijk toelichten?

2. Kunt u voor de jongste drie jaar aangeven wat de gemiddelde strafmaat is en dit per misdrijf waarvoor de maximale straf (zonder verzwarende omstandigheden) vijf jaar gevangenisstraf is? Ik had met andere woorden graag vernomen of andere misdrijven dan seksueel geweld, waarop een theoretische gelijkaardige strafmaat staat, een gelijkaardige gemiddelde strafmaat kennen als seksueel geweld.

3. Kunt u de gemiddelde strafmaat voor seksueel geweld vergelijken met onze buurlanden en kunt u deze cijfers uitvoerig toelichten en aangeven of deze bij onze buurlanden hoger of lager liggen? Hoe reageert u op deze vergelijking en scoort ons land goed wat betreft de strafmaat ten aanzien van seksueel geweld?

4. Bent u bereid al of niet samen met het College van procureurs-generaal concrete straftoemetingsrichtlijnen uit te vaardigen wat betreft de strafmaat voor seksueel geweld en dit met het oog op een betere handhaving? Kunt u de inhoud en de timing concreet toelichten?

5. Bent u voorstander van de oprichting van een strafmaatdatabank met een ruime input van gegevens: bewezen feit, strafmaat, motivering en vergoeding? Dit zou dienen om te veel ongelijkheid in de gerechtelijke uitspraken te vermijden. Kunt u uw standpunt uitvoerig toelichten en aangeven of u deze strafmaatdatabank gaat oprichten en kunt u de timing toelichten?

Antwoord ontvangen op 24 december 2015 :

1) tot 3) De theoretische strafmaat voor het basismisdrijf verkrachting, zijnde een daad van penetratie van welke aard ook met welk middel ook gepleegd op een persoon die daar niet in toestemt, bedraagt minimum vijf tot maximum tien jaar opsluiting. Het is dus naar Belgisch strafrecht te kwalificeren als een misdaad. De theoretische straffen kunnen echter nog hoger gaan. Vindt er bijvoorbeeld een verkrachting plaats op een kind onder de tien jaar dan kan de straf tot dertig jaar opsluiting gaan. De leeftijd van het slachtoffer, de gevolgen die de verkrachting heeft, de manier waarop een verkrachting gepleegd is, de relatie tussen dader en slachtoffer, de hoedanigheid van de dader enz., zijn allemaal criteria waarmee de strafrechter rekening zal houden bij de bepaling van de op te leggen straf. Daarenboven worden soms ook verzachtende omstandigheden, eigen aan de zaak en de dader, in overweging genomen.

Verkrachting is een complex crimineel fenomeen, waarbij tal van factoren spelen die in de concrete omstandigheden van de zaak de strafrechter er zullen toe brengen te kiezen voor een bepaalde straf. Het is dan ook moeilijk om in het kader van een parlementaire vraag gefundeerde uitspraken te doen over de gemiddelde strafmaat die wordt opgelegd bij verkrachtingen. Elke verkrachtingszaak is daarenboven anders en de rechter oordeelt binnen de contouren van de strafwet in alle onafhankelijkheid en onpartijdigheid volgens de algemene grondslagen van het strafrecht en de fundamentele principes van de rechtstaat. Een gemiddelde strafmaat zal dan ook weinig zeggen over de aanpak van het fenomeen en de straftoemeting bij verkrachtingen in het bijzonder.

Daarenboven is dit statistisch gezien ook een bijzonder moeilijke oefening, aangezien de bron van de veroordelingsstatistieken het veroordelingsbericht is dat per persoon wordt opgesteld. De veroordelingsberichten worden door de griffies van de diverse rechtbanken opgesteld en naar de dienst Centraal Strafregister verzonden. Deze dienst voert de veroordelingsberichten in het centraal strafregister in. De huidige veroordelingsstatistieken tellen momenteel meerdere zaken. De teleenheid is enerzijds het aantal veroordeelden, geïnterneerden of personen die opschorting kregen. Anderzijds wordt ook het aantal veroordelingsberichten geteld per rechtsmacht en per rechtsgebied. Tot slot tellen ze ook het aantal veroordelingen, opschortingen en interneringen per type strafrechtelijke inbreuk. Hierbij is het belangrijk om weten dat een vonnis uitgesproken door een rechtbank en per individu opgenomen in een veroordelingsbulletin, betrekking kan hebben op meerdere strafrechtelijke inbreuken. Bovendien kan een individu meermaals per jaar veroordeeld worden en bijgevolg meerdere veroordelingsbulletins hebben per jaar. In een groot aantal gevallen is het dus zo dat binnen één vonnis of arrest de veroordeelde een straf heeft opgelopen wegens verschillende inbreuken op de strafwet, waaronder seksuele misdrijven. De uiteindelijk uitgesproken straffen hebben dan ook vaak op deze groep van inbreuken betrekking en er wordt uiteindelijk één straf uitgesproken, dit volgens de regels van de samenloop. Uit deze veroordelingsberichten is het dus statistisch gezien ook heel moeilijk om de straf voor één welbepaald misdrijf te isoleren, laat staan daar het gemiddelde van te trekken.

Een onderzoek naar de gemiddelde theoretische en reële strafmaten, alsook de vergelijking met de strafmaten op andere misdrijven, vergt bovendien een gedegen en langdurige studie van alle theoretische en reële strafmaten in het strafwetboek, alsook een vergelijking met de straftoemeting in het buitenland, hetgeen het bestek van een parlementaire vraag ver overstijgt. Kort gezegd kan er gesteld worden dat België qua theoretische strafmaat vrij gemiddeld scoort ten aanzien van haar buurlanden. Zo leidt verkrachting met de dood tot gevolg bijvoorbeeld in Nederland tot maximum achttien jaar gevangenisstraf, terwijl in België een straf tussen de twintig en de dertig jaar opsluiting mogelijk is.

4) tot 5) Het debat rond het al dan niet invoeren van straftoemetingsrichtlijnen is een moeilijke discussie die steeds opnieuw stuit op het principe van de onafhankelijkheid van de rechtsprekende magistraten. Het advies van het College van procureurs-generaal in deze is dat zij vasthouden aan het principe van de individualisering van straffen en dat zij er dus geen heil in zien om concrete straftoemetingsrichtlijnen uit te vaardigen.

Een straftoemetingsdatabank zou een interessant instrument kunnen zijn voor de ondersteuning in de straftoemeting, zoals dit uit Nederlands onderzoek ook blijkt. De invoering van een dergelijke databank moet echter goed overdacht worden en deze denkoefening dient daarenboven te kaderen in de grote hervorming van het straf- en het strafprocesrecht die momenteel samen met experten en de administratie van justitie wordt voorbereid en kan bijgevolg niet in het kader van een parlementaire vraag eenduidig beantwoord worden.

Wel dient de nadruk gelegd te worden op het feit dat Justitie een betrouwbare partner is in de tenuitvoerlegging van het Nationaal Actieplan Gendergerelateerd geweld 2015-2019. De doelstellingen in het kader van de strijd tegen seksueel geweld zullen hierbij als leidraad dienen voor de komende vier jaar. Er kan hiervoor ook verwezen worden naar het antwoord van de staatssecretaris voor Gelijke Kansen op schriftelijke vraag nr. 6-736. Een aanpassing van de wetgeving van het seksueel strafrecht zal daarbij evenwel bekeken worden in het kader van de meer globale hervorming van het strafrecht en strafprocesrecht, om fragmentarisch werk zoveel als mogelijk te vermijden.